23 445
Vaststelling van een Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden en overige verpleegden strafrechtstoepassing en daarmee verband houdende wijzigingen van het Wetboek van Strafrecht en de Beginselenwet gevangeniswezen (Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden)

24 256
Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering omtrent de terbeschikkingstelling en de sanctietoepassing ten aanzien van geestelijk gestoorde delinquenten

nr. 33h
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 5 juni 1997

De beantwoording van het nadere voorlopige verslag was voor de leden van de VVD-fractie nog aanleiding tot het stellen van nadere vragen. Deze vragen beantwoord ik als volgt.

De leden van deze fractie hebben het voorstel gedaan om de mate van toerekeningsvatbaarheid een rol te laten spelen bij de vaststelling van het moment waarop de behandeling in het kader van de terbeschikkingstelling zou moeten aanvangen. Deze suggestie was gebaseerd op de gedachte dat uit de lengte van de gevangenisstraf kan worden afgeleid in welke mate de rechter de dader toerekeningsvatbaar acht.

Er is in zo verre een verschil tussen TBS met een korte gevangenisstraf en TBS met een lange gevangenisstraf dat door de keuze die is gemaakt voor in beginsel overplaatsing na ⅓ van de gevangenisstraf, degene die een korte gevangenisstraf heeft gekregen vrij snel, zeker bij aftrek van voorlopige hechtenis, zal worden overgeplaatst voor behandeling. Degene die naast de TBS een lange gevangenisstraf heeft gekregen zal toch een relatief lange tijd in de gevangenis moeten verblijven.

Voor wat betreft de combinatie van de TBS met een korte en lange gevangenisstraf in relatie tot de toerekeningsvatbaarheid, deel ik de opvatting van de leden van deze fractie dat in een aantal gevallen er wel degelijk een verband zal zijn tussen de lengte van de gevangenisstraf en de mate van toerekeningsvatbaarheid. Het staat de rechter evenwel vrij om bij het opleggen van de straf met meerdere factoren rekening te houden. Uit de lengte van de gevangenisstraf op zich kan derhalve niet in alle gevallen de mate waarin de rechter de verdachte toerekeningsvatbaar heeft geacht voor het gepleegde feit worden afgeleid. Zo is niet uitgesloten dat de rechter bij een sterk verminderd toerekeningsvatbare dader om andere redenen toch een langdurige gevangenisstraf oplegt. Om deze reden is dan ook niet gekozen voor de duur van de gevangenisstraf als factor voor het moment van overplaatsing, maar voor een in beginsel vast criterium en onder meer het advies van de rechter op de voet van art. 37, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. De rechter zal zijn oordeel omtrent het door hem wenselijk geachte tijdstip waarop de behandeling dient aan te vangen, tot uitdrukking kunnen brengen in dit advies. Dit advies is een zwaarwegende factor bij de beoordeling van de vraag op welk moment iemand voor behandeling dient te worden overgeplaatst.

Ook zal de mate van toerekeningsvatbaarheid mede een rol kunnen spelen bij het oordeel dat er noodzaak is tot een spoedige behandeling van de veroordeelde en derhalve tot eerdere plaatsing moet worden overgegaan.

In antwoord op de vraag van de leden van deze fractie of de onderhavige materie voortaan bij algemene maatregel van bestuur kan worden geregeld, kan ik toezeggen dat ik bereid ben om na de evaluatie te bekijken of deze materie niet op hoger niveau kan worden vastgelegd. Op dat tijdstip zal de nodige ervaring met de procedure en de toe te passen criteria zijn opgedaan. De opmerking omtrent de wijziging van de wet heeft geen betrekking op de inhoud van de materie, maar ziet het wetstechnische aspect dat alsdan een wijziging zal moeten worden aangebracht in de laatste volzin van artikel 13, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, alwaar de bevoegdheid van de Minister om nadere regels te geven zal moeten worden vervangen door een regeling bij algemene maatregel van bestuur.

De leden van VVD-fractie vroegen voorts of het – naast de wettelijke mogelijkheid – ook daadwerkelijk voorkomt dat verlof wordt verleend voor de VI-datum. Het antwoord daarop is ja. Ook gedetineerden in een gevangenis kunnen voor de VI-datum immers in aanmerking komen voor verlof. Verlof in een TBS-inrichting wordt verleend als de verpleegde daar in het kader van de behandeling voor in aanmerking komt, ook indien diens VI-datum nog niet gepasseerd is. Proefverlof wordt evenwel niet verleend voor de VI-datum.

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Naar boven