Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 1996-1997 | 24233 nr. 76a |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 1996-1997 | 24233 nr. 76a |
Vastgesteld 11 februari 1997
Het voorbereidend onderzoek gaf de commissie aanleiding tot het formuleren van de volgende opmerkingen en vragen.
De leden van de VVD-fractie hadden met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij betreurden het echter wel dat zoveel jaar nadat de commissie Zeevalking met haar aanbevelingen kwam het huidige wetsvoorstel pas is ingediend. Het voorstel is volgens deze leden onontbeerlijk bij een evenwichtige uitwerking van en een voldoende draagvlak voor een goed vluchtelingen- en asielbeleid enerzijds, en is anderzijds noodzakelijk ter bescherming van de verzorgingsstaat. Consequent gedrag van alle overheidsgeledingen is van doorslaggevend belang. In dit verband wezen deze leden erop dat het bijvoorbeeld kunnen genieten van onderwijs, tot zelfs HBO- en universitaire opleidingen aan toe, mits men aanvangt voordat men 18 jaar wordt en het daarbij verstrekken van onderwijsnummers, wel degelijk een verkeerd signaal kan afgeven, ook aan personen, die thans nog in verre landen vertoeven, en een betere materiële toekomst voor zichzelf en hun gezin zoeken. Zijn de andere Europese EG-landen op dit vlak ook zo ruimhartig voor kinderen van niet rechtmatig verblijvende vreemdelingen?
De leden van de CDA-fractie hadden met instemming van bovengenoemd wetsvoorstel kennis genomen. Het is een uitwerking van de motie-Wiebenga en Krajenbrink uit 1986 (Kamerstuk nr. Tweede Kamer, 19 532, nr. 15) waarin wordt aangedrongen op consequent overheidsbeleid met betrekking tot verstrekkingen ten laste van de collectieve middelen aan hen die onrechtmatig in Nederland verblijven.
De leden van de PvdA-fractie hadden met belangstelling kennis genomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij zeiden het eens te zijn
met het uitgangspunt, dat mensen die hier niet rechtmatig verblijven in beginsel geen aanspraak kunnen maken op collectieve voorzieningen. Zij toonden zich verheugd over de wijzigingen die het wetsvoorstel in de loop van de parlementaire behandeling heeft ondergaan, waardoor de uitzonderingen op het koppelingsbeginsel mede in verband met verdragsrechtelijke verplichtingen met betrekking tot het recht op onderwijs en medisch noodzakelijk zorg verruimd zijn en waardoor een zuiverder onderscheid wordt gemaakt tussen vreemdelingen die hier rechtmatig verblijven en zij die dat niet doen.
De leden van de fractie van D66 hadden met grote belangstelling kennis genomen van het onderhavige wetsvoorstel. Een rechtvaardige vreemdelingenwetgeving is een groot goed waarvoor D66 zich sterk maakt. Hoewel de behandeling van deze wet uitvoerig en uitputtend is geweest in de Tweede Kamer, zijn er toch een aantal punten waarvoor deze leden aandacht zouden willen vragen.
De leden van de fractie van GroenLinks waren zich er van bewust tamelijk alleen te staan met de vraag naar nut en noodzaak van deze wet.
Toch blijft het vreemd dat dit kabinet, dat alleen regelgeving zegt te willen wanneer dat echt nodig is, op dit onderwerp nu met een vergaande regulering komt, terwijl alle mogelijkheden van de bestaande regelgeving verre van voldoende worden gebruikt.
Waarom is niet gekozen voor eerst optimaal benutten van de bestaande regelgeving alvorens met dit nieuwe zware middel te komen?
Zal dit wetsvoorstel – naar deze leden wilden aannemen onbedoeld – niet leiden tot situaties die als ongewenst en inhumaan gekarakteriseerd kunnen worden?
Op zich konden ook de leden van de fractie van GroenLinks wel begrip opbrengen voor het uitgangspunt dat mensen die hier onrechtmatig verblijven in principe geen aanspraak kunnen maken op de collectieve voorzieningen van dit land. Maar met een goede toepassing van de huidige regelgeving (identificatieplicht, aanvragen sofi-nummer, toelating tot ziekenfonds, recht op bijstand, huisvestingsvergunning, inkomenstoets bij aanvragen van woonruimte enz.) is die situatie nagenoeg volledig bereikt.
De leden van de fracties van SGP, RPF en GPV hadden met belangstelling van het wetsvoorstel kennis genomen en konden zich goeddeels met de opzet ervan verenigen. Wèl bestonden bij hen enige vragen betreffende de uitvoering van de wet en de condities waaronder deze uitvoering plaats zal vinden.
Het lid van de SP-fractie was helaas niet in de gelegenheid geweest in de Tweede Kamer deel te nemen aan de mondelinge behandeling van het wetsvoorstel. Wel had hij destijds zijn bezwaren in de schriftelijke inbreng kenbaar gemaakt. Het lid van de SP-fractie in de Eerste Kamer benadrukte dat deze bezwaren nog steeds onverkort van toepassing zijn.
Zijn bezwaar richtte zich voornamelijk op de volgende drie onderwerpen, die verderop in dit verslag uitgebreider aan de orde zullen komen:
– de wet is overbodig;
– de vraag is of de wet uitvoerbaar is;
– de wet heeft grote nadelige effecten o.a. op het gebied van medische hulp.
2. Grondbeginselen van het wetsvoorstel
De leden van de VVD-fractie wilden er hier op wijzen dat niet deze wetgeving het sluitstuk is, maar het daadwerkelijk (kunnen) uitzetten van ten onrechte in ons land verblijvende vreemdelingen. Het is deze leden bekend dat de regering een nota inzake het terugkeerbeleid heeft toegezegd, toch wilden zij nog enige vragen stellen. In ons land is geen sprake van een forse inspanning om de normale, niet criminele illegale vreemdelingen op grote schaal op te sporen. Artikel 19 van de Vreemdelingenwet speelt daarbij een rol. Hoe is dat in andere EG-landen?
Beschikt de regering over gegevens hoeveel procent van de daadwerkelijk uitgezette vreemdelingen in ons land terugkeren?
En bestaat een vermoeden in hoeveel procent van de gevallen van een vermeende uitzetting, hetgeen zou moeten blijken uit een adrescontrole, de vreemdeling elders in ons land verblijft? Heeft de regering gegevens over aantallen illegalen die ten minste twee maal of meer door de vreemdelingendienst worden aangetroffen?
In het onderhavige wetsvoorstel is er niet voor gekozen om overheidsdiensten, die met illegale vreemdelingen in aanraking komen, te verplichten dit bij de vreemdelingendienst te melden. Op grond van artikel 48 van de Vreemdelingenwet is dit echter wel onder bepaalde voorwaarden toegestaan. Waarom is er, om ook in deze gevallen een consistente gedragslijn te bevorderen, niet voor gekozen dit, afgezien van de gemaakte uitzonderingen, wel verplicht te stellen? Wekt de overheid zo niet de indruk, dat zij het niet zo nauw neemt met de aanwezigheid van illegale vreemdelingen? Is de regering bereid om in het kader van bovenvermelde nota alsnog een wijziging van de Wet persoonsregistratie te overwegen?
Ook de leden van de CDA-fractie zagen een effectief uitzettingsbeleid als sluitstuk op de onderwerpelijke problematiek. Zij sloten zich derhalve aan bij de bovenstaande vragen van de VVD-fractie.
In dit verband benadrukten de leden van de CDA-fractie opnieuw de samenhang met de naar hun oordeel veel te lange toelatingsprocedure. Zij memoreerden reeds eerder te hebben gepleit voor een versnelling van de gerechtelijke procedure, desnoods met behulp van een mobiele rechter. Welke vorderingen zijn gemaakt ten aanzien van de versnelling van de gerechtelijke procedure?
De leden van de PvdA-fractie wezen erop dat door een aantal auteurs (Minderhoud, Migrantenrecht 1994, p. 179–186; Wentholt, SMA 1995, 562–5777; NJCM-commentaar, NJCM-bulletin 1996, p. 491–652, Schermers, NJB, 1986 p. 247) vraagtekens zijn gezet bij de overeenstemming van een aantal bepalingen met geldende verdragsverplichtingen van Nederland. In de parlementaire behandeling tot dusverre is ook al bij verscheidene gelegenheden aandacht besteed aan dit punt, die hebben geleid tot een aantal aanpassingen. Na kennisname van hetgeen hierover tot nu toe is opgemerkt bestaat er volgens deze leden nog een aantal onduidelijkheden.
Deze betreffen allereerst de voorgestelde wijzigingen in de Algemene Bijstandswet (ABW) en daarmee samenhangende wetgeving (artikel XVII tm. XIX). In de memorie van toelichting bij de betreffende artikelen (XVI tm XVIII) verwijst de regering naar het in dit verband relevante Europese Verdrag inzake sociale en medische bijstand. Gesteld wordt, dat de regering voornemens is nadere regels te stellen, voorzover dit uit dit verdrag voortvloeit. Waarom is ervoor gekozen dit te regelen bij algemene maatregel van bestuur (amvb)? Wat zijn volgens de regering de verdragsverplichtingen? Deelt de regering de door een aantal auteurs naar voren gebrachte visie, dat genoemd verdrag rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen, die onder de bescherming van dit verdrag vallen, het recht geeft op sociale en medische bijstand en dat op grond van artikel 11(a) van genoemd verdrag rechtmatig verblijf niet is beperkt tot diegenen die een onvoorwaardelijke verblijfstitel hebben, maar ook bestaat in geval van«such other permission as is required by the law and regulations of the country concerned to reside therein»?
De leden van de PvdA-fractie vroegen zich voorts af of, de tekst van bedoelde amvb reeds bekend is en, zo ja, hoe deze luidt.
In de nota naar aanleiding van het verslag wijdt de regering beschouwingen aan de verenigbaarheid van de voorgestelde bepalingen, waarbij alle niet onvoorwaardelijk toegelaten vreemdelingen, inclusief diegenen met een voorlopige vergunning tot verblijf (vvtv), mensen die nog in procedure zijn en niet-uitzetbaren, worden uitgesloten van aanspraken op sociale zekerheid, met verschillende verdragsrechtelijke bepalingen. De ongelijke behandeling van deze groepen wordt door de regering gerechtvaardigd geacht op grond van het streven naar consistentie van overheidsbeleid en het realiseren van een effectief vreemdelingenbeleid. Wentholt is van mening, dat een meer overtuigende rechtvaardiging gevonden kan worden in het feit, dat een groot deel van de sociale zekerheidsvoorzieningen nauw samenhangen met het arbeidsproces en dat de volksverzekeringen allereerst bedoeld zijn voor hen die duurzaam in Nederland verblijven. Deelt de regering de visie, dat deze overwegingen in elk geval mede een rechtvaardiging vormen voor het gemaakte onderscheid?
In een noot bij de beslissing van de Centrale Raad van Beroep van 30 juni 1995 gepubliceerd in Rechtspraak Vreemdelingen 1995, nr. 87, leidt Minderhoud uit de argumentatie gebruikt door de Centrale Raad van Beroep af, dat het zeer de vraag is of een algehele uitsluiting van groepen vreemdelingen, die niet definitief toegelaten zijn tot Nederland, maar wel voorlopig zijn toegelaten of anderszins hier met toestemming van de overheid zijn, in overeenstemming met artikel 8 van het Europees Verdrag inzake Sociale Zekerheid zal worden geacht. De leden van de PvdA-fractie hadden de indruk, dat de regering de zienswijze van Minderhoud niet deelt. Is deze indruk juist? Zo ja, op welke argumenten baseert de regering zich?
De leden van de fractie van D66 vreesden dat de uitsluiting van illegale werknemers van de sociale zekerheid ervoor zal zorgen dat de arbeid die zij verrichten goedkoper wordt. Wordt het daardoor niet aantrekkelijker om een illegaal in dienst te nemen; zou dat niet juist contra-productief kunnen gaan werken?
Deze wet treft buiten de in Nederland verblijvende illegalen ook hen die in Nederland in afwachting zijn van een permanente verblijfstatus. Zij worden ook afgesloten van sociale voorzieningen en medische hulp. Dit is een moeilijke en hardvochtige situatie voor hen die uiteindelijk wel een permanente vluchtelingen-status zullen verwerven. Deze periode dient dan ook zo kort mogelijk te zijn. Wat is op dit moment de gemiddelde duur waarop een vluchteling op een verblijfsvergunning moet wachten?
Dit wetsvoorstel zal, aldus de leden van de fractie van GroenLinks, tot een vergaande en toenemende controle leiden. Bij mensen met een donkere huidskleur, een buitenlands accent, een «vreemde» naam enz. zal dat stigmatiserend en dus discriminerend kunnen werken. Iedereen die afwijkt van de lichtgekleurde, «hollandse» verschijningsvorm loopt een grotere kans op onterechte controle. Heeft de regering daar over nagedacht? En zijn er in de uitvoering bepalingen opgenomen om dit soort discriminatie te voorkomen?
Is de regering bereid maatregelen te treffen om te komen tot:
a. een non-discriminatiecode voor de uitvoerders van deze wet;
b. een laagdrempelige klachtenmogelijkheid voor iedereen die de gevolgen van deze wet ondervindt;
c. goede en zorgvuldige voorlichting voor uitvoerders als vreemdelingen.
De leden van de fractie van GroenLinks wilden vervolgens nog aandacht vragen voor actuele problemen rond de zes-jaarsregeling. De vereiste bewijslast met schriftelijke stukken voor deze volledige en ononderbroken periode leidt tot problemen en onrechtvaardigheid. Zie bijvoorbeeld de actuele situatie rond de inmiddels bekende Turkse zelfstandige ondernemer in Amsterdam.
Hoe is de regering van plan deze bureaucratisch wellicht juiste maar in zijn uitwerking onterechte situaties beter en humaner te regelen?
De leden van de fracties van SGP, RPF en GPV hadden begrepen dat het wetsvoorstel aanknoopt bij het beginsel dat wie niet rechtmatig in Nederland verblijft, geen aanspraak kan doen gelden op overheidsvoorzieningen, vergunningen etc. Zij vroegen of, en zo ja, in hoeverre controle plaats vindt op rechtmatig verblijf indien geen aanspraak wordt gemaakt op overheidsvoorzieningen etc. Daaraan verbonden zij de vraag of er feitelijk sprake is van een gedoogbeleid ten aanzien van niet rechtmatig verblijvenden, in wier onderhoud, huisvesting etc. wordt voorzien door particuliere voorzieningen.
Vervolgens vroegen deze leden of er een redelijke garantie bestaat dat na inwerkingtreding van de wet:
– de verblijfstatus van asielzoekers binnen zes weken zal zijn vastgesteld;
– binnen zes weken fouten in verblijfsadministraties (kunnen) zijn hersteld en mutaties verwerkt;
– beslissingen tot verwijdering/uitzetting binnen zes maanden worden geëffectueerd.
Het lid van de SP-fractie noemde de wet overbodig omdat als gevolg van de Wet Basisadministratie, Wet Sofinummer en Wet op de Identificatieplicht het nù al nauwelijks meer mogelijk is voor illegalen om gebruik te maken van voorzieningen. Hij noemde in dit verband de volgende voorbeelden:
– om een WAO-uitkering te kunnen krijgen moet je een sofinummer hebben en je kunnen identificeren;
– voor huursubsidie moet je ingeschreven staan in het bevolkingsregister. De meeste illegalen hebben geen sofinummer en staan niet ingeschreven. Daarnaast worden er al maatregelen getroffen dat illegalen die wèl een sofinummer hebben, dat kwijtraken en illegalen die wèl ingeschreven staan uitgeschreven worden uit het bevolkingsregister.
Daarnaast wilde het lid van de SP-fractie nog ingaan op een aantal onderdelen.
Uit de materiële wetten die de aanspraken op voorzieningen bepalen, blijkt dat een vreemdeling die een verblijfsvergunning heeft aangevraagd, geen recht heeft op voorzieningen zoals bijstand, ziekenfonds etc. Echter, het kan voorkomen dat deze persoon achteraf met terugwerkende kracht een verblijfsvergunning krijgt toegekend. Achteraf gezien is dus zijn verblijf over die afgelopen periode rechtmatig geweest en had hij dus recht gehad op voorzieningen.
Voorbeeld: man vraagt in Nederland verblijfsvergunning aan voor verblijf bij zijn vrouw en kind jonger dan 5 jaar. Vrouw heeft bijstand naar norm eenoudergezin. Gezin voldoet aan alle vereisten voor toekenning van verblijfsvergunning, echter door achterstanden bij vreemdelingendienst duurt afhandeling zeer lang. Man heeft recht op verblijfsvergunning met als ingangsdatum de datum van aanvraag. Vanaf die datum hadden zij ook recht op bijstand naar gezinsnorm. Op grond van het wetsvoorstel krijgen zij echter pas bijstand naar gezinsnorm op het moment dat de man een verblijfsvergunning krijgt uitgereikt, hetgeen vele maanden tot een jaar later kan zijn.
Graag vernam het lid van de SP-fractie een reactie van de staatssecretaris.
Verder hadden de leden van de PvdA-fractie nog een aantal vragen met betrekking tot nadere regelingen.
Zijn er al concept-teksten voor de amvb's waarbij de kring verzekerden volksverzekeringen, werknemersverzekeringen en bijstandsgerechtigden wordt uitgebreid? Zo ja, dan kregen de leden hier aan het woord daar graag inzage in. Met name met betrekking tot de ABW, die immers de laatste bestaansvoorziening is, hechtten de leden van de PvdA-fractie eraan, dat de betreffende amvb de Eerste Kamer bereikt voor de plenaire behandeling van dit wetsvoorstel.
Bij de behandeling in de Tweede Kamer is toegezegd, dat een regeling zal worden ontworpen om een voorziening te treffen voor vreemdelingen die uitgeprocedeerd zijn, maar niet verwijderbaar, of die vanwege gezondheidsredenen hier mogen verblijven. Is die regeling er al? Zo ja, dan wilden deze leden daar graag inzage in.
Is al een tekst beschikbaar voor de toegezegde regeling voor personen, die in het kader van gezinshereniging hier komen, maar niet onmiddellijk een verblijfsvergunning hebben? Kan ook deze aan de Kamer worden toegezonden?
2.3 Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid
Van het begin af aan is onderkend, aldus de leden van de PvdA-fractie, dat de uitvoering van de onderhavige regelgeving een complexe aangelegenheid is. Bij de behandeling in de Tweede Kamer is dit aspect uitvoerig aan de orde geweest en heeft de regering aandacht besteed aan de vele voorwaarden, waaraan voldaan moet worden voor de wet in werking kan treden. Toegezegd is, dat de Tweede Kamer bericht zal krijgen, wanneer volgens de regering aan alle voorwaarden voor inwerkingtreding is voldaan. De leden van de PvdA-fractie hadden vernomen, dat op het punt van de uitvoering bij velen, die daarbij betrokken zijn, nog zorgen bestaan. In verband hiermee hadden zij nog een aantal vragen met betrekking tot de koppeling van het Vreemdelingenadministratiesysteem (VAS) aan de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA).
Is de zgn. restproblematiek nu (het is immers inmiddels later dan 31 december 1996) opgelost? Zo ja, welke oplossing is dan gevonden voor de volgende in de praktijk gesignaleerde problemen:
– GBA is lijdelijk en VAS is dat niet;
– mogelijke verschillen in schrijfwijze in bestanden van verschillende diensten, zoals dat de GBA wel diakritische tekens kan lezen terwijl VAS dat niet kan;
– uiteenlopende adressen in VAS en GBA.
Is het mogelijk gebleken de 20 VAS-posities met betrekking tot het verblijfsrecht naar 10 GBA-posities te transponeren met behoud van voldoende onderscheidend vermogen? Is een oplossing gevonden voor de vertraging in de behandeling van de verzoeken om een verblijfsvergunning door de vreemdelingendienst? In den Haag is geconstateerd, dat verblijfsvergunningen pas twee maanden na het verlopen van de geldigheid van de verblijfsvergunning worden verlengd, waardoor vertragingen ontstaan bij het verlenen van uitkeringen en inschrijving bij arbeidsbureau niet mogelijk is waardoor er niet effectief wordt bemiddeld.
Hoe vindt de beoordeling plaats van het recht op voorzieningen van vreemdelingen, die niet ingeschreven staan bij VAS of GBA, maar wel recht hebben op bepaalde voorzieningen (asielzoekers, die zich het eerste jaar niet mogen inschrijven in GBA, EG-onderdanen die hier wel mogen verblijven, maar zich niet hebben gemeld bij VAS of GBA, grensarbeiders, mensen die vertrokken zijn naar het buitenland, maar nog wel recht hebben op bv. AKW, AOW en ANW, de zgn «geprivilegieerden»)?
Kan de regering stap voor stap uitleggen hoe de beoordeling van het recht op een voorziening door een vreemdeling plaats vindt? Verschilt dit van de beoordeling van het zelfde recht van een Nederlander? Zo neen, hoe kan discriminerende behandeling van allochtonen dan worden voorkomen?
Hoe staat de regering in dit verband tegenover het idee om te werken aan een non-discriminatie code voor de uitvoerders van de maatregelen, een goed toegankelijke klachtmogelijkheid voor cliënten en adequate voorlichting voor alle betrokkenen? Bestaan hier al concrete plannen voor? Krijgen deze aspecten ook nadrukkelijk de aandacht bij de toegezegde evaluatie van de koppelingswet? Hoe weet een instantie dat er relevante wijzigingen optreden in de verblijfspositie van cliënten?
De leden van de fractie van GroenLinks vonden het een kwalijk gevolg van dit wetsvoorstel dat een juiste verklaring van verblijfsrecht door de vreemdelingendienst van doorslaggevende betekenis wordt voor de toegang tot voorzieningen. Worden daar fouten bij gemaakt, dan is na invoering van de koppelingswet de betrokkene de klos. Dat is onaanvaardbaar nu de vreemdelingendienst zelf erkent dat het VAS nog lang niet in orde is. Op de vraag naar de status komt nog veel te vaak status niet bekend, een onjuiste status of een achterhaalde status voor. Na invoering van de koppelingswet leidt nagenoeg elke administratieve fout of nalatigheid, vergissingen in naam of adres en zelfs invoeringsfouten in geautomatiseerde systemen automatisch tot uitsluiting.
Met name bij de toepassing van artikel 12 Bijstandswet geeft dit vaak grote problemen. De leden hier aan het woord noemden dat niet aanvaardbaar. Mochten zij dit verkeerd zien, welke waarborgen zijn er dan te noemen om deze ongewenste situatie te voorkomen?
Ook de werkwijze bij de verlenging van verblijfsvergunningen leidt tot problemen. Veel diensten verlengen pas geruime tijd (soms wel twee of meer maanden) na het verlopen van de geldigheid van de vergunning. Weliswaar gebeurt dat dan met terugwerkende kracht, maar pas na ontvangst van het schriftelijke bewijsstuk van de verlenging heeft de vreemdeling een aantoonbaar bewijsrecht. Als de vreemdelingendienst te laat is of in gebreke blijkt is men in de tussenfase rechteloos: geen inkomen, geen toegang tot arbeidsbureau en uitzendwerk, grote problemen bij het ziekenfonds, de kinderbijslag, de huursubsidie, het aanvragen van een huisvestingsvergunning enz.
Hoe is nu, begin februari, de stand van zaken bij het foutloos en tijdig verstrekken van vergunningen door de vreemdelingendienst?
Hoe hoog ligt het foutenpercentage?
Wat is de doorlooptijd bij aanvragen?
Hoeveel is de tijdsoverschrijding bij verlengingen?
Het lid van de SP-fractie twijfelde aan de uitvoerbaarheid van de wet. Uitvoeringsinstanties moeten voor goede uitvoering van deze wet actuele informatie hebben over de verblijfsrechtelijke positie van een vreemdeling. Hiervoor wordt het Vreemdelingen Administratie Systeem gekoppeld aan de Gemeentelijke Basisadministratie. Bij wijziging in verblijfstatus geeft VAS dat door aan de GBA. Echter, de vraag is hoe de uitkerende instantie dat dan weet. Moet die iedere maand informatie gaan opvragen bij de GBA?
Bovendien loopt de Vreemdelingendienst, zeker in grotere gemeenten, vaak achter bij de verwerking van gegevens in het VAS. En als een buitenlandse naam maar even anders wordt gespeld, loopt het systeem spaak.
De leden van de PvdA-fractie hadden vernomen dat problemen kunnen ontstaan voor vrouwen met een afhankelijke verblijfsvergunning, omdat zij pas noodopvang kunnen krijgen, nadat de Vreemdelingendienst heeft bekeken of hun verzoek kansrijk is. Gevreesd wordt, dat de noodzakelijke verklaring van de vreemdelingendienst niet tijdig zal komen. Kan de regering garanderen, dat noodopvang voor vrouwen, die daarvoor in aanmerking komen mogelijk zal zijn?
De leden van de fractie van GroenLinks sloten zich bij deze vragen aan.
3. Financiering medische zorg in acute noodsituaties
In het kader van de gezondheidszorg, zo merkten de leden van de VVD-fractie op, wordt een fonds in het leven geroepen, waarvoor thans f 11 miljoen beschikbaar komt en later zo nodig meer. Individuele hulpverleners kunnen niet terecht bij het fonds, doch dienen zich te wenden tot regionale samenwerkingsverbanden. De hulpverlener hoeft in eerste instantie niet naar de verblijfstatus te vragen, doch dient wel na te gaan of de patiënt verzekerd is. Is dat niet het geval, en kan hij de medische behandeling niet betalen, zal alsnog vastgesteld moeten worden of hier sprake van een illegaal verblijvende vreemdeling is. De regering wil aan de fondsbeheerder en de regionale verbanden zelf de invulling van deze regeling overlaten. In dit kader hadden deze leden de volgende vragen.
Wil de regering de nadere contouren van deze regeling uiteenzetten, daarbij inbegrepen de wijze waarop de regionale verbanden moeten functioneren en aanvragen moeten toekennen? Op welke wijze moet, bijvoorbeeld door individuele hulpverleners zoals huisartsen, worden aangetoond dat men daadwerkelijk de geclaimde hulp heeft geboden en dat het daadwerkelijk een illegaal verblijvende vreemdeling betreft en niet een gefingeerde persoon of een onverzekerde Nederlander?
De regering gaat bij zijn voorstel uit van het continueren van de attitude van veel huisartsen, dat zij een aantal illegale vreemdelingen zonder financiële tegemoetkoming er in hun praktijk wel bij kunnen hebben. Daarnaast hebben ziekenhuizen en specialisten die zijn verbonden aan ziekenhuizen geen toegang tot het fonds. Daarvoor geldt de COTG-richtlijn dubieuze debiteuren. Op grond waarvan gaat de regering uit van bovenvermelde attitude, nu er een financiële regeling gecreëerd wordt? Is, als deze verwachting van de regering niet uitkomt, het bedrag van f 11 miljoen te weinig?
De leden van de PvdA-fractie vroegen aan welke eisen een hulpverlener moet voldoen om in aanmerking te komen voor een vergoeding uit het fonds voor medisch noodzakelijke zorg.
De verwachting bestaat, dat m.n. de medische zorg buiten de grote steden aan vreemdelingen zal worden bemoeilijkt. Bestaan er plannen om speciaal aandacht te besteden aan voorlichting aldaar? Bij wie kan een hulpverlener in een kleinere gemeente terecht voor bekostiging, voor informatie of voor ondersteuning bij doorverwijzing naar specialisten? Krijgen de GGD's daar een taak in?
De leden van de fractie van D66 merkten op dat om als illegaal in aanmerking te kunnen komen voor de gezondheidszorg er sprake dient te zijn van een aandoening waarbij «noodzakelijke medische hulp» vereist is. De beoordeling van dit criterium ligt bij de dienstdoende arts of verpleegkundige. Het is onmogelijk te veronderstellen dat deze norm in heel Nederland uniform gehanteerd zal worden. Is hiermee de kans op medische hulp niet willekeurig geworden?
De leden van de fractie van GroenLinks noemden de gekozen formulering «medisch noodzakelijke zorg» een verbetering. Tegelijk is deze formulering «subjectief interpretabel». Dat lijkt niet zo erg als je er van uit gaat dat de medische sector in Nederland voor een ruimhartige benadering zal kiezen. Welke maatregelen wil de regering nemen om bij de uitvoering zowel de laagdrempelige toegankelijkheid tot deze medisch noodzakelijke zorg als ook een helder en eenvoudig vergoedingensysteem voor de verlener van deze zorg te garanderen? Het valt te verwachten dat deze specifieke gezondheidszorg in de grote steden wel behoorlijk gewaarborgd zal zijn. Daar zullen gemakkelijk de noodzakelijke structuren ontstaan.
Hoe wil de regering deze zorg- en informatiestructuur ook in de kleinere steden in de provincie waarborgen?
Ondanks de verruiming van het criterium wie voor medische hulp in aanmerking komt, vroeg het lid van de SP-fractie hoe dat in de praktijk zal lopen.
Vraag is of het fonds van 11 miljoen dat de overheid ter beschikking stelt voldoende is.
Bovendien krijgt de arts of het ziekenhuis niet zomaar uit dat fonds betaald: zij moeten eerst aantonen dat kosten niet verhaald kunnen worden op de illegaal of een derde èn er moet sprake zijn van hardheid indien de rekening niet wordt betaald.
Dit betekent dat de arts of het ziekenhuis poortwachter wordt: zij moeten afwegen of zij de illegaal willen/zullen helpen, met het risico dat de kosten niet worden vergoed. Het lid van de SP-fractie achtte dit ongewenst.
Een ander ongewenst effect is de controle aan het loket. Het werkt een tweedeling in de hand.
De medische hulp aan illegalen blijft naar mening van het lid van de SP-fractie onvoldoende geregeld. Nederland heeft het Verdrag voor de Rechten van het Kind ondertekend, waarin is bepaald dat lidstaten de nodige medische hulp en gezondheidszorg aan alle kinderen moeten waarborgen. Is het wetsvoorstel ook naar de mening van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) in overeenstemming met dat Verdrag?
Hetzelfde geldt voor het Vrouwenverdrag, waarin is bepaald dat de lidstaten verplicht zijn te waarborgen dat vrouwen, ongeacht nationaliteit of verblijfstatus, toegang hebben tot passende zorg in verband met zwangerschap en bevalling. Voldoet de Nederlandse overheid nog wel aan haar inspanningsverplichting?
Zou het niet verstandiger om, teneinde problemen in de praktijk te voorkomen, in de wet op te nemen dat preventieve medische jeugdzorg en medische zorg aan vrouwen mogelijk moet blijven?
In juni 1996 heeft fractievoorzitter van de SP in de Tweede Kamer kamervragen gesteld naar aanleiding van een bericht in de Haagse Courant over de weigering van medische hulp aan illegalen in levensbedreigende situaties. De minister van VWS heeft geantwoord dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg een onderzoek zou instellen. Is dat onderzoek reeds afgerond en zo ja, wat zijn de uitkomsten?
Bovendien heeft de minister aangegeven dat zij een onderzoek zou instellen naar de problemen die ziekenhuizen ondervinden met betrekking tot illegalen. Is dit onderzoek reeds gestart? Deelt zij de opvatting dat dit onderzoek nù al gestart kan worden en dat niet hoeft te worden gewacht op de inwerkingtreding van de Koppelingswet, omdat zich nu al problemen in de praktijk voordoen, die van belang zijn voor de uitkomsten van het onderzoek?
Samenstelling: Heijne Makkreel (VVD) (voorzitter), Talsma (VVD), Glasz (CDA), Michiels van Kessenich- Hoogendam (CDA), Holdijk (SGP), Vrisekoop (D66), Pitstra (GL), Le Poole (PvdA), Cohen (PvdA), De Wit (SP), Hirsch Ballin (CDA), De Haze Winkelman (VVD). * Herdruk i.v.m. gewijzigde indeling.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-19961997-24233-76a-h1.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.