24 476
Wijziging van de Wet Infrastructuurfonds en de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (herziening van de voeding van het Infrastructuurfonds)

nr. 115a
VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIËN1

Vastgesteld 13 december 1995

Het voorbereidend onderzoek gaf de leden van de CDA-fractie aanleiding tot het formuleren van de volgende opmerkingen en vragen.

Deze leden hadden kennis genomen van het wetsvoorstel. Zij stelden de vraag of de nieuwe structurele uitgavenbenadering inderdaad dwingt tot het voorliggend voorstel. Handhaving van het bestaande regime zou betekenen dat binnen een macro-kader een klein deel zou fluctueren met een deel van de belastingen. Andere uitgavengroepen fluctueren op andere namen; gedacht kan worden aan de uitgaven van ontwikkelingssamenwerking die met het nationale inkomen en daarmee indirect met de directe belastingen fluctueren.

Zij wezen er op dat de opmerking over dit fonds binnen de Wet MRB vervalt. Dat zal ceteris paribus de belastingweerstand vergroten, zo is de gebruikelijke veronderstelling. Delen de bewindslieden deze mening? Het verdwijnen van de opmerking betekent ook dat de zekerheid t.a.v. de infra-uitgaven wegvalt. Betekent dit niet een aantasting van de relatieve prioriteit? De leden hier aan het woord betreurden dat, gegeven het belang van een infrastructuur voor de toekomst van de economie.

Vertrouwende dat deze vragen tijdig zullen worden beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over het onderhavige wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

Boorsma

De griffier van de commissie,

Hordijk


XNoot
1

Samenstelling: Boorsma (CDA), voorzitter, De Boer (GL), Van Dijk (CDA), Stevens (CDA), Schuyer (D66), Hilarides (VVD), Rensema (VVD), Van den Berg (SGP), Wöltgens (PvdA), Ter Veld (PvdA), De Haze Winkelman (VVD).

Naar boven