Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 1996-1997 | 24778 nr. 196a |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 1996-1997 | 24778 nr. 196a |
Vastgesteld 8 april 1997
Het voorbereidend onderzoek gaf aanleiding tot het formuleren van de volgende opmerkingen en vragen.
De leden van de CDA-fractie hadden met belangstelling kennis genomen van de plannen van het kabinet terzake van de bestrijding van achterstanden in het onderwijs.
Over dit onderwerp zijn in de afgelopen 10 jaar regelmatig wetten aangenomen. Daarom vroegen deze leden wat de meerwaarde van het voorliggende wetsvoorstel is ten opzichte van eerdere wetten zoals het onderwijsvoorrangsbeleid, het onderwijsvoorrangsgebiedenbeleid, de G19 etc. Komt het onderhavige wetsvoorstel naast dan wel in de plaats van eerdere wetgeving ter zake? Kan de bewindsvrouwe een overzicht verschaffen van alle wetten en maatregelen die thans van toepassing zijn op kinderen met onderwijsachterstanden, inclusief de daarvoor beschikbare financiële middelen?
Is de indruk juist dat het bij dit wetsvoorstel gaat om een herverkaveling van reeds bestaande uitkeringen voor de bestrijding van onderwijsachterstanden?
Zijn er personeelsproblemen of uitbreiding van het aantal wachtgelders te verwachten door de herschikking van werkzaamheden en middelen?
Uit artikel VII, tweede lid, onderdeel d. en e. blijkt dat een aantal formatierekeneenheden van scholen na na 31 juli 1997 zullen toevallen aan de gemeente als onderdeel van de specifieke uitkering. Betekent dit dat scholen bij gewenste voortzetting van thans bestaand werk, daarvoor in de toekomst middelen zullen moeten aanvragen bij de gemeente?
De leden van de fractie van D66 zeiden positief te staan tegenover de doelstellingen van het onderhavige wetsvoorstel al zagen zij de uitvoering toch met enige zorg tegemoet. Veel zal ook afhangen van de bij- en nascholingsbudgetten voor leerkrachten. Tot nog toe waren het vooral de leerprocessen waarop de aandacht van de leerkrachten gericht was bij achterstanden. Thans echter gaat het om het hele hulpverleningsnetwerk rond de school waarin de leerkrachten minder thuis zijn. Ook eist verwijzing een aparte vaardigheid juist bij hulp op maat.
Hoe wordt nu die vaardigheid in de huidige opleiding geïntegreerd en hoe is de nascholing voor de huidige leerkrachten? Is daar geld voor? Ook vroegen deze leden zich af hoe de staatssecretaris aankijkt tegen de verlengde schooldag. Dit gaat immers temeer knellen nu straks verplicht onderwijs voor allochtone leerlingen in eigen taal en cultuur schooltijd in beslag gaat nemen.
Met veel belangstelling hadden de leden van de fracties van GPV, SGP en RPF kennis genomen van het wetsvoorstel dat de rol van de gemeenten in het onderwijsachterstandenbeleid sterk vergroot.
Na de behandeling in de Tweede Kamer hadden deze leden er behoefte aan nog enkele vragen te stellen.
Het wetsvoorstel geeft de gemeentebesturen de bevoegdheid zich bezig te houden met de wijze waarop scholen hun onderwijs inrichten. Zoals de Raad van State stelt is dit de eerste keer dat zo'n verticale decentralisatie van onderwijsbeleid gestalte krijgt.
Deze vorm van decentralisatie is door de regering uitvoerig gemotiveerd. Ook tijdens de Tweede-Kamerbehandeling van het wetsvoorstel is zorgvuldig bezien onder welke voorwaarden de rijksoverheid onderwijsbeleid aan gemeenten kan delegeren, getuige bij voorbeeld de amendementen die de eigen verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag van scholen nog onderstrepen (stuk nrs. 28 en 30), en ook de houding van de staatssecretaris ten opzichte van deze amendementen.
De uitkomst van het wetgevingsproces tot nu toe is een wetsvoorstel dat gemeenten bevoegd maakt te bepalen hoe scholen bepaalde middelen moeten inzetten, zij het dat over het plan dat de inzet van die middelen regelt, met de scholen serieus overleg is gevoerd en de gemeente zich niet bemoeit met de wijze waarop die inzet van middelen operationaliseert.
In de memorie van toelichting (stuk nr. 3) heeft de regering haar uitgangspunten uiteengezet voor een goede overheveling van bevoegdheden naar de gemeenten. Graag zouden de leden hier aan het woord vernemen hoe de regering het voorliggende wetsvoorstel nu beoordeelt in het licht van deze uitgangspunten. Daarbij zijn we in het bijzonder geïnteresseerd in de wijze waarop naar het oordeel van de regering de bevoegdheden van de gemeenten «inhoudelijk en procedureel zoveel mogelijk naar de hoofdzaak in de wettelijke regeling (zijn) vastgelegd» (memorie van toelichting blz. 9).
De keerzijde van de bovenstaande vraag is de vraag naar de wijze waarop de rijksoverheid in het kader van het voorliggende wetsvoorstel haar eigen verantwoordelijkheid voor het onderwijs kan waarmaken. Concreet zouden deze leden willen vragen of de regering zich voorstelt via het landelijk beleidskader (artikel 110a) inhoudelijk sturing te geven aan het onderwijsachterstandenbeleid.
Goed onderwijsachterstandenbeleid is niet gemakkelijk gebleken. Uit onderzoek is duidelijk geworden dat effectiviteit niet gemakkelijk is te bereiken. Voor een doelmatige inzet van middelen is tenminste deskundigheid en ervaring nodig. Hoe groot acht de regering het risico dat de door dit wetsvoorstel veroorzaakte veranderingen zullen leiden tot aantasting van de deskundigheid die nu beschikbaar is voor onderwijsvoorrangsbeleid?
Bij het onderwijsvoorrangsbeleid is, net als bij andere zaken waar de gemeenten rechtstreekse verantwoordelijkheden hebben ten opzichte van de scholen in hun gemeente, een goed samenspel tussen gemeenten en onderwijsveld noodzakelijk. Dit is voor de gemeenten een opgave, maar zeker ook voor de scholen die behalve met de gemeente ook op een nieuwe manier met elkaar moeten samenwerken. Zou het geen goede zaak zijn als de staatssecretaris de scholen met informatie of zelfs advies zou helpen een goede configuratie te vormen, samen met elkaar en met de gemeente?
Samenstelling: Grol-Overling (CDA), Jaarsma (PvdA), voorzitter, Holdijk (SGP), Tuinstra (D66), Veling (GPV), Werner (CDA), Roscam Abbing-Bos (VVD), Schoondergang-Horikx (GL), Hofstede (CDA), De Jager (VVD), Dees (VVD) en Linthorst (PvdA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-19961997-24778-196a.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.