nr. 314
VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BINNENLANDSE ZAKEN EN DE HOGE COLLEGES
VAN STAAT1
Het voorbereidend onderzoek gaf de leden van de VVD-fractie
aanleiding tot het formuleren van de volgende opmerkingen en vragen.
Over het onderhavige wetsvoorstel hadden deze leden slechts enkele vragen.
De benaming Grootkruis wordt vervangen door Ridder Grootkruis. «Grootkruis
is immers een ding. Hiermee kan geen persoon worden aangeduid», schrijft
de regering in de memorie van toelichting (Kamerstukken Tweede Kamer, 24 579
(R1563), nr. 3).
Heeft de vele jaren oude benaming Grootkruis ooit tot verwarring geleid?
Hoe luidt de benaming van vergelijkbare onderscheidingen in andere landen?
De leden van de VVD-fractie vroegen zich af of de voorgestelde wijziging nu
zo nodig is.
De leden hier aan het woord wilden bij de behandeling van dit wetsvoorstel
enkele vragen stellen over de invulling van het decoratie-stelsel, zoals dat
thans functioneert. Voor een meer definitieve beoordeling is het wellicht
te vroeg, toch wilden deze leden signaleren dat, na de lintjesregen ter gelegenheid
van Koninginnedag, van verschillende zijden kritische kanttekeningen zijn
geplaatst.
Waarom is er dit jaar geen enkele onderscheiding vanuit het ministerie
van Financiën gehonoreerd? Of heeft dit ministerie niemand voor een Koninklijke
onderscheiding voorgedragen?
Waarom is geen enkele burgemeester onderscheiden en werden slechts weinige
raads- en statenleden, wethouders en gedeputeerden begiftigd? Hetzelfde is
geschied ten aanzien van de rechterlijke macht, burgerlijke en militaire autoriteiten.
Voor vele raads- en statenleden geldt overigens dat zij deze functie naast
hun reguliere vakwerkzaamheden vervullen. Zo geven zij inhoud aan het, buiten
hun werkkring, dragen van verantwoordelijkheid voor de samenleving. Is het
in dat licht niet merkwaardig dat ter gelegenheid van Koninginnedag nauwelijks
een van hen is onder-scheiden? Voor hen geldt toch dat hun verdiensten
voor het land en de samenleving niet (louter) gevonden kunnen worden in eventuele
nevenactiviteiten. En mutatis mutandis geldt dat toch ook voor burgers die
op verantwoordelijke posities in het bedrijfsleven, bij instellingen en bij
maatschappelijke organisaties, werkzaam zijn.
Als de regering het te vroeg vindt thans een inhoudelijk antwoord te geven
op deze vragen, dan zouden deze leden het op prijs stellen dat in het eerstkomend
verslag van het Kapittel voor de civiele orden, op deze vragen wordt ingegaan.
Wanneer zal dit verslag verschijnen?
Ook hechtten de leden van de VVD-fractie eraan bij het verschijnen van
dit verslag de opvattingen van de regering te vernemen en te zien hoe de regering
in de toekomst denkt om te gaan met de door deze leden gesignaleerde knelpunten.
Vertrouwende dat deze vragen tijdig zullen worden beantwoord, acht de
commissie de openbare beraadslaging over het onderhavige wetsvoorstel voldoende
voorbereid.
De voorzitter van de commissie,
J. Th. J. van den Berg
De griffier van de commissie,
Hordijk
XNoot
1Samenstelling: Postma (CDA), Holdijk (SGP), Van Dijk (CDA), Staal (D66),
Van den Berg (PvdA) (voorzitter), De Beer (VVD), Batenburg (AOV), Rensema
(VVD), Schoondergang-Horikx (GL), Grewel (PvdA), Hendriks, Bierman, Wiegel
(VVD), De Wit (SP) en Hirsch Ballin (CDA).