nr. 2b
NADER VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR JUSTITIE1
Vastgesteld 17 december 1996
De memorie van antwoord gaf de leden aanleiding tot het maken van opmerkingen
en het stellen van de volgende vragen.
De leden van de fractie van D66 hadden met belangstelling kennis
genomen van de memorie van antwoord.
Het verlaten van de patriarchale voor de matriarchale lijn met betrekking
tot het voeren van de geslachtsnaam is een ingrijpende wijziging van het naamrecht.
De leden van de fractie van D66 hadden daarom toch nog een aantal vragen voor
de staatssecretaris.
Terugvindbaarheid van namen, afstamming en families is van wezenlijk belang
voor menige vorm van geschiedkundig en genealogisch onderzoek. In het antwoord
van de minister op de vragen in dit opzicht in eerdere instantie wordt lichtvaardig
over deze kwestie geoordeeld. Het gaat hierbij immers om ontwikkelingen in
de genetica, waarbij het niet onmogelijk is dat genetische karakteristieken
tot ver in de geschiedenis worden nagegaan om de gezondheid in het heden te
dienen. Het feit dat genealogen zouden klagen hoeft niet erg te zijn, maar
de daarmee in verband staande vraag naar de genetica wordt wel van belang.
Kan het zijn dat door de wispelturigheid in naamskeuze ook deze genetische
speurtocht zoekraakt?
Alhoewel samenwerkingsverbanden met andere ministeries, zoals bijv. dat
van financiën, denkbaar zijn, is gekozen voor het ministerie van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid.
In hoeverre is het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid betrokken
geweest bij de voorbereiding van dit wetsvoorstel en waarom is de keuze enkel
op dit ministerie gevallen?
De beoogde verandering van artikel 9 in het huidige wetsvoorstel is onlogisch
en druist in tegen het huidige gebruik van naamregels bij gehuwden en ex-gehuwden.
Deze blijken in de praktijk goed te werken en er is derhalve geen noodzaak
dit in wetgeving vast te leggen.
Het naamrecht regelt de verhouding burger–overheid en de overheid
vraagt altijd naar de eigen naam. Natuurlijk is iedereen vrij zich anders
te
noemen. Dus iedereen is vrij de naam van de partner voor de eigen naam
te zetten.
Is de staatssecretaris met deze leden van mening dat deze wijziging niet
in een behoefte voorziet en is zij bereid om deze eventueel op korte termijn
(met een novelle) danwel op lange termijn (door middel van een herziening
van dit artikel na evaluatie in de toekomst) aan te passen?
De leden van de fracties van SGP, GPV en RPF hadden
met belangstelling van de memorie van antwoord kennis genomen. Gaarne maakten
zij van de geboden gelegenheid gebruik om nog enige vragen te stellen.
Moeten deze leden uit het antwoord op hun vraag in het voorlopig verslag
betreffende de volgorde van de leden van artikel 5 afleiden dat de staatssecretaris
niet overweegt die volgorde te wijzigen ofschoon daarvoor wellicht goede overwegingen
aan te voeren zijn?
De voorzitter van de commissie,
Heijne Makkreel
De griffier van de commissie,
Hordijk
XNoot
1Samenstelling: Heijne Makkreel (VVD), voorzitter, Talsma (VVD), Glasz
(CDA), Michiels van Kessenich-Hoogendam (CDA), Holdijk (SGP), Vrisekoop (D66),
Pitstra (GL), Le Poole (PvdA), Cohen (PvdA), De Wit (SP), Hirsch Ballin (CDA),
De Haze Winkelman (VVD).