24 463
Wijziging van enkele belastingwetten (belastingplan 1996)

nr. 113
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET

30 november 1995

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in het kader van het belastingplan 1996 met het oog op werkgelegenheid en koopkracht in de loon- en inkomstenbelasting een aantal tariefmaatregelen te treffen, mede in verband met de invoering van een regulerende energiebelasting, het arbeidskostenforfait te verhogen en faciliteiten ten behoeve van beginnende ondernemers in te voeren alsmede enkele maatregelen in de vermogensbelasting en de vennootschapsbelasting te treffen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

In de Wet op de inkomstenbelasting 1964 worden de volgende wijzigingen aangebracht.

A. In artikel 8b, tweede lid, onderdeel a, onder 1°, wordt «vermeerderd met ten hoogste f 12 000» vervangen door: vermeerderd met de overige kosten – herinrichtingskosten daaronder mede begrepen – doch met niet meer dan f 12 000.

B.1. In artikel 35, eerste lid, vervalt «– kosten van woon-werkverkeer, lasten en afschrijvingen op zaken daaronder begrepen –».

B.2. Na het eerste lid wordt, onder vernummering van het tweede en derde lid in onderscheidenlijk derde en vierde lid, ingevoegd:

2. Tot de aftrekbare kosten behoren de op de inkomsten drukkende:

a. kosten van woon-werkverkeer;

b. lasten en afschrijvingen op zaken;

c. in geval van verhuizing waarbij kosten op de voet van het eerste lid tot de aftrekbare kosten behoren: herinrichtingskosten.

C. In artikel 37, eerste lid, onderdeel a, wordt het laatstopgenomen bedrag vervangen door: f 2507.

D. In artikel 38, tweede lid, wordt «artikel 35, tweede lid,» vervangen door: artikel 35, derde lid,.

E.1. In artikel 45, eerste lid, wordt na onderdeel h ingevoegd:

i. verliezen ter zake van geregistreerde, achtergestelde geldleningen welke zijn verstrekt aan een beginnende ondernemer waarbij de geldlening dient ter financiering van bestanddelen die behoren tot het verplichte ondernemingsvermogen van die ondernemer;.

E.2. Na het vijfde lid wordt toegevoegd:

6. Onder een verlies als bedoeld in het eerste lid, onderdeel i, wordt verstaan het gedeelte van de hoofdsom van de geldlening dat door de belastingplichtige is kwijtgescholden binnen de eerste acht jaren na het verstrekken van de geldlening voor zover de inspecteur op verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking – doch niet eerder dan twaalf maanden na het verstrekken van de lening – heeft verklaard dat dit gedeelte niet meer voor verwezenlijking vatbaar is. Onder bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden kan de termijn worden verlengd waarbinnen de geldlening moet zijn kwijtgescholden.

7. Bij ministeriële regeling kunnen voorwaarden worden gesteld met betrekking tot de vormgeving, omvang, mate van achterstelling en registratie van de geldlening, bedoeld in het eerste lid, onderdeel i, alsmede met betrekking tot de rente die ter zake van die geldlening wordt vergoed.

8. Onder een beginnende ondernemer wordt verstaan een natuurlijk persoon die in Nederland voor zijn rekening een onderneming drijft en ten aanzien van wie de inspecteur onder door hem te stellen voorwaarden op verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking heeft verklaard dat deze voldoet aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden met betrekking tot de toepassing van de zelfstandigenaftrek in het kalenderjaar waarin de lening is verstrekt, het voorafgaande jaar of het daaropvolgende jaar alsmede het aantal jaren waarover de aftrek ten hoogste reeds mag zijn toegepast.

9. Verliezen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel i, worden in aanmerking genomen voor zover deze verliezen ten aanzien van de belastingplichtige gedurende de periode bedoeld in het zesde lid in totaal niet meer bedragen dan f 50 000 per beginnende ondernemer.

10. Het eerste lid, onderdeel i, is niet van toepassing met betrekking tot een overeenkomst van geldlening tussen:

a. echtgenoten;

b. een belastingplichtige en degene die in het kalenderjaar of in het voorafgaande kalenderjaar voldoet aan de in artikel 56 gestelde voorwaarden om in aanmerking te komen voor overdracht van de basisaftrek aan de belastingplichtige;

c. personen voor wier gezamenlijke rekening een onderneming wordt gedreven.

F. Aan artikel 45b, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma, toegevoegd:

c. verliezen als bedoeld in artikel 45, eerste lid, onderdeel i, in aanmerking worden genomen op het tijdstip van de kwijtschelding, doch niet eerder dan op dat van de dagtekening van de beschikking bedoeld in het zesde lid van dat artikel.

G. In artikel 45c wordt, onder vernummering van het zesde en het zevende lid in onderscheidenlijk zevende en achtste lid, na het vijfde lid ingevoegd:

6. Als negatieve persoonlijke verplichtingen van een belastingplichtige wordt mede in aanmerking genomen hetgeen is genoten als nagekomen schuldaflossing op een geldlening ter zake waarvan op de voet van artikel 45, eerste lid, onderdeel i, verliezen in aanmerking zijn genomen, doch ten hoogste tot het bedrag van die verliezen.

H. Het in artikel 46, eerste lid, onderdeel d, opgenomen bedrag wordt vervangen door: f 6923.

I.1. In artikel 47a, tweede lid, wordt, onder wijziging van de onderdeelaanduiding c in d, ingevoegd:

c. met betrekking tot het gezamenlijke bedrag aan:

1°. renten op geldleningen als bedoeld in artikel 45, eerste lid, onderdeel i, in samenhang met het zevende, achtste en tiende lid van dat artikel, gedurende de eerste acht jaren vanaf het verstrekken van de geldlening, behoudens ingeval degene die de rente is verschuldigd met betrekking tot het kalenderjaar en het voorafgaande kalenderjaar niet in aanmerking komt voor de zelfstandigenaftrek of de geldlening niet langer dient ter financiering van bestanddelen die behoren tot het verplichte ondernemingsvermogen, en

2°. renten op geldleningen ten laste van bij ministeriële regeling aangewezen participatiemaatschappijen: f 5000, doch niet meer dan die renten verminderd met de daarop drukkende renten en overige kosten;.

I.2. In het in onderdeel d gewijzigde onderdeel c, wordt «onderdelen a en b» vervangen door: onderdelen a, b en c.

I.3. In het derde lid wordt «De in het tweede lid, onderdelen b en c, vermelde bedragen van f 1000» vervangen door: De in het tweede lid, onderdelen b en d, vermelde bedragen van f 1000 en het in het tweede lid, onderdeel c, vermelde bedrag van f 5000.

Voorts wordt «verhoogd tot f 2000» vervangen door: verhoogd tot onderscheidenlijk f 2000 en f 10 000.

I.4. In het vierde lid wordt «onderdeel c» vervangen door: onderdeel d.

I.5. Na het vierde lid wordt toegevoegd:

5. Als in het tweede lid, onderdeel c, en in artikel 47b, vierde lid, bedoelde participatiemaatschappijen kunnen worden aangewezen in Nederland gevestigde rechtspersonen waarvan het doel en de feitelijke werkzaamheden hoofdzakelijk bestaan in het op brede schaal:

a. verstrekken van achtergestelde geldleningen aan beginnende ondernemers als bedoeld in artikel 45, eerste lid, onderdeel i;

b. verstrekken van achtergestelde geldleningen aan rechtspersonen die voldoen aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden;

c. deelnemen in rechtspersonen als bedoeld in onderdeel b.

Voorts kunnen worden aangewezen in Nederland gevestigde rechtspersonen waarvan het doel en de feitelijke werkzaamheden uitsluitend of nagenoeg uitsluitend bestaan in het verstrekken van geldleningen aan in de vorige volzin bedoelde participatiemaatschappijen dan wel in het deelnemen in zodanige maatschappijen. Bij ministeriële regeling kunnen voorwaarden worden gesteld met betrekking tot de in de eerste volzin bedoelde leningen en deelnemingen wat betreft de mate van achterstelling, de looptijd, het renteniveau, de aanwending en de omvang van de geldlening per ondernemer dan wel per rechtspersoon, onderscheidenlijk de omvang van de deelneming per rechtspersoon en de duur van de deelneming.

J.1. In artikel 47b wordt, onder vernummering van het vierde lid in vijfde lid, na het derde lid ingevoegd:

4. Indien bij de bepaling van het onzuivere inkomen opbrengst van aandelen in of van winstbewijzen van bij ministeriële regeling aangewezen participatiemaatschappijen als inkomsten in aanmerking is genomen, wordt het in het eerste lid vermelde bedrag van f 1000 verhoogd. De verhoging bedraagt f 5000, verminderd met het bedrag dat op de voet van artikel 47a, tweede lid, onderdeel c, is vrijgesteld, doch niet meer dan die opbrengst, verminderd met de daarop drukkende kosten, andere dan renten van schulden en kosten van geldleningen.

J.2. In het in vijfde lid vernummerde vierde lid wordt «De in het eerste, het tweede en het derde lid vermelde bedragen van f 1000» vervangen door: De in het eerste, het tweede en het derde lid vermelde bedragen van f 1000 en het in het vierde lid vermelde bedrag van f 5000.

Voorts wordt «verhoogd tot f 2000» vervangen door: verhoogd tot onderscheidenlijk f 2000 en f 10 000.

K.1. Het in artikel 53, derde lid, opgenomen bedrag van de basisaftrek wordt vervangen door: f 6923.

K.2. Het in het vierde lid opgenomen bedrag van de alleenstaande-ouderaftrek wordt vervangen door: f 5539.

K.3. Het in het vijfde lid opgenomen bedrag van de aanvullende alleenstaande-ouderaftrek wordt vervangen door: f 5539.

L. In artikel 53a, eerste lid, wordt de tarieftabel vervangen door:

Bij een belastbare som van  
meer dandoch niet meer danbedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van de belastbare som dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat
IIIIIIIV
  –f 45 325   – 6,65%
f 45 325f 92 773f  3 01450%
f 92 773   –f 26 73860%

M. In artikel 53b wordt de tarieftabel vervangen door:

Bij een belastbare som van  
meer dandoch niet meer danbedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van de belastbare som dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat
IIIIIIIV
  –f 45 325   –25%
f 45 325f 92 773f 11 33150%
f 92 773   –f 35 05560%

N. Het in artikel 55, zevende lid, opgenomen bedrag wordt vervangen door f 52 248.

O. In artikel 57, eerste lid, wordt, onder wijziging van de onderdeelaanduidingen d, e, f, g, h, i en j in onderscheidenlijk e, f, g, h, i, j en k, na onderdeel c ingevoegd:

d. inkomsten welke voortvloeien uit afkoop met toepassing van artikel 32, vijfde lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet van aanspraken ingevolge een pensioenregeling als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de loonbelasting 1964, naar hun zuivere bedrag;.

P. Het in artikel 64, tweede lid, onderdeel c, onder 1°, opgenomen bedrag wordt vervangen door f 52 248.

Q. In artikel 65, eerste lid, eerste volzin, wordt vóór «bij de heffing» ingevoegd: , indien de belastbare som niet meer bedraagt dan f 45 325,.

Voorts wordt in de tweede volzin het laatstopgenomen percentage vervangen door: 142 percent.

R. In artikel 66b wordt na «64, tweede en vierde lid,» ingevoegd: 65.

S. In artikel 78a, zevende lid, wordt «artikel 35, tweede lid,» vervangen door: artikel 35, derde lid,.

T. Na artikel 81a wordt ingevoegd:

Artikel 82. De artikelen 45, eerste lid, onderdeel i, 47a, tweede lid, onderdeel c, en 47b, vierde lid, zijn niet van toepassing:

a. met betrekking tot geldleningen die voor 1 januari 1996 zijn verstrekt;

b. met betrekking tot geldleningen die na 31 december 1995 zijn verstrekt aan een natuurlijk persoon die voor 1 januari 1996 voor zijn rekening een onderneming dreef, tenzij de inspecteur op verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking heeft verklaard dat de beginnende ondernemer heeft doen blijken dat de geldlening niet kan worden beschouwd als vervanging van een voor 1 januari 1996 verstrekte geldlening;

c. met betrekking tot aandelen en winstbewijzen die voor 1 januari 1996 zijn uitgegeven.

ARTIKEL II

In de Wet op de inkomstenbelasting 1964 worden de volgende wijzigingen aangebracht.

A. Het in artikel 46, eerste lid, onderdeel d, opgenomen bedrag wordt vervangen door: f 7003.

B.1. Het in artikel 53, derde lid, opgenomen bedrag van de basisaftrek wordt vervangen door: f 7003.

B.2. Het in het vierde lid opgenomen bedrag van de alleenstaande-ouderaftrek wordt vervangen door: f 5603.

B.3. Het in het vijfde lid opgenomen bedrag van de aanvullende alleenstaande-ouderaftrek wordt vervangen door: f 5603.

B.4. Het in het zesde lid opgenomen bedrag van de ouderenaftrek wordt vervangen door: f 910.

C. In artikel 53a, eerste lid, wordt de tarieftabel vervangen door:

Bij een belastbare som van  
meer dandoch niet meer danbedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van de belastbare som dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat
IIIIIIIV
  –f 45 325   – 6,35%
f 45 325f 92 773f  2 87850%
f 92 773   –f 26 60260%

D. Het in artikel 55, zevende lid, opgenomen bedrag wordt vervangen door f 52 328.

E. Het in artikel 64, tweede lid, onderdeel c, onder 1°, opgenomen bedrag wordt vervangen door f 52 328.

F. In artikel 65, eerste lid, wordt in de tweede volzin het laatstopgenomen percentage vervangen door: 141 percent.

ARTIKEL III

In artikel 53a, eerste lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 wordt met ingang van 1 januari 1997 in de tarieftabel het in kolom IV eerstvermelde percentage vervangen door: 6,2. Voorts wordt met ingang van dat jaar het in kolom III eerstvermelde bedrag vervangen door het bedrag dat wordt berekend door 6,2% te nemen van het in kolom II eerstvermelde bedrag en de uitkomst van die berekening naar beneden af te ronden op hele guldens. Ten slotte wordt met ingang van dat jaar het in kolom III als tweede vermelde bedrag vervangen door het bedrag dat wordt berekend door 50% te nemen van het verschil van het in kolom I eerstvermelde bedrag en het in kolom II als tweede vermelde bedrag, en de uitkomst van deze berekening naar beneden af te ronden op hele guldens en te verhogen met het op basis van de vorige volzin berekende in kolom III eerstvermelde bedrag.

ARTIKEL IV

In artikel 53a, eerste lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 wordt met ingang van 1 januari 1998 in de tarieftabel het in kolom IV eerstvermelde percentage vervangen door: 6,05. Voorts wordt met ingang van dat jaar het in kolom III eerstvermelde bedrag vervangen door het bedrag dat wordt berekend door 6,05% te nemen van het in kolom II eerstvermelde bedrag en de uitkomst van die berekening naar beneden af te ronden op hele guldens. Ten slotte wordt met ingang van dat jaar het in kolom III als tweede vermelde bedrag vervangen door het bedrag dat wordt berekend door 50% te nemen van het verschil van het in kolom I eerstvermelde bedrag en het in kolom II als tweede vermelde bedrag, en de uitkomst van deze berekening naar beneden af te ronden op hele guldens en te verhogen met het op basis van de vorige volzin berekende in kolom III eerstvermelde bedrag.

ARTIKEL V

In de Wet op de loonbelasting 1964 worden de volgende wijzigingen aangebracht.

A.1. In artikel 14 vervalt «– kosten van woon-werkverkeer, lasten en afschrijvingen op zaken daaronder begrepen –».

A.2. Aan dit artikel wordt, onder nummering van de bestaande tekst als eerste lid, toegevoegd:

2. Tot de aftrekbare kosten behoren de op de inkomsten drukkende:

a. kosten van woon-werkverkeer;

b. lasten en afschrijvingen op zaken;

c. in geval van verhuizing waarbij kosten op de voet van het eerste lid tot de aftrekbare kosten behoren: herinrichtingskosten.

B. In artikel 17, eerste lid, onderdeel a, wordt het laatstopgenomen bedrag vervangen door: f 2507.

C.1. Het in artikel 20, derde lid, opgenomen bedrag van de basisaftrek wordt vervangen door: f 6923.

C.2. Het in het vierde lid opgenomen bedrag van de alleenstaande-ouderaftrek wordt vervangen door: f 5539.

C.3. Het in het vijfde lid opgenomen bedrag van de aanvullende alleenstaande-ouderaftrek wordt vervangen door: f 5539.

D. In artikel 20a, eerste lid, wordt de tarieftabel vervangen door:

Bij een belastbare som van  
meer dandoch niet meer danbedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van de belastbare som dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat
IIIIIIIV
  –f 45 325   – 6,65%
f 45 325f 92 773f  3 01450%
f 92 773   –f 26 73860%

E. In artikel 20b, eerste lid, wordt de tarieftabel vervangen door:

Bij een belastbare som van  
meer dandoch niet meer danbedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van de belastbare som dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat
IIIIIIIV
  –f 45 325   –25%
f 45 325f 92 773f 11 33150%
f 92 773   –f 35 05560%

F. Het in artikel 22, zevende lid, opgenomen bedrag wordt vervangen door: f 52 248.

ARTIKEL VI

In de Wet op de loonbelasting 1964 worden de volgende wijzigingen aangebracht.

A.1. Het in artikel 20, derde lid, opgenomen bedrag van de basisaftrek wordt vervangen door: f 7003.

A.2. Het in het vierde lid opgenomen bedrag van de alleenstaande-ouderaftrek wordt vervangen door: f 5603.

A.3. Het in het vijfde lid opgenomen bedrag van de aanvullende alleenstaande-ouderaftrek wordt vervangen door: f 5603.

A.4. Het in het zesde lid opgenomen bedrag van de ouderenaftrek wordt vervangen door: f 910.

B. In artikel 20a, eerste lid, wordt de tarieftabel vervangen door:

Bij een belastbare som van  
meer dandoch niet meer danbedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van de belastbare som dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat
IIIIIIIV
  –f 45 325   – 6,35%
f 45 325f 92 773f  2 87850%
f 92 773   –f 26 60260%

C. Het in artikel 22, zevende lid, opgenomen bedrag wordt vervangen door: f 52 328.

ARTIKEL VII

In artikel 20a, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 wordt met ingang van 1 januari 1997 in de tarieftabel het in kolom IV eerstvermelde percentage vervangen door: 6,2. Voorts wordt met ingang van dat jaar het in kolom III eerstvermelde bedrag vervangen door het bedrag dat wordt berekend door 6,2% te nemen van het in kolom II eerstvermelde bedrag en de uitkomst van die berekening naar beneden af te ronden op hele guldens. Ten slotte wordt met ingang van dat jaar het in kolom III als tweede vermelde bedrag vervangen door het bedrag dat wordt berekend door 50% te nemen van het verschil van het in kolom I eerstvermelde bedrag en het in kolom II als tweede vermelde bedrag, en de uitkomst van deze berekening naar beneden af te ronden op hele guldens en te verhogen met het op basis van de vorige volzin berekende in kolom III eerstvermelde bedrag.

ARTIKEL VIII

In artikel 20a, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 wordt met ingang van 1 januari 1998 in de tarieftabel het in kolom IV eerstvermelde percentage vervangen door: 6,05. Voorts wordt met ingang van dat jaar het in kolom III eerstvermelde bedrag vervangen door het bedrag dat wordt berekend door 6,05% te nemen van het in kolom II eerstvermelde bedrag en de uitkomst van die berekening naar beneden af te ronden op hele guldens. Ten slotte wordt met ingang van dat jaar het in kolom III als tweede vermelde bedrag vervangen door het bedrag dat wordt berekend door 50% te nemen van het verschil van het in kolom I eerstvermelde bedrag en het in kolom II als tweede vermelde bedrag, en de uitkomst van deze berekening naar beneden af te ronden op hele guldens en te verhogen met het op basis van de vorige volzin berekende in kolom III eerstvermelde bedrag.

ARTIKEL IX

1. Aan artikel 7, derde lid, van de Wet op de vermogensbelasting 1964 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma, toegevoegd:

d. geldleningen als bedoeld in artikel 45, eerste lid, onderdeel i, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 in samenhang met het zevende, achtste en tiende lid van dat artikel en artikel 82 van die wet gedurende de eerste acht jaren vanaf het verstrekken van de geldlening, behoudens ingeval in het voorafgaande kalenderjaar niet aan de voorwaarden genoemd in artikel 47a, tweede lid, onderdeel c, onder 1°, van die wet is voldaan.

2. In het vierde lid wordt «onderdelen a, b of c» vervangen door: onderdelen a, b, c of d.

ARTIKEL X

In de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 worden de volgende wijzigingen aangebracht.

A. In artikel 13b, zesde lid, wordt «de artikelen 13c, 13d» vervangen door: de artikelen 13c, 13ca, 13d.

B. Na artikel 13c wordt ingevoegd:

Artikel 13ca. 1. Ingeval in de eerste acht jaren na de verwerving van een deelneming in een rechtspersoon als bedoeld in artikel 47a, vijfde lid, onderdelen b en c, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 door een bij ministeriële regeling aangewezen participatiemaatschappij als bedoeld in dat artikel, de waarde van die deelneming daalt beneden het opgeofferde bedrag, vindt de deelnemingsvrijstelling geen toepassing ten aanzien van het hierna omschreven verlies (afwaarderingsverlies). Het afwaarderingsverlies bestaat uit de daling van de waarde van de deelneming beneden het voor de deelneming opgeofferde bedrag – doch niet verder dan tot nihil – verminderd met de sedert de verwerving van de deelneming verkregen positieve voordelen uit hoofde van die deelneming waarop de deelnemingsvrijstelling van toepassing was, één en ander voor zover het afwaarderingsverlies nog niet in aanmerking is genomen.

2. Nadat het eerste lid toepassing heeft gevonden, vindt de deelnemingsvrijstelling geen toepassing ten aanzien van de positieve voordelen uit hoofde van die deelneming tot een bedrag ter grootte van het afwaarderingsverlies dat op de voet van het eerste lid ten laste van de winst is gebracht en waardeert de belastingplichtige de deelneming zolang de deelnemingsvrijstelling buiten toepassing blijft, jaarlijks op de waarde in het economische verkeer doch niet lager dan op nihil.

3. Indien bij liquidatie van een deelneming waarop het eerste lid toepassing heeft gevonden het bedrag dat ingevolge het tweede lid tot de winst is gerekend nog steeds minder bedraagt dan het afwaarderingsverlies, wordt het verschil met het afwaarderingsverlies tot de winst gerekend.

4. Ingeval een deelneming waarop het eerste lid toepassing heeft gevonden, wordt vervreemd aan een verbonden lichaam en het bedrag dat ingevolge het tweede lid tot de winst is gerekend nog steeds minder bedraagt dan het afwaarderingsverlies, zijn ten aanzien van deze deelneming het tweede en derde lid voor het resterende bedrag van het afwaarderingsverlies van overeenkomstige toepassing bij het verbonden lichaam.

C. Na artikel 23a wordt ingevoegd:

Artikel 23b. Ingeval in enig jaar een bij ministeriële regeling aangewezen participatiemaatschappij als bedoeld in artikel 47a of artikel 47b, vierde lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 niet langer voldoet aan de voorwaarden gesteld voor die aanwijzing en die maatschappij in de periode gelegen tussen het moment waarop niet langer wordt voldaan aan die voorwaarden en de intrekking van de aanwijzing, rente of winst heeft uitgekeerd welke stamt uit de periode waarin niet wordt voldaan aan de voorwaarden, wordt bij die maatschappij de op de voet van de artikelen 22, 23 en 23a of krachtens artikel 28 verschuldigde belasting over dat jaar vermeerderd met 60 percent van de waarde van die uitkeringen.

ARTIKEL XI

Bij algemene maatregel van bestuur zal worden bepaald dat in bijlage B bij het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968, met ingang van 1 januari 1996, onderdeel b, nummer 17 vervalt.

ARTIKEL XII

In artikel I, onderdelen G.1 en G.2, van de Wet van 24 december 1993, houdende wijziging van de Wet op de vermogensbelasting 1964, de Wet op de loonbelasting 1964 en de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (verhoging van de ondernemingsvrijstelling, wijziging van de teruggaafregeling inzake beperking van de gezamenlijke druk van inkomstenbelasting en vermogensbelasting, verhoging van de belastingvrije sommen en vrijstelling van natuurschoonwetlandgoederen in de vermogensbelasting, wijziging van de loon- en inkomstenbelasting in verband met uitstel van loon, alsmede wijziging van de fictief-rendementsregeling in de inkomstenbelasting) wordt «met ingang van 1 januari 1996» vervangen door: met ingang van 1 januari 1997.

ARTIKEL XIII

De Wet op de accijns wordt als volgt gewijzigd.

A. In artikel 2 wordt, onder vernummering van het zesde lid tot zevende lid, een nieuw zesde lid ingevoegd, luidende:

6. Bij ministeriële regeling kan, onder daarbij te stellen voorwaarden, voor minerale oliën waarvoor in artikel 27 geen tarief is vermeld, ontheffing worden verleend van de formaliteiten, bedoeld in het vijfde lid.

B. In artikel 2a wordt, onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid, een nieuw vierde lid ingevoegd, luidende:

4. Artikel 2, zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.

C. In artikel 2g wordt, onder vernummering van het derde lid tot vierde lid, een nieuw derde lid ingevoegd, luidende:

3. Artikel 2, zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.

D. In artikel 5, derde lid, onderdeel c, wordt «accijnsgoederen» vervangen door: bier en wijn.

ARTIKEL XIV

In artikel XXIII, onderdelen DA.2, DB.1 en DB.2, van de Invoeringswet Douanewet wordt «artikel 2, eerste lid, onderdeel a» vervangen door: artikel 2, tweede lid, onderdeel a.

ARTIKEL XV

Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 1996 met dien verstande dat:

a. artikel I, met uitzondering van onderdeel O, en artikel V toepassing vinden nadat artikel 66b van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 bij de aanvang van het kalenderjaar 1996 is toegepast;

b. artikel I, onderdeel O, terugwerkt tot en met 1 januari 1995;

c. de artikelen II en VI toepassing vinden nadat de artikelen I en V zijn toegepast;

d. bij Koninklijk Besluit kan worden bepaald dat de artikelen II, III, IV, VI, VII en VIII niet in werking treden; e. artikel IX in werking treedt met ingang van 1 januari 1997.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Financiën,

De Staatssecretaris van Financiën,

Naar boven