24 614
Wijziging van bepalingen van verschillende wetten in verband met de erkenning van de vrijheid van levensovertuiging als grondrecht

nr. 158a
VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BINNENLANDSE ZAKEN EN DE HOGE COLLEGES VAN STAAT1

Vastgesteld: 11 februari 1997

Het voorbereidend onderzoek gaf de leden van de fracties van SGP, GPV en de RPF aanleiding tot het formuleren van enkele vragen en opmerkingen.

Deze leden hadden met gemengde gevoelens van het wetsvoorstel kennis genomen. Zij betreurden het dat men er in dit wetsvoorstel van voornamelijk technische aard niet in is geslaagd een grotere helderheid en consistentie qua gebruikte begrippen te bereiken. Naast de grondwettelijke term «levensovertuiging» blijft de term «levensbeschouwing» (of afgeleiden daarvan) gehanteerd worden. Bovendien is – in de Monumentenwet 1988 – de term «genootschap op geestelijke grondslag» geïntroduceerd.

Deze leden vroegen, in aansluiting op laatstbedoelde opmerking, waarom in de brief van de minister van Binnenlandse Zaken d.d. 11 december 1996 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer het gebruik van bedoelde term niet is ontraden, nu deze term bij Wet van 15 november 1989 (Stb. 541) uit het Burgerlijk Wetboek (Boek 2) is verdwenen.

Kan overigens worden bevestigd dat aan bedoelde term (thans) geen enkele zelfstandige betekenis toekomt in rechtspersonenrechtelijke zin?

Vertrouwende dat bovenstaande vragen tijdig zullen worden beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over het onderhavige wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

Grewel

De griffier van de commissie,

Hordijk


XNoot
1

Samenstelling: Postma (CDA), Holdijk (SGP), Van Dijk (CDA), Staal (D66), Grewel (PvdA) (voorzitter), De Beer (VVD), Batenburg (AOV), Rensema (VVD), Schoondergang-Horikx (GL), Jurgens (PvdA), Hendriks, Bierman, Wiegel (VVD), De Wit (SP), Hirsch Ballin (CDA).

Naar boven