nr. 129a
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 8 december 1995
De leden van de fractie van het CDA hadden nog enige vragen over de inzet
van de franchise als middel om de werkgelegenheid aan met name de onderkant
van de arbeidsmarkt te bevorderen.
Is de staatssecretaris niet met hen van mening, zo vragen deze leden,
dat wijziging van franchises en premies alleen moeten plaatsvinden in het
kader van in de sociale verzekeringen zelf noodzakelijk geachte veranderingen.
In reactie hierop wil ik het volgende opmerken. Zoals ook in de memorie
van toelichting is opgemerkt is het creëren van banen een van de belangrijkste
doelstellingen van het kabinet. De sociale verzekeringen zijn onderdeel van
het beleid gericht op de groei van de werkgelegenheid. In dit licht zijn wijzigingen
in de financieringsstructuur van de sociale verzekeringen met het oog op de
bevordering van de vraag naar arbeid (en dus de groei van de werkgelegenheid)
naar mijn mening dan ook gerechtvaardigd. Dit past ook zeer wel in het streven
naar een activerend stelsel van sociale zekerheid: door de beperking van de
loonkosten van met name werknemers op minimumniveau wordt het voor werkgevers
aantrekkelijker om deze werknemers in dienst te nemen. Tenslotte kan hierbij
worden opgemerkt dat vanwege de directe band met de arbeidsmarkt de keuze
voor de werkloosheidwet als instrument het meest in de rede ligt.
Voorts vragen deze leden of het kabinet zich wel voldoende realiseert
dat een wijziging van de franchise na één jaar opnieuw een extra
administratieve lastendruk voor het bedrijfsleven betekent en of dit niet
tegendraads aan het voorgestane beleid is.
Het kabinet is zich terdege bewust van het feit dat de afschaffing van
de franchise in de ZfW en in plaats daarvan invoering van een franchise in
de AWf-premie gevolgen heeft voor de administratieve lastendruk voor het bedrijfsleven.
Hieraan is in de toelichting bij het onderhavige wetsvoorstel ook de nodige
aandacht besteed. Gelet echter op het feit dat een franchise in de AWf-premie
een meer geëigend instrument is waarmee loonkostenreductie op minimumloonniveau
gerealiseerd kan worden, is deze wisseling van instrument naar de mening van
het kabinet zeer wel verdedigbaar. De introductie van de AWf-franchise impliceert
dan ook geen breuk met het beleid gericht op bevordering van de
werkgelegenheid aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Uiteraard zal de beperking
van de administratieve lastendruk voor het bedrijfsleven ook in de toekomst
nadrukkelijk de aandacht behouden bij het ontwikkelen van maatregelen in het
kader van het werkgelegenheidsbeleid.
Deze leden wensten voorts te vernemen of er inzicht kan worden gegeven
in de met deze wijziging gepaard gaande kosten. Zoals ook al in het antwoord
op de desbetreffende vraag van de Raad van State is aangegeven kan geen inzicht
worden gegeven in de kosten, die samenhangen met de voor dit wetsvoorstel
noodzakelijke administratieve aanpassingen. Deze zullen per werkgever verschillen,
afhankelijk van de inrichting van de administratie. Veelal zullen deze aanpassingen
samenvallen met de wijzigingen in verband met de jaarlijks terugkerende gewijzigde
belastingtabellen en de administratieve aanpassingen die voortvloeien uit
andere werkgelegenheidsmaatregelen. Er ontbreekt een instrumentarium om de
afzonderlijke lasten te isoleren en op een zo gedetailleerd niveau weer te
geven.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
R. L. O. Linschoten