24 573
Vaststelling van bepalingen betreffende waterstaatswerken in beheer bij het Rijk (Wet beheer rijkswaterstaatswerken)

nr. 37
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET

8 oktober 1996

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben dat de behoefte aan wettelijke middelen ter bescherming van waterstaatswerken in beheer bij het Rijk en ter verzekering van het doelmatig en veilig gebruik van die werken, alsook de inzichten inzake hetgeen daaromtrent regeling dient te vinden bij wet, zodanig zijn gewijzigd, dat het gewenst is daarvoor een nieuwe wettelijke regeling vast te stellen;

Zo is het dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen worden verstaan onder waterstaatswerken: bij het Rijk in beheer zijnde wateren, waterkeringen en wegen alsmede, voor zover in beheer bij het Rijk, de daarin of daaraan gelegen kunstwerken en hetgeen verder naar hun aard daartoe behoort.

2. Onder wateren wordt mede verstaan de territoriale zee.

Artikel 2

Het is verboden zonder vergunning van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat gebruik te maken van een waterstaatswerk door anders dan waartoe het is bestemd:

a. daarin, daarop, daaronder of daarover werken te maken of te behouden;

b. daarin, daaronder of daarop vaste stoffen of voorwerpen te storten, te plaatsen of neer te leggen, of deze te laten staan of liggen.

Artikel 3

1. Weigering, wijziging of intrekking van een vergunning, alsmede toepassing van de artikelen 2, tweede lid, en 6 kan slechts geschieden ter bescherming van waterstaatswerken en ter verzekering van het doelmatig en veilig gebruik van die werken.

2. De in het eerste lid bedoelde besluiten kunnen mede strekken ter bescherming van aan de waterstaatswerken verbonden belangen van andere dan waterstaatkundige aard, doch enkel voor zover daarin niet is voorzien door bij of krachtens een andere wet gestelde bepalingen.

Artikel 4

Van de aanvrager kunnen, volgens bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels, rechten worden geheven voor het in behandeling nemen van aanvragen tot verlening of wijziging van een vergunning.

Artikel 5

1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de bij besluit van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat aangewezen ambtenaren.

2. Met de opsporing van de bij artikel 11 strafbaar gestelde feiten zijn, onverminderd artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast de ambtenaren, aangewezen bij besluit van Onze Ministers van Verkeer en Waterstaat en van Justitie. Deze ambtenaren zijn tevens belast met de opsporing van de feiten, strafbaar gesteld in de artikelen 179 tot en met 182 en 184 van het Wetboek van Strafrecht, voor zover deze feiten betrekking hebben op een bevel, vordering of handeling, gedaan of ondernomen door henzelf.

3. Van een besluit als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

Artikel 6

Onze Minister van Verkeer en Waterstaat kan de toegang tot een waterstaatswerk geheel of gedeeltelijk verbieden of beperken door een daartoe strekkende bekendmaking, geplaatst bij het betrokken waterstaatswerk. De voorgaande volzin is niet van toepassing op het gebruik door het openbaar verkeer.

Artikel 7

1. Ter uitvoering van deze wet heeft Onze Minister van Verkeer en Waterstaat de bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang. De artikelen 61 tot en met 64, 66, 67, 68, eerste en tweede lid en 69, van de Waterschapswet zijn van overeenkomstige toepassing.

2. Onze Minister van Verkeer en Waterstaat kan in plaats van de toepassing van bestuursdwang aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen. De artikelen 71 en 72 van de Waterschapswet zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 8

De op grond van artikel 5, eerste of tweede lid, aangewezen ambtenaren zijn bevoegd ter verzekering van de uitvoering en de handhaving van het bepaalde bij of krachtens deze wet en voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is, zich te begeven aan boord van vaartuigen.

Artikel 9

1. De kosten wegens schade, toegebracht aan waterstaatswerken, waarvoor eigenaren of gebruikers van vaartuigen wettelijk aansprakelijk zijn, worden door de op grond van artikel 5, eerste lid aangewezen ambtenaar geraamd en vermeld in een proces-verbaal dat, zo mogelijk, aan de schipper in afschrift wordt meegedeeld.

2. Indien het geraamde bedrag aan de betrokken ambtenaar niet tot zekerheid wordt betaald of niet tot diens genoegen zekerheid wordt gesteld voor betaling daarvan binnen redelijke termijn, is deze ambtenaar bevoegd, desnoods met behulp van de sterke arm, het voortzetten van de reis, het ondernemen van de terugtocht of het aanvangen van een nieuwe reis te beletten.

3. Onverminderd het recht op volledige vergoeding van de schade, is het Rijk bevoegd het betaalde bedrag aan te wenden tot herstel van de schade. Indien blijkt dat de werkelijke kosten wegens schade minder bedragen dan het betaalde bedrag, wordt het overschot, met de wettelijke rente daarvan vanaf de dag der betaling, uitgekeerd aan degene die heeft betaald.

Artikel 10

Een vergunning op grond van een of meer reglementen die zijn vastgesteld krachtens de Wet van 28 februari 1891, tot vaststelling van bepalingen betreffende 's Rijks waterstaatswerken (Stb. 69), wordt gelijkgesteld met een vergunning op grond van deze wet. Hetzelfde geldt ten aanzien van een ontheffing die is verleend op grond van de Verkeerswet tegen lintbebouwing.

Artikel 11

1. Overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2 en 6 van deze wet wordt gestraft met geldboete van de tweede categorie.

2. De in het eerste lid strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

Artikel 12

In de Waterstaatswet 1900 wordt § 6a als volgt gewijzigd.

A. In het opschrift vervalt de zinsnede «veenschap of veenpolder» en wordt de komma achter «waterschap» geschrapt.

B. De artikelen 12c tot en met 12f worden vervangen door een nieuw artikel 12c dat luidt:

Artikel 12c

1. De kosten wegens schade, toegebracht aan waterstaatswerken in beheer of onderhoud bij een provincie, een waterschap of een gemeente, waarvoor eigenaren of gebruikers van vaartuigen wettelijk aansprakelijk zijn, worden door de daartoe aangewezen ambtenaar geraamd en vermeld in een proces-verbaal dat, zo mogelijk, aan de schipper in afschrift wordt meegedeeld.

2. Indien het geraamde bedrag aan de betrokken ambtenaar niet tot zekerheid wordt betaald of niet tot diens genoegen zekerheid wordt gesteld voor betaling daarvan binnen redelijke termijn, is deze ambtenaar bevoegd, desnoods met behulp van de sterke arm, het voortzetten van de reis, het ondernemen van de terugtocht of het aanvangen van een nieuwe reis, ook indien het vaartuig inmiddels buiten zijn ambtsgebied is gebracht, te beletten.

3. Onverminderd het recht op volledige vergoeding van de schade is het betrokken publiekrechtelijk lichaam bevoegd het betaalde bedrag aan te wenden tot herstel van de schade. Indien blijkt dat de werkelijke kosten wegens schade minder bedragen dan het betaalde bedrag, wordt het overschot, met de wettelijke rente daarvan vanaf de dag der betaling, uitgekeerd aan degene die heeft betaald.

Artikel 13

De Rivierenwet wordt als volgt gewijzigd:

A. Na artikel 9 wordt ingevoegd een artikel 9a dat luidt:

Artikel 9a

Van de aanvrager kunnen, volgens bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels, rechten worden geheven voor het in behandeling nemen van aanvragen tot verlening of wijziging van een vergunning.

B. In artikel 10 worden de tweede tot en met vierde paragraaf vervangen door een nieuwe tweede en derde paragraaf welke luiden:

§ 2. Ter uitvoering van deze wet heeft Onze Minister de bevoegdheid tot uitoefening van bestuursdwang. De artikelen 61 tot en met 64, 66, 67, 68, eerste en tweede lid, en 69 van de Waterschapswet zijn van overeenkomstige toepassing.

§ 3. Onze Minister van Verkeer en Waterstaat kan in de plaats van toepassing van bestuursdwang aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen. De artikelen 71 en 72 van de Waterschapswet zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 14

De Wet van 28 februari 1891, tot vaststelling van bepalingen betreffende 's Rijks waterstaatswerken (Stb. 69), wordt ingetrokken.

Artikel 15

De Verkeerswet tegen lintbebouwing wordt ingetrokken.

Artikel 16

Deze wet wordt, zodra de Wet van 20 juni 1996, Stb. 333, tot aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht (Derde tranche Awb) in werking treedt, gewijzigd als volgt:

1. Aan artikel 5, eerste lid, wordt een zin toegevoegd welke luidt: De toezichthouder beschikt niet over de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 5.1.8 en 5.1.9 van de Algemene wet bestuursrecht.

2. Artikel 7 komt te luiden:

Artikel 7

Onze Minister van Verkeer en Waterstaat is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen.

3. Artikel 8 vervalt.

4. In artikel 13 vervalt onderdeel B van de wijziging van de Rivierenwet.

Artikel 17

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 18

Deze wet wordt aangehaald als: Wet beheer rijkswaterstaatswerken.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Naar boven