24 583 (R 1564)
Wijziging van de Belastingregeling voor het Koninkrijk in verband met maatregelen met het oog op het tegengaan van misbruik en oneigenlijk gebruik alsmede in verband met technische aanpassingen

nr. 26a
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 3 december 1996

De commissie voor Financiën1 ontving op 7 en 8 oktober 1996 brieven van de minister van Financiën van de Nederlandse Antillen. Deze brieven zijn op het centraal informatiepunt ter inzage gelegd onder de nrs. 118 334.1 en 118 334.2.

De commissie heeft op 5 november 1996 de staatssecretaris van Financiën gevraagd zijn reactie te geven op de brieven. Deze brief is als bijlage 1 afgedrukt.

De staatssecretaris heeft bij vertrouwelijke brief van 8 november 1996 zijn reactie gegeven op het gestelde in de brieven van de minister van Financiën van de Nederlandse Antillen. Deze brief is vertrouwelijk ter inzage gelegd op het centraal informatiepunt onder nummer 118 334.4a. Bij brief van 19 november 1996 heeft de staatssecretaris te kennen gegeven geen bezwaar te hebben tegen openbaarmaking van de bijlage van de brief van 8 november 1996. De brief van 19 november 1996 is als bijlage 2 afgedrukt. De bijlage bij de brief van de staatssecretaris van 8 november 1996 is als bijlage 3 afgedrukt.

De commissie heeft de eer van het gevoerde overleg als volgt verslag te doen.

De voorzitter van de commissie,

Boorsma

De griffier van de commissie,

Hordijk

BIJLAGE 1

's-Gravenhage, 5 november 1996

Geachte staatssecretaris,

De commissie Financiën ontving bijgevoegde brieven van de minister van Financiën van de Nederlandse Antillen inzake wetsvoorstel 24 583 (Wijziging van de Belastingregeling voor het Koninkrijk). De commissie zal gaarne, alvorens over te gaan tot vaststelling van een nader voorlopig verslag over het wetsvoorstel, Uw reactie ontvangen op deze brieven.

De griffier van de commissie,

M. Hordijk

BIJLAGE 2

Den Haag, 19 november 1996

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Bij brief van 12 november 19961 verzocht de griffier van uw Commissie mij om de vertrouwelijkheid van mijn brief, inclusief de bijlage, van 8 november jl. op te heffen.

Gelet op het feit dat het geen usance is om dergelijke correspondentie die betrekking heeft op een interne gedachtenwisseling tussen verdragspartners openbaar te maken, hecht ik aan de vertrouwelijkheid van mijn brief. Ik acht het in genen dele bezwaarlijk om de vertrouwelijkheid van de bijlage bij mijn brief, die een zuiver technisch karakter heeft, op te heffen.

De Minister van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

BIJLAGE 3

1. Het eerste punt betreft de opmerking dat noch in de tekst van de wet noch in het nader protocol van 9 januari 1996 ten aanzien van de zogenoemde 7.5% dividenden de voorwaarde zou zijn gesteld dat deze dividenden in de Nederlandse Antillen worden belast. Dit punt houdt mede verband met het feit dat vervreemdingswinsten op aandelen in de Nederlandse Antillen ingevolge de Antilliaanse wetgeving zijn vrijgesteld. Bij een herkwalificatie van vervreemdingswinsten tot dividend onder de BRK kan deze opbrengst in de Nederlandse Antillen op grond van de Antilliaanse wetgeving niet in de belastinggrondslag worden betrokken en wordt het geherkwalificeerde dividend dus niet belast. Zowel artikel 11, derde lid, eerste volzin (inzake de vermindering van Nederlandse dividendbelasting tot 7.5%) als artikel 11, derde lid, tweede volzin (inzake de vermindering van Nederlandse dividendbelasting tot 5%) wordt bij het voorstel van rijkswet gewijzigd. In beide onderdelen wordt opgenomen «onder nader te stellen voorwaarden ter verzekering van een juiste toepassing van dit artikel zowel naar doel als naar strekking». Doel van deze wijzigingen, zoals een en andermaal in de schriftelijke stukken aangegeven, is zeker te stellen dat zowel de 7.5% dividenden als de 5% dividenden in de Nederlandse Antillen of Aruba op adequate wijze in de belastingheffing worden betrokken. Zoals in het nader rapport is aangegeven, is dit ook van belang in de internationale context. In internationale gremia kan het Koninkrijk der Nederlanden na de voorgestelde wijziging aangeven dat dividendstromen in de landen van het Koninkrijk conform de nationale wet – kenbaar beleid ter uitvoering daarvan daaronder begrepen – in de belastingheffing worden betrokken. In de memorie van toelichting is de wijziging toegelicht door aan te geven dat over deze dividenden op de Nederlandse Antillen of Aruba conform wet en (kenbaar) uitvoeringsbeleid moet worden geheven. Zoals in de nota naar aanleiding van het verslag van de Staten van de Nederlandse Antillen reeds is aangegeven, moet het begrip «geheven» (als ook de term «belast» zoals gebruikt in de memorie van antwoord) zo worden uitgelegd dat de dividenden als zodanig daadwerkelijk in de belastingheffing worden betrokken. Indien er sprake is van nog te verrekenen reguliere verliezen (d.w.z. er is niet sprake van een situatie waarin op gekunstelde wijze verliezen zijn gekocht), zal er voor het geheel of een deel geen belasting verschuldigd zijn als gevolg van (horizontale of verticale) verliesverrekening. Dit laat echter onverlet dat de dividenden dan in de belastingheffing zijn betrokken. Deze uitleg is in overeenstemming met de terminologie die in de uitvoeringsvoorschriften wordt gehanteerd en met het nader protocol van 9 januari 1996. De in de memorie van antwoord gegeven toelichting op dit punt strookt daarom volledig met de in de voorgaande stukken gegeven toelichting waarmee de Nederlandse Antilliaanse regering aan het eind van de beraadslaging in de Tweede Kamer heeft ingestemd.

2. Het tweede punt van de heer Henriquez ziet op de verwarring die naar zijn mening zou kunnen ontstaan over de reikwijdte van het voorgestelde artikel 35b, vierde lid. Tijdens de plenaire behandeling in de Tweede Kamer der Staten-Generaal is uitgebreid ingegaan op de reikwijdte van deze bepaling. Aan het slot van de beraadslaging heeft de Gevolmachtigde Minister van de Nederlandse Antillen te Den Haag, de heer C. de Haseth, namens de regering van de Nederlandse Antillen voor zover hier van belang de volgende verklaring afgelegd:«De Staatssecretaris heeft zojuist een nadere toelichting gegeven op zijn interpretatie van een aantal punten.

Wij kunnen ons daarin vinden en ik dank de Staatssecretaris voor zijn duidelijke uitleg.» De desbetreffende passage in de memorie van antwoord sluit hierbij naadloos aan. Deze passage, mede geplaatst in de context van de toelichting gegeven tijdens de plenaire behandeling in de Tweede Kamer, kan op geen enkele wijze aanleiding geven tot misverstanden of onduidelijkheden. Mede gelet op de ingewikkeldheid van de materie is tijdens het overleg over de concept-memorie van antwoord richting de heer Henriquez aangegeven dat er geen aanleiding bestaat deze passage bij te stellen in de door hem gesuggereerde richting, omdat juist daardoor de duidelijkheid over de reikwijdte van de bepaling zou kunnen worden vertroebeld.

3. Het derde punt van de heer Henriquez ligt in het verlengde van zijn tweede punt en betreft opnieuw de reikwijdte van artikel 35b, vierde lid en meer in het bijzonder de vraag wanneer deze bepaling toepassing vindt bij de vervreemding van aandelen. In dit verband moge het volgende citaat uit de beraadslaging worden aangehaald: «Artikel 35b, vierde lid, huiselijk weergegeven, ziet op een Nederlandse vennootschap, bijvoorbeeld een besloten vennootschap, die geen onderneming drijft. Meestal zitten er dan beleggingen in.

In het kader van de fiscale emigratie naar de Antillen wordt deze vennootschap door de aandeelhouder naar de Antillen meegenomen. Er vindt dus een verhuizing plaats. Door deze verhuizing, die vaak bijna uitsluitend om fiscale redenen plaatsvindt verliest Nederland zijn fiscale claim op de dividendreserve. U moet zich een besloten vennootschap voorstellen waarvan de aandeelhouder, plus de BV, verhuizen naar de Antillen; volgens het Nederlandse belastingrecht rust er een claim op die besloten vennootschap.

Daarnaast rust er nog een claim van 20% op in het kader van het Nederlandse aanmerkelijk belang.» Het moge duidelijk zijn dat de conclusie die de heer Henriquez onder punt 3 trekt niet strookt met deze toelichting die namens de regering van de Nederlandse Antillen nogmaals nadrukkelijk is geaccordeerd in de woorden van de heer De Haseth.


XNoot
1

Samenstelling: Boorsma (CDA), (voorzitter), De Boer (GL), Van Dijk (CDA), Stevens (CDA), Schuyer (D66), Hilarides (VVD), Rensema (VVD), Van den Berg (SGP), Wöltgens (PvdA), Ter Veld (PvdA) en De Haze Winkelman (VVD).

XNoot
1

Deze brief is ter inzage gelegd op het Cen- traal Informatiepunt onder nummer 118334.4.

Naar boven