24 236
Een regeling voor vrijstelling van en verstrekking bijdrage voor premies werknemersverzekeringen bij arbeid van zeer korte duur van uitkeringsgerechtigden en aangewezen categorieën werknemers (Wet premieregime bij marginale arbeid)

nr. 30a
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID1

Vastgesteld 3 december 1996

Het voorbereidend onderzoek had de leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Het lid van de SP-fractie constateerde dat door amendering in de Tweede Kamer er nog slechts sprake is van één premievrijstellingsregeling die geldt voor elke werkgever die een uitkeringsgerechtigde tewerkstelt voor een aaneengesloten periode van 6 weken, respectievelijk voor bepaalde categorieën werknemers die de Bedrijfsvereniging TAB daartoe aanwijst.

Dit lid deelde mee een aantal bezwaren tegen de voorgestelde regeling te hebben.

Zij is in de eerste plaats bedoeld om piekproblemen met name in de land- en tuinbouw op te lossen. In april van dit jaar concludeerde de Algemene Rekenkamer in een rapport dat soortgelijke regelingen, bedoeld om werkgevers te stimuleren om langdurig werklozen tewerk te stellen, in de praktijk niet of nauwelijks werken. De vraag is daarom gewettigd waarop de overtuiging van de regering is gebaseerd dat deze regeling wel zal gaan werken.

In de tweede plaats blijkt uit de verslagen omtrent de aanpak van het piekprobleem bij de aspergeoogst dat de oplossing daar vooral berust op de juiste hantering van de nationale en Europese wetgeving op het gebied van de bemiddeling van arbeidskrachten en op het toezicht door de Arbeidsinspectie op de praktische toepassing van de regelgeving.

Acht de regering een dergelijke aanpak ook in andere sectoren mogelijk?

In de derde plaats is het effect van de voorgestelde regeling, bezien althans vanuit de invalshoek van het opdoen van werkervaring door de werkloze en van de mogelijkheden van doorstroom naar een reguliere baan uiterst klein te noemen. Ook de FNV wees daar reeds op.

In de vierde plaats, zo signaleerde dit lid, geldt ook in 1997 voor werkgevers een speciale afdrachtskorting bij het aannemen van een werknemer op het niveau van het minimumloon. Heeft de regering al gegevens waaruit blijkt of en zo ja, hoe deze korting werkt? Concurreren beide regelingen niet met elkaar? Graag vernam dit lid het oordeel van de regering.

Hetzelfde lid vond dat de voorgestelde regeling juist nu deze slechts geldt voor bepaalde sectoren, toch vooral het karakter van een bedrijfssubsidie heeft zonder dat daar duidelijke verplichtingen van de werkgever tegenoverstaan.

De problemen van de werknemers in de tuinbouw worden vooral veroorzaakt doordat werkgevers vaak niet eens het minimumloon (willen) betalen, en doordat voorts de arbeidsomstandigheden vaak slecht zijn. De regeling verplicht werkgevers niet tot het betalen van het minimumloon en houdt ook geen verwijzing in naar de arboverplichtingen van de werkgevers. Ziet de regering mogelijkheden deze zaken in het kader van deze regeling toch nog onder de aandacht van de werkgevers te brengen? De minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij heeft dit in het kader van de voorgenomen herstructurering van de land- en tuinbouw wel gedaan door een koppeling te leggen met de CAO. Graag zou dit lid de visie van de regering vernemen.

De voorzitter van de commissie,

Heijmans

De griffier van de commissie,

Nieuwenhuizen


XNoot
1

Samenstelling: Van de Zandschulp (PvdA), Heijmans (VVD) (voorzitter), Gelderblom-Lankhout (D66), Jaarsma (PvdA), Rongen (CDA), Veling (GPV), Van den Broek-Laman Trip (VVD), Batenburg (AOV), J. van Leeuwen (CDA), Van den Berg (SGP), Hendriks, Hofstede (CDA), De Wit (SP), De Haze Winkelman (VVD), Zwerver (GL).

Naar boven