24 220
Wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enige andere wetten (aanvulling van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren met onder meer de onderwerpen omvang van de taak, arbeidstijd, vakantie en verlof)

nr. 21a
VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR JUSTITIE1

Vastgesteld 21 oktober 1996

De nadere memorie van antwoord gaf de leden van de VVD-fractie nog aanleiding tot de onderstaande vragen en opmerkingen.

De leden hier aan het woord zouden gaarne de brief of andere stukken ontvangen, waarin de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak haar opmerkingen over het onderhavige wetsvoorstel heeft neergelegd.

Voorts merkten deze leden op dat de minister op hun verzoek in het nader voorlopig verslag om de behandeling aan te houden tot aan de behandeling van het wetsvoorstel over de beheers- en bestuursstructuur heeft geantwoord dat alle betrokkenen zich hebben ingesteld op invoering per 1 januari 1997.

Afgezien van het feit dat deze reden slechts procedureel en niet inhoudelijk is, zouden deze leden willen vernemen of bij de verdere stapsgewijze uitbreiding van de rechtspositionele aangelegenheden, welke blijkens de memorie van toelichting (stuk nr. 3 blz. 1) in het voornemen ligt, wel een aanhouding als hierboven bedoeld, mogelijk zou zijn.

Vertrouwende dat deze vragen tijdig zullen worden beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over het onderhavige wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

Heijne Makkreel

De griffier van de commissie,

Hordijk


XNoot
1

Samenstelling: Heijne Makkreel (VVD), voorzitter, Talsma (VVD), Glasz (CDA), Michiels van Kessenich-Hoogendam (CDA), Holdijk (SGP), Vrisekoop (D66), Pitstra (GL), Le Poole (PvdA), Cohen (PvdA), De Wit (SP), Hirsch Ballin (CDA) en De Haze Winkelman (VVD).

Naar boven