22 026, nr. 70
Planologische kernbeslissing Nederlands deel van een hogesnelheidsspoorverbinding Amsterdam–Brussel–Parijs

nr. 222f
MOTIE VAN HET LID BAARDA C.S.

Voorgesteld 29 april 1997

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat voor wat betreft het tracé van de HSL ten noorden van Rotterdam uitgegaan wordt van een ontwerpsnelheid van 300 km;

voorts overwegende, dat een dergelijke randvoorwaarde op zijn best niet meer dan marginale voordelen oplevert als het gaat om de reistijd tussen Rotterdam en Schiphol en de substitutie van vliegtuig door trein;

overwegende, dat de minister erkent dat ontwerpsnelheid en feitelijke snelheid niet identiek zijn;

verder overwegende, dat een lagere snelheid voor een TGV ruimte biedt om – binnen de gegeven bandbreedten – andere tracé-keuzes te doen die per saldo kunnen leiden tot een betere aanpak van de aanwezige knelpunten, terwijl op die tracé's later met ander materieel een hogere feitelijke snelheid kan worden bereikt;

verzoekt de regering bij de vaststelling van de definitieve tracé-keuze de absolute eis van de ontwerpsnelheid van 300 km los te laten zodat serieus overleg kan plaatsvinden over reeds gepresenteerde alternatieve oplossingen van knelpunten die hierdoor mogelijk worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

Baarda

Pitstra

De Wit

Bierman

Hendriks

Naar boven