Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 1995-1996 | 24336 nr. 135 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 1995-1996 | 24336 nr. 135 |
5 december 1995
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de huidige experimentele reclameregeling voor de publieke lokale en regionale omroep te vervangen door een definitieve regeling, en mogelijkheden te creëren voor de publieke regionale en landelijke omroep om programmatisch samen te werken op het gebied van televisie, en dat het voorts wenselijk is commerciële omroep op niet-landelijk niveau mogelijk te maken;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Mediawet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel h wordt «door middel van een draadomroepinrichting» vervangen door «door middel van een of meer draadomroepinrichtingen in Nederland» en wordt «op een draadomroepinrichting» vervangen door «op die draadomroepinrichting(en)».
2. Onderdeel l wordt vervangen door:
l. binnenlandse omroep: landelijke, regionale, lokale en commerciële omroep;
3. De onderdelen ff tot en met hh worden vervangen door:
ff. commerciële omroep: omroep door een commerciële omroepinstelling;
gg. commerciële omroepinstelling: een natuurlijke of rechtspersoon die een omroepprogramma verzorgt voor uitzending door middel van een of meer draadomroepinrichtingen in Nederland en voor de toepassing van deze wet onder de bevoegdheid van Nederland valt, met uitzondering van de instellingen die zendtijd hebben verkregen;
hh. verzorger van een abonneeprogramma: een natuurlijke of rechtspersoon die een abonneeprogramma verzorgt en voor de toepassing van deze wet onder de bevoegdheid van Nederland valt;
4. Toegevoegd wordt een onderdeel oo, dat luidt:
oo. nieuwsbladmarkt: de door het Bedrijfsfonds voor de pers vastgestelde gemiddelde betaalde oplage, in een kalenderjaar, van persorganen die bestemd zijn voor het publiek in Nederland en ten minste één keer en maximaal vijf keer per week verschijnen.
Artikel 10, derde lid, onderdeel c, wordt vervangen door:
c. een bestuurslidmaatschap bij – of een betrekking in dienst van – een instelling die in aanmerking komt voor zendtijd voor binnenlandse omroep, een commerciële omroepinstelling, een verzorger van een abonneeprogramma, een verzorger van een programma als bedoeld in artikel 167, eerste lid, het Bedrijf of een andere instelling die gelijksoortige activiteiten verricht, dan wel een uitgever van een persorgaan.
Aan artikel 30, onderdeel c, wordt een volzin toegevoegd, luidende: De leden van dit orgaan worden op voordracht van de omroep benoemd door het college van Gedeputeerde Staten onderscheidelijk het College van Burgemeester en Wethouders.
Artikel 43a wordt vervangen door:
Het is een lokale of regionale omroepinstelling waaraan zendtijd is toegewezen, toegestaan programma-onderdelen te verzorgen die bestaan uit reclameboodschappen die zijn aangeboden door derden, alsmede een omlijsting daarvan.
Artikel 43b vervalt.
Artikel 43d wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «de kosten van de uitkering aan uitgevers van lokale, onderscheidenlijk regionale dag- en nieuwsbladen» vervangen door: het met toepassing van artikel 128 vastgestelde bedrag.
2. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid, wordt een nieuw tweede lid ingevoegd:
2. Lokale en regionale omroepinstellingen die programma-onderdelen als bedoeld in artikel 43a verzorgen, voldoen jaarlijks het met toepassing van artikel 128 vastgestelde bedrag aan het Commissariaat voor de Media. Het Commissariaat stelt dit bedrag ter beschikking van Onze Minister.
3. In het vierde lid wordt «waaraan een toestemming als bedoeld in artikel 43a is verleend,» vervangen door: die programma-onderdelen als bedoeld in artikel 43a verzorgen,.
Artikel 61 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het eerste lid wordt na «landelijke omroep» toegevoegd: , alsmede ten behoeve van de Wereldomroep.
2. In het tweede lid wordt na «landelijke omroep,» ingevoegd: alsmede ten behoeve van de Wereldomroep,.
Artikel 66 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b wordt na «of» ingevoegd «buitenlandse instellingen die een abonneeprogramma verzorgen, dan wel van» en wordt na «omroepprogramma's» ingevoegd «, onderscheidenlijk abonneeprogramma's,».
2. De onderdelen d tot en met f worden vervangen door:
d. programma's van commerciële omroepinstellingen die toestemming hebben verkregen krachtens artikel 71a;
e. abonneeprogramma's van verzorgers die toestemming hebben verkregen krachtens artikel 72;
f. programma's als bedoeld in artikel 167, eerste lid; en
g. programma's van de Wereldomroep.
Artikel 67 wordt vervangen door:
1. De beheerder van een draadomroepinrichting kan een door of vanwege hem verzorgd programma dat uitsluitend of hoofdzakelijk bestaat uit informatie met betrekking tot de door middel van de draadomroepinrichting aangeboden programma's en diensten, alsmede toetsbeelden uitzenden naar alle aangeslotenen.
2. Bij regeling van het Commissariaat voor de Media wordt nader omschreven in welke gevallen het programma voldoet aan de eis dat het uitsluitend of hoofdzakelijk bestaat uit informatie als bedoeld in het eerste lid.
3. Het bepaalde krachtens artikel 71g, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 69 wordt vervangen door:
Indien de beheerder of exploitant van een draadomroepinrichting en een programmaverzorger geen overeenstemming bereiken over de toegang tot de draadomroepinrichting kan het Commissariaat voor de Media ter zake bindende aanwijzingen geven.
Artikel 71 vervalt.
Het opschrift boven artikel 71a wordt vervangen door:
Paragraaf 2.2.1. Toestemmingen voor commerciële omroep
Artikel 71a wordt vervangen door:
1. Het is een commerciële omroepinstelling slechts toegestaan een programma te verzorgen dat wordt uitgezonden door middel van een of meer draadomroepinrichtingen, indien zij daarvoor toestemming van het Commissariaat voor de Media heeft verkregen.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de wijze waarop aanvragen tot het verlenen toestemming worden ingediend en de termijn waarbinnen beslissingen daarop worden genomen.
3. Indien toestemming is verleend voor het verzorgen van een televisieprogramma, heeft de commerciële omroepinstelling tevens de bevoegdheid tot het doen uitzenden van een toetsbeeld en tot het verzorgen van een teletekstprogramma dat op hetzelfde kanaal tegelijkertijd met het genoemde televisieprogramma of met het toetsbeeld wordt uitgezonden.
4. De toestemming wordt verleend voor de duur van vijf jaren.
5. De toestemming is niet overdraagbaar.
Het opschrift boven artikel 71b vervalt.
De artikelen 71b tot en met 71d worden vervangen door:
De toestemming kan uitsluitend worden geweigerd, indien:
a. verlening in strijd zou zijn met artikel 70a;
b. de door de commerciële omroepinstelling verstrekte gegevens onjuist of onvolledig zijn;
c. redelijkerwijs te verwachten is dat de commerciële omroepinstelling de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen niet in acht zal nemen;
d. de commerciële omroepinstelling, of een of meer van de rechtspersonen of vennootschappen waarmee zij in een groep is verbonden, alleen of samen een aandeel van één vierde of meer hebben op de dagbladmarkt;
e. een rechtspersoon, of een of meer van de rechtspersonen of vennootschappen waarmee hij in een groep is verbonden, alleen of samen een aandeel van één vierde of meer hebben op de dagbladmarkt en, al dan niet krachtens overeenkomst met andere stemgerechtigden, alleen of samen:
1°. ofwel meer dan één derde van de stemrechten in de algemene vergadering van de aanvrager kunnen uitoefenen;
2°. ofwel meer dan één derde van de bestuurders of van de commissarissen van de aanvrager kunnen benoemen of ontslaan; of
f. de commerciële omroepinstelling, of een of meer rechtspersonen of vennootschappen waarmee zij in een groep is verbonden, alleen of samen een aandeel van meer dan de helft hebben op de dag- of nieuwsbladmarkt die overeenkomt met het verzorgingsgebied waarop het programma van de instelling zich richt, tenzij er een publieke regionale of lokale omroep is, die de pluriformiteit van de nieuwsvoorziening in het betreffende verzorgingsgebied garandeert.
1. Het Commissariaat voor de Media trekt de toestemming in, indien:
a. de commerciële omroepinstelling het Commissariaat daarom verzoekt;
b. de commerciële omroepinstelling in gebreke blijft met de betaling van hetgeen krachtens artikel 71k verschuldigd is;
c. de commerciële omroepinstelling, of een of meer van de rechtspersonen of vennootschappen waarmee zij in een groep is verbonden, alleen of samen gedurende twee achtereenvolgende kalenderjaren een aandeel van één vierde of meer hebben op de dagbladmarkt; of
d. een rechtspersoon, of een of meer van de rechtspersonen of vennootschappen waarmee hij in een groep is verbonden, alleen of samen een aandeel van één vierde of meer hebben op de dagbladmarkt en, al dan niet krachtens overeenkomst met andere stemgerechtigden, alleen of samen:
1°. ofwel meer dan één derde van de stemrechten in de algemene vergadering van de desbetreffende commerciële omroepinstelling kunnen uitoefenen;
2°. ofwel meer dan één derde van de bestuurders of van de commissarissen van de desbetreffende commerciële omroepinstelling kunnen benoemen of ontslaan.
2. Het Commissariaat kan de toestemming intrekken, indien:
a. de door de commerciële omroepinstelling verstrekte gegevens onjuist blijken te zijn; of
b. de commerciële omroepinstelling overigens niet voldoet aan de verplichtingen gesteld bij of krachtens deze wet.
1. De weigeringsgronden, bedoeld in artikel 71b, onderdelen d en e, onderscheidenlijk de intrekkingsgronden, bedoeld in artikel 71c, eerste lid, onderdelen c en d, zijn niet van toepassing, indien de commerciële omroepinstelling een televisieprogramma verzorgt dat, voor zover het de beeldinhoud betreft, uitsluitend of nagenoeg uitsluitend bestaat uit een aantal beelden met alfanumerieke gegevens en andere stilstaande beelden.
2. Bij regeling van het Commissariaat voor de Media wordt nader omschreven in welke gevallen het televisieprogramma voldoet aan de eis dat het uitsluitend of nagenoeg uitsluitend bestaat uit een aantal beelden met alfanumerieke gegevens en andere stilstaande beelden.
Artikel 71e vervalt.
Het opschrift boven artikel 71f wordt vervangen door:
Paragraaf 2.2.2. Overige rechten en verplichtingen van commerciële omroepinstellingen
In artikel 71f vervalt «die toestemming heeft verkregen».
Artikel 71g wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt «die toestemming heeft verkregen,».
2. In het tweede lid wordt na de eerste volzin een nieuwe tweede volzin ingevoegd: Hierbij kunnen ten aanzien van nader te bepalen categorieën commerciële omroepinstellingen afwijkende regels worden gegeven, voor zover de artikelen 9 en 20 van de Europese richtlijn zulks toestaan.
3. In het derde lid wordt in de tweede volzin «Onze Minister» vervangen door: Het Commissariaat voor de Media.
Artikel 71h wordt vervangen door:
Een commerciële omroepinstelling doet jaarlijks aan het Commissariaat voor de Media een opgave toekomen van het aantal aangeslotenen op draadomroepinrichtingen in Nederland, dat het programma op een door het Commissariaat te bepalen peildatum kan ontvangen.
Artikel 71i vervalt.
In artikel 71j vervalt «die toestemming heeft verkregen,».
Artikel 71k wordt vervangen door:
1. Een commerciële omroepinstelling is aan het Commissariaat voor de Media jaarlijks een bedrag verschuldigd ter vergoeding van de kosten die verbonden zijn aan het toezicht.
2. De hoogte van de verschuldigde bedragen wordt vastgesteld bij regeling van Onze Minister, die hierbij een onderscheid maakt tussen radio- en televisieprogramma's en voorts in ieder geval rekening houdt met de gemiddelde duur van de uitzendingen en met het aantal aangeslotenen op draadomroepinrichtingen in Nederland, dat het programma kan ontvangen.
3. Een commerciële omroepinstelling voldoet jaarlijks het met toepassing van artikel 128 vastgestelde bedrag aan het Commissariaat. Het Commissariaat stelt dit bedrag ter beschikking van Onze Minister.
4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gegeven met betrekking tot de betaling van voorschotten op hetgeen een commerciële omroepinstelling ingevolge deze wet aan het Commissariaat verschuldigd zal zijn.
Artikel 71l vervalt.
Artikel 71m wordt vervangen door:
1. Indien een omroepvereniging die een concessie heeft verkregen, voornemens is na afloop van de concessieperiode, bedoeld in artikel 31, derde lid, als commerciële omroepinstelling een programma te verzorgen, dan wel een belang te verwerven in een commerciële omroepinstelling, meldt zij dit aan het Commissariaat voor de Media.
2. Na de melding is het die omroepvereniging in het laatste jaar van de concessieperiode toegestaan die activiteiten te verrichten die noodzakelijk zijn om ervoor zorg te dragen dat zij of de rechtspersoon waarin zij een belang verwerft, na afloop van de concessieperiode als commerciële omroepinstelling een programma kan verzorgen. Indien zij daardoor niet meer voldoet aan een of meer van de eisen genoemd in artikel 14, eerste lid, wordt zij voor de toepassing van de wet toch aangemerkt als een omroepvereniging.
De artikelen 72 tot en met 73a worden vervangen door:
1. Het is een natuurlijke of rechtspersoon slechts toegestaan een abonneeprogramma te verzorgen dat wordt uitgezonden door middel van een of meer draadomroepinrichtingen, indien hij daarvoor toestemming van het Commissariaat voor de Media heeft verkregen.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de wijze waarop aanvragen tot het verlenen van toestemming worden ingediend en de termijn waarbinnen beslissingen daarop worden genomen.
3. Indien toestemming is verleend voor het verzorgen van een abonneeprogramma voor televisie, heeft de verzorger van het abonneeprogramma tevens de bevoegdheid tot het doen uitzenden van een toetsbeeld en tot het verzorgen van een teletekstprogramma dat op hetzelfde kanaal tegelijkertijd met het genoemde televisieprogramma of met het toetsbeeld wordt uitgezonden.
4. De toestemming wordt verleend voor de duur van vijf jaren.
5. De toestemming is niet overdraagbaar.
6. De toestemming kan uitsluitend worden geweigerd, indien:
a. verlening in strijd zou zijn met artikel 70a;
b. de door de verzorger van het abonneeprogramma verstrekte gegevens onjuist of onvolledig zijn; of
c. redelijkerwijs te verwachten is dat de verzorger van het abonneeprogramma de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen niet in acht zal nemen.
7. Het Commissariaat trekt de toestemming in, indien:
a. de verzorger van het abonneeprogramma het Commissariaat daarom verzoekt; of
b. de verzorger van het abonneeprogramma in gebreke blijft met de betaling van hetgeen krachtens artikel 73a verschuldigd is.
8. Het Commissariaat kan de toestemming intrekken, indien:
a. de door de verzorger van het abonneeprogramma verstrekte gegevens onjuist blijken te zijn; of
b. de verzorger van het abonneeprogramma overigens niet voldoet aan de verplichtingen gesteld bij of krachtens deze wet.
1. Iedere verzorger van een abonneeprogramma bepaalt, onverminderd het bij of krachtens de wet bepaalde, vorm en inhoud van zijn programma en is daarvoor verantwoordelijk.
2. Indien in een abonneeprogramma films of gedeelten van films worden uitgezonden die krachtens de Wet op de filmvertoningen niet zijn toegelaten voor vertoning aan personen beneden de leeftijd van twaalf, onderscheidenlijk zestien jaren, doet de verzorger van het abonneeprogramma hiervan in het programma mededeling direct vóór de aanvang van de uitzending van het desbetreffende programma-onderdeel.
3. Artikel 59 is van overeenkomstige toepassing op verzorgers van een abonneeprogramma.
4. Bij algemene maatregel van bestuur worden voor verzorgers van een abonneeprogramma voor televisie ten aanzien van deze programma's regels gegeven ter uitvoering van de artikelen 4 tot en met 7 en 10 tot en met 18 van de Europese richtlijn. Hierbij kunnen ten aanzien van nader te bepalen categorieën verzorgers van een abonneeprogramma voor televisie afwijkende regels worden gegeven, voor zover de artikelen 9 en 20 van de Europese richtlijn zulks toestaan. Bij deze algemene maatregel van bestuur kunnen over deze onderwerpen tevens overeenkomstige regels worden gesteld ten aanzien van radioprogramma's. Voor zover regels worden gegeven ter uitvoering van de artikelen 4 tot en met 6 van de Europese richtlijn, zal rekening worden gehouden met het bijzondere karakter van abonneeprogramma's.
5. De verzorger van een abonneeprogramma kan gedurende ten hoogste twintig procent van de uitzendtijd per dag, met een maximumduur van één uur per dag, het programma doen uitzenden naar het algemene publiek. Gedurende die tijd blijven op het programma de regels van toepassing die zijn gesteld ten aanzien van een abonneeprogramma.
6. De verzorger van abonneeprogramma doet jaarlijks aan het Commissariaat voor de Media een opgave toekomen van het aantal aangeslotenen op draadomroepinrichtingen in Nederland, dat het programma op een door het Commissariaat te bepalen peildatum kan ontvangen op grond van een overeenkomst als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h.
7. Het is de verzorger van een abonneeprogramma niet toegestaan een programma-onderdeel als bedoeld in artikel 51d, tweede lid, voor zover het betreft een onderdeel van een televisieprogramma waarvan de verspreiding in Nederland slechts mogelijk is na verwerving van de daarop betrekking hebbende rechten, uit te doen zenden, indien:
a. de verzorger niet tijdig aan de Stichting heeft medegedeeld dat hij de rechten, bedoeld in de aanhef, wenst te verwerven met uitsluiting van de instellingen die zendtijd hebben verkregen voor landelijke omroep; en
b. de Stichting binnen een redelijke termijn na de mededeling, bedoeld in onderdeel a, aan de verzorger te kennen heeft gegeven dat zij of een andere instelling die zendtijd heeft verkregen voor landelijke omroep, het desbetreffende programma-onderdeel in haar programma wenst op te nemen.
1. Een verzorger van een abonneeprogramma is aan het Commissariaat voor de Media jaarlijks een bedrag verschuldigd ter vergoeding van de kosten die verbonden zijn aan het toezicht.
2. De hoogte van de verschuldigde bedragen wordt vastgesteld bij regeling van Onze Minister, die hierbij een onderscheid maakt tussen radio- en televisieprogramma's en voorts in ieder geval rekening houdt met de gemiddelde duur van de uitzendingen en met het aantal aangeslotenen op draadomroepinrichtingen in Nederland, dat het programma kan ontvangen op grond van een overeenkomst als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h.
3. Een verzorger van een abonneeprogramma voldoet jaarlijks het met toepassing van artikel 128 vastgestelde bedrag aan het Commissariaat. Het Commissariaat stelt dit bedrag ter beschikking van Onze Minister.
4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gegeven met betrekking tot de betaling van voorschotten op hetgeen een verzorger van een abonneeprogramma ingevolge deze wet aan het Commissariaat verschuldigd zal zijn.
Artikel 75a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt vervangen door:
1. In afwijking van artikel 70a kan het Commissariaat voor de Media aan een instelling die voor toewijzing van zendtijd voor regionale omroep in aanmerking komt, op verzoek van die instelling, in plaats van of naast het toewijzen van zendtijd toestemming verlenen een regionaal omroepprogramma te verzorgen dat wordt uitgezonden door middel van de draadomroepinrichtingen in de desbetreffende provincie.
2. In het tweede lid wordt «televisieprogramma» telkens vervangen door: programma.
3. Het derde lid wordt vervangen door:
3. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent de dagen en uren waarop een programma als bedoeld in het eerste lid kan worden uitgezonden. Deze regels hebben uitsluitend betrekking op televisieprogramma's.
Artikel 76, tweede lid, wordt vervangen door:
2. Het verzorgen van televisieprogramma's door de Wereldomroep geschiedt in samenwerking met de Stichting.
3. Het bepaalde bij of krachtens de artikelen 52 tot en met 53a, 54, eerste tot en met vierde lid, 56a, eerste, vijfde en zesde lid, 64, eerste lid, aanhef en onderdeel d, 64b, eerste lid, en 64c is van overeenkomstige toepassing op de Wereldomroep en de door haar verzorgde programma's.
Na artikel 76 wordt een nieuw artikel 76a ingevoegd:
1. In de programma's van de Wereldomroep mogen programma-onderdelen van de Stichting Etherreclame worden opgenomen die bestaan uit reclameboodschappen die zijn aangeboden door derden, alsmede een omlijsting daarvan.
2. Het bepaalde bij of krachtens de artikelen 39b, 41a en 50, achtste lid, met betrekking tot de zendtijd van de Stichting Etherreclame, is van overeenkomstige toepassing op het opnemen van programma-onderdelen als bedoeld in het eerste lid in de programma's van de Wereldomroep.
Artikel 111 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt vervangen door:
1. De omroepbijdrage bestaat uit een hoofdsom, een provinciale opslag en een lokale opslag. De provinciale opslag en de lokale opslag kunnen nihil zijn.
2. In het vijfde lid wordt in de tweede volzin «het regionale televisieprogramma, bedoeld in artikel 75a» vervangen door: een regionaal programma als bedoeld in artikel 75a.
3. Het zesde lid wordt vervangen door:
6. De gemeenteraad kan, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 216 tot en met 218b van de Gemeentewet, ter bestrijding van de kosten van lokale omroep in zijn gebied, eens in de vijf jaar, het bedrag van de lokale opslag vaststellen, dat geheven wordt van de, blijkens de registratie bedoeld in artikel 112, in zijn gemeente wonende of gevestigde houders.
7. De lokale opslag mag niet bestemd worden ten behoeve van de verzorging van een lokaal televisieprogramma.
8. De provinciale opslag, onderscheidenlijk de lokale opslag, kan een bij algemene maatregel van bestuur voor de omroepbijdrage A, onderscheidenlijk omroepbijdrage B, vast te stellen bedrag niet overschrijden.
In artikel 122, wordt, onder vernummering van het derde lid tot vierde lid, een nieuw derde lid ingevoegd:
3. Koninklijke PTT Nederland NV draagt de opbrengst van de lokale opslag af aan de desbetreffende gemeente.
In artikel 128, eerste lid, wordt «onderscheidenlijk van de commerciële omroepinstellingen die toestemming hebben verkregen,» vervangen door: , de lokale en regionale omroepinstellingen, de commerciële omroepinstellingen en de verzorgers van een abonneeprogramma.
In artikel 134, eerste lid, wordt «de artikelen 41 tot en met 41c» vervangen door: de artikelen 41, 41b en 41c.
Artikel 135 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «het bepaalde bij of krachtens» ingevoegd «artikel 41a,», wordt «artikel 43d, eerste en tweede lid,» vervangen door «artikel 43d, eerste en derde lid,», vervalt «artikel 71,», vervalt «artikel 71h, eerste en tweede lid,» en wordt «artikel 72, derde en vierde lid,» vervangen door «artikel 73, vierde en zevende lid,».
2. Het tweede lid wordt vervangen door:
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de Wereldomroep, voor zover het betreft een overtreding van een of meer van de bepalingen die krachtens de artikelen 76, derde lid, 76a, tweede lid, en 138e, eerste lid, van overeenkomstige toepassing zijn verklaard op de Wereldomroep en de door haar verzorgde programma's.
In artikel 138 wordt «instellingen die een programma voor binnenlandse omroep, een abonneeprogramma of een programma als bedoeld in artikel 167, eerste lid, verzorgen,» vervangen door: instellingen die een programma voor binnenlandse omroep verzorgen, verzorgers van een abonneeprogramma en verzorgers van een programma als bedoeld in artikel 167, eerste lid,.
In artikel 138a, eerste lid, wordt «instellingen die een programma voor binnenlandse omroep, een abonneeprogramma of een programma als bedoeld in artikel 167, eerste lid, verzorgen,» vervangen door: instellingen die een programma voor binnenlandse omroep verzorgen, verzorgers van een abonneeprogramma en verzorgers van een programma als bedoeld in artikel 167, eerste lid,.
In artikel 138b, eerste lid, wordt «instellingen die een programma voor binnenlandse omroep, een abonneeprogramma of een programma als bedoeld in artikel 167, eerste lid, verzorgen,» vervangen door: instellingen die een programma voor binnenlandse omroep verzorgen, verzorgers van een abonneeprogramma en verzorgers van een programma als bedoeld in artikel 167, eerste lid,.
In artikel 138c wordt «Iedere instelling die een programma voor binnenlandse omroep, een abonneeprogramma of een programma als bedoeld in artikel 167, eerste lid, verzorgt,» vervangen door: Iedere instelling die een programma voor binnenlandse omroep verzorgt, iedere verzorger van een abonneeprogramma en iedere verzorger van een programma als bedoeld in artikel 167, eerste lid,.
In artikel 138d wordt «Instellingen die een programma voor binnenlandse omroep, een abonneeprogramma of een programma als bedoeld in artikel 167, eerste lid, verzorgen,» vervangen door: Instellingen die een programma voor binnenlandse omroep verzorgen, verzorgers van een abonneeprogramma en verzorgers van een programma als bedoeld in artikel 167, eerste lid,.
In artikel 138e, tweede lid, vervalt «een abonneeprogramma of».
Artikel 165a wordt vervangen door:
Met ingang van 1 juli 1996 vervalt artikel 69.
Vóór artikel 167 wordt een nieuw artikel 166 ingevoegd:
1. Het Commissariaat voor de Media kan eenmaal voor een periode van drie jaren zendtijd voor televisie toewijzen aan de Stichting ten behoeve van een programma dat bestaat uit een samenstel van ten minste zeven verschillende regionale programma-edities die tegelijkertijd op een van de televisieprogrammanetten, genoemd in artikel 40, eerste lid, worden uitgezonden.
2. De zendtijd, bedoeld in het eerste lid, wordt slechts verleend, indien:
a. de Stichting en de gezamenlijke regionale omroepinstellingen die zendtijd hebben verkregen, overeenstemming hebben bereikt zowel over de dagen en uren waarop het programma zal worden uitgezonden, als over de inhoud van de verschillende regionale programma-edities;
b. de Stichting en de gezamenlijke regionale omroepinstellingen die zendtijd hebben verkregen, overeenstemming hebben bereikt over de verdeling van de inkomsten uit de reclameboodschappen in en aansluitend op de verschillende regionale programma-edities; en
c. de verschillende regionale programma-edities worden geproduceerd door de regionale omroepinstellingen.
3. Voor de toepassing van deze wet wordt het programma, bedoeld in het eerste lid, aangemerkt als een programma voor landelijke omroep, onderscheidenlijk een programma van een instelling die zendtijd heeft verkregen voor landelijke omroep, met dien verstande dat op de verschillende programma-edities niet artikel 51d, maar artikel 51e van toepassing is.
In artikel 167 wordt het derde lid vervangen door:
3. Het bepaalde bij of krachtens de artikelen 73, 73a en 128 is van overeenkomstige toepassing op een programma als bedoeld in het eerste lid, onderscheidenlijk op de verzorger van een programma als bedoeld in het eerste lid, tenzij het programma wordt verzorgd voor een instelling die voor de toepassing van deze wet valt onder de bevoegdheid van een van de Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen, niet zijnde Nederland, of van een van de overige Staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.
Artikel 167a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «artikel 66, onderdelen b, c en d» vervangen door: artikel 66, onderdelen b en c.
2. In het derde lid wordt «De artikelen 70, tweede lid, en 71, eerste en tweede lid, zijn» vervangen door: Artikel 70, tweede lid, is.
Na artikel 167 wordt, onder vernummering van artikel 167b tot artikel 167c, een nieuw artikel 167b ingevoegd:
1. Voor ieder programmanet als bedoeld in artikel 40, eerste en tweede lid, is ten minste één zender of zendernet met een landelijk bereik, met de daarbij behorende frequentie(s), beschikbaar.
2. In iedere provincie is ten minste één zender of zendernet met een provinciaal bereik, met de daarbij behorende frequentie(s), beschikbaar ten behoeve van de uitzending van het radioprogramma van de instelling die ten behoeve van de desbetreffende provincie zendtijd voor regionale omroep heeft verkregen. Indien in een provincie aan twee of meer regionale omroepinstellingen zendtijd is toegewezen, is de eerste volzin van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de onderscheidene verzorgingsgebieden.
3. Voor iedere instelling die zendtijd voor lokale omroep heeft verkregen, is voor zover dit technisch mogelijk is en niet in de weg staat aan een doelmatig gebruik van frequenties, ten behoeve van de uitzending van haar radioprogramma ten minste één zender of zendernet, met de daarbij behorende frequentie(s), beschikbaar met een bereik dat ten minste gelijk is aan het verzorgingsgebied van het programma.
In artikel 175 wordt «43b, tweede lid, 43d, tweede lid,» vervangen door «43d, derde lid,», vervalt «71, derde lid,» en wordt «72, derde lid,» vervangen door «73, vierde lid,».
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 1996, met uitzondering van artikel I, onderdeel OO, dat in werking treedt met ingang van 31 december 1995.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-19951996-24336-135.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.