24 482
Wijziging van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Wet belasting- en premiefaciliteit voor de zeevaart 1995 (wijziging van enige belastingwetten in het belang van de zeescheepvaart)

nr. 116a
VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIËN1

Vastgesteld 13 december 1995

Het voorbereidend onderzoek gaf de leden van de CDA-fractie aanleiding tot het formuleren van de volgende opmerkingen en vragen.

De Raad van State heeft gewezen op het gevaar van precedentwerking, dat uitgaat van een belastingfaciliteit ten gunste van één bedrijfstak. Er bestaat al enkele jaren een faciliteit als deze, zonder dat feitelijk van een precedentwerking sprake is.

Hoewel het doel en de bedrijfstak de sympathie hebben van de CDA-fractie wordt volgens deze fractie anderzijds de faciliteit wat willekeurig. Hoeveel Nederlanders werken in de zeescheepvaart, hoeveel fiscale faculteit wordt aan de sector gegeven, en hoeveel Nederlanders werken in het internationale transport over de weg, en hoeveel fiscale faciliteit wordt aan deze sector gegeven? Willen de bewindslieden nog eens uiteenzetten waarom deze faciliteit de instemming van Europese regelgeving kan hebben? Deze leden zeiden zich erover te hebben verbaasd dat als alternatieve grondslag wordt voorgesteld de scheepstonnage. Als de winst forfaitair wordt vastgesteld, als het produkt van tonnage en een forfaitair bedrag, dan is de winstbelasting toch een simpele accijns geheven naar hoeveelheid geworden? Of hadden zij het wetsvoorstel niet goed begrepen, gegeven de uiterst korte tijd welke beschikbaar was voor bestudering?

De memorie van toelichting (Kamerstukken Tweede Kamer, 24 482, nr. 3, blz. 2) noemt de grondslag «een bedrag per netto ton».

Is de consequentie niet dat dan dit deel van inkomsten-/vennootschapsbelasting voortaan zal worden gepresenteerd onder de zgn. kostprijsverhogende belastingen? Wordt zeer principieel geen spanning gecreëerd in die zin dat forfaitair een winst wordt vastgelegd, terwijl de winstbelasting een residu hoopt te belasten? Waarom is gekozen voor een termijn van 10 jaar, waarop men zich bij de keuze van de grondslag vastlegt?

Vertrouwende dat deze vragen tijdig zullen worden beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over het onderhavige wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

Boorsma

De griffier van de commissie,

Hordijk


XNoot
1

Samenstelling: Boorsma (CDA) (voorzitter), De Boer (Groen- Links), Van Dijk (CDA), Stevens (CDA), Schuyer (D66), Hilarides (VVD), Rensema (VVD), Van den Berg (SGP), Wöltgens (PvdA), Ter Veld (PvdA), De Haze Winkelman (VVD).

Naar boven