nr. 256a
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BINNENLANDSE ZAKEN EN
DE HOGE COLLEGES VAN STAAT1
Het voorbereidend onderzoek gaf aanleiding tot het formuleren van de volgende
opmerkingen en vragen.
1. Algemeen
De leden van de VVD-fractie spraken de hoop uit op de gedachtenwisseling
over de algemene aspecten en grondslagen van het gemeentelijk herindelingsbeleid
in de Tweede Kamer tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel aldaar,
bij de bespreking van het voorstel in de Eerste Kamer terug te kunnen komen.
Hen restte nog één vraag bij het proces van gemeentelijke
herindeling in de provincie Zeeland. Als het thans voorliggende voorstel wet
wordt en in dezelfde geest door het provinciaal bestuur ook naar andere delen
in de provincie wordt gezien, welke consequenties heeft dit dan voor het provinciaal
bestuur? Er zullen fiks minder gemeenten komen, gemeenten ook die, zo redeneert
het provinciaal bestuur, bestuurskrachtig zijn. Zal een en ander er niet toe
leiden dat het provinciaal bestuur zich meer à la dat van Flevoland
zal kunnen gaan opstellen? Een grote ruimte voor de gemeenten en een administratie
en een dagelijks bestuur van de provincie van geringere omvang?
De leden van de VVD-fractie zouden hierop niet alleen de reactie van de
regering willen krijgen, maar ook die van het provinciaal bestuur van Zeeland.
Kan de regering ook voor dit laatste zorg dragen?
De leden van de fractie van GroenLinks wilden weten welke criteria
zullen worden gehanteerd bij de keuze van de plaats van het gemeentehuis in
de nieuwe gemeenten Schouwen-Duiveland en Veere?
Behoort een goede bereikbaarheid per openbaar vervoer daartoe?
Zo ja, hoe zwaar weegt dat criterium?
Het lid van de AOV-fractie was van mening dat bij gemeentelijke
herindelingen de overheid uiterste behoedzaamheid dient te betrachten ten
aanzien van de wensen van de betrokken gemeentebesturen en hun bevolkingen
die graag hun zelfstandigheid willen behouden. De beoogde doelstelling
kan naar zijn mening alleen bereikt worden, indien een grote meerderheid van
de besturen en bewoners van de betrokken gemeenten van de noodzaak tot herindeling
overtuigd kan worden. Bij de recente gemeentelijke herindeling van 's-Hertogenbosch
en omstreken heeft de staatssecretaris kunnen constateren dat in Rosmalen
binnen zeer korte tijd een protestpartij werd opgericht, die bij de verkiezingen
een onevenredig groot aantal zetels heeft gemachtigd, waarmee zij in het nieuwe
bestuur de belangen behoorlijk scheef kunnen trekken.
Dit lid toonde zich derhalve voorstander van een gedegen onderzoek onder
de plaatselijke besturen en de bevolking die betrokken zijn bij de voorgenomen
herindeling met de vraag hoe zij over deze ingreep denken. De regering streeft
naar verzelfstandiging van instellingen en organisaties, maar vergeet hierbij
de plaatselijke landgenoten die hun zelfstandigheid willen behouden.
2. Schouwen-Duiveland
De leden van de VVD-fractie vroegen of de staatssecretaris
nog eens kan ingaan op de vraag waarom de regering zich afwijzend heeft opgesteld
tegenover het voorstel om op Schouwen-Duiveland tot twee gemeenten te komen?
Zou dan niet de afstand burgers/bestuur optimaler zijn geregeld en zou ook
niet beter aangesloten zijn bij de identiteiten op het eiland? Deze leden
merkten op dat bij een tweedeling tussen Westenschouwen, Middenschouwen, Brouwershaven,
Zierikzee en Duiveland, Bruinisse, zowel kerkelijk als qua economische achtergrond,
meer homogene gemeenten zouden zijn gevormd.
De redengeving van de staatssecretaris in de memorie van toelichting (Kamerstukken
Tweede Kamer, 24 461, nr. 3, blz. 3) om tot één gemeente
op het eiland te komen: «Er ontstaat een krachtige gemeente met ruimte
voor noodzakelijke ambtelijke specialisatie en full-time bestuurders. Verwacht
mag worden dat deze toekomstige gemeente een krachtige rol zal kunnen spelen
ten gunste van de eigen burgers en van de provincie als geheel, nu en in de
verdere toekomst» is meer een stelling dan een adstructie.
De voorzitter van de commissie,
J. Th. J. van den Berg
De griffier van de commissie,
Hordijk