Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 1995-1996 | 24258 nr. 106 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 1995-1996 | 24258 nr. 106 |
28 november 1995
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is personen die duurzaam een gemeenschappelijke huishouding voeren en tussen wie bloedverwantschap in de tweede graad bestaat gelijk te behandelen met personen die duurzaam een gemeenschappelijke huishouding voeren en tussen wie deze bloedverwantschap niet bestaat en in verband hiermee de Algemene Ouderdomswet te wijzigen alsmede een nieuwe regeling te treffen met betrekking tot uitkeringen aan nabestaanden in geval van overlijden van de uitkeringsgerechtigde en in verband daarmee in enkele andere wetten enige wijzigingen aan te brengen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Algemene Ouderdomswet wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 1, derde lid, vervalt de zinsnede: «of tweede».
In artikel 8, eerste lid, wordt na «de gehuwde pensioengerechtigde» toegevoegd: die voor 1 januari 2015 recht heeft op ouderdomspensioen en.
In artikel 11, aanhef vervalt de zinsnede: of in verband met.
Artikel 18 komt te luiden:
1. Na het overlijden van degene, aan wie ouderdomspensioen is toegekend, wordt met ingang van de dag na het overlijden, ouderdomspensioen in de vorm van een overlijdensuitkering uitbetaald:
a. aan de langstlevende van de echtgenoten;
b. bij ontstentenis van de in onderdeel a bedoelde persoon, aan de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen;
c. bij ontstentenis van de in de onderdelen a en b bedoelde personen, aan degenen ten aanzien van wie de overledene grotendeels in de kosten van het bestaan voorzag en met wie hij in gezinsverband leefde.
2. De overlijdensuitkering is gelijk aan het bedrag van het ouderdomspensioen over één maand, met uitzondering van de toeslag, berekend naar de hoogte van het ouderdomspensioen in de maand van overlijden van degene aan wie ouderdomspensioen is toegekend.
3. De overlijdensuitkering wordt ambtshalve of op verzoek aan de rechthebbende of rechthebbenden door de Sociale Verzekeringsbank uitbetaald.
4. De overlijdensuitkering wordt in een bedrag ineens aan de rechthebbende of rechthebbenden uitbetaald.
5. Het bedrag van de overlijdensuitkering wordt verminderd met het bedrag aan ouderdomspensioen dat, over na het overlijden gelegen dagen, reeds is uitbetaald.
6. De overlijdensuitkering is niet vatbaar voor beslag.
Artikel 21 vervalt.
In artikel 32 vervalt de zinsnede «21,».
De Algemene Weduwen- en Wezenwet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 29 komt te luiden:
1. Na het overlijden van degene, aan wie een weduwenpensioen is toegekend, wordt met ingang van de dag na het overlijden, weduwenpensioen in de vorm van een overlijdensuitkering uitbetaald:
a. aan de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen;
b. bij ontstentenis van de in de onderdeel a bedoelde kinderen, aan degenen ten aanzien van wie de overledene grotendeels in de kosten van het bestaan voorzag en met wie hij in gezinsverband leefde.
2. Met degene aan wie een weduwenpensioen is toegekend, wordt voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld, degene wiens overlijden heeft plaats gevonden in de maand waarin hij de leeftijd van 65 jaar zou hebben bereikt doch voor het bereiken van deze leeftijd is overleden, en uitsluitend ingevolge artikel 8, derde lid geen recht op weduwenpensioen heeft of wiens recht op weduwenpensioen ingevolge artikel 27, tweede lid, onderdeel a is ingetrokken.
3. De overlijdensuitkering is gelijk aan het bedrag van het weduwenpensioen over één maand, berekend naar de hoogte van dat pensioen in de maand van overlijden van degene aan wie het weduwenpensioen is toegekend.
4. In verband met het overlijden van degene aan wie een weduwenpensioen is toegekend, is artikel 8, derde lid, en artikel 27, tweede lid, onderdeel a niet van toepassing.
5. De overlijdensuitkering wordt ambtshalve of op verzoek aan de rechthebbende of rechthebbenden door de Sociale Verzekeringsbank uitbetaald.
6. De overlijdensuitkering wordt in een bedrag ineens uitbetaald.
7. Het bedrag van de overlijdensuitkering wordt verminderd met het bedrag aan weduwenpensioen dat, over na het overlijden gelegen dagen, reeds is uitbetaald.
8. De overlijdensuitkering is niet vatbaar voor beslag.
Artikel 33 vervalt.
In artikel 37e vervalt de zinsnede «33,».
De Ziektewet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 35 komt te luiden:
1. Na het overlijden van degene, aan wie ziekengeld is toegekend, wordt met ingang van de dag na het overlijden, ziekengeld in de vorm van een overlijdensuitkering uitbetaald:
a. aan de langstlevende van de echtgenoten indien de overledene niet duurzaam van de andere echtgenoot gescheiden leefde;
b. bij ontstentenis van de in onderdeel a bedoelde persoon, aan de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen;
c. bij ontstentenis van de in de onderdelen a en b bedoelde personen, aan degenen ten aanzien van wie de overledene grotendeels in de kosten van het bestaan voorzag en met wie hij in gezinsverband leefde.
2. Met degene aan wie ziekengeld is toegekend, wordt voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld, degene wiens overlijden heeft plaats gevonden in de maand waarin hij de leeftijd van 65 jaar zou hebben bereikt doch voor het bereiken van deze leeftijd is overleden, en die uitsluitend ingevolge artikel 29, negende lid, over de dag van zijn overlijden geen recht op ziekengeld had.
3. Voor de toepassing van het eerste lid, worden mede als echtgenoot aangemerkt niet gehuwde personen van verschillend of gelijk geslacht, die duurzaam een gezamenlijke huishouding voeren, tenzij het betreft personen tussen wie bloedverwantschap in de eerste graad bestaat.
4. Van een gezamenlijk huishouding als bedoeld in het derde lid, kan slechts sprake zijn indien twee ongehuwde personen gezamenlijk voorzien in huisvesting en bovendien beiden een bijdrage leveren in de kosten van de huishouding dan wel op andere wijze in elkaars verzorging voorzien.
5. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld voor de toepassing van het vierde lid.
6. De overlijdensuitkering is gelijk aan het bedrag van het ziekengeld over één maand doch niet over de zaterdagen en zondagen, berekend naar de hoogte van dat ziekengeld op de dag of laatstelijk voor de dag van overlijden van degene aan wie het ziekengeld is toegekend.
7. In verband met het overlijden van degene aan wie ziekengeld is toegekend, is artikel 29, negende lid, niet van toepassing.
8. De overlijdensuitkering wordt op verzoek aan de rechthebbende of rechthebbenden genoemd in het eerste lid, door de bedrijfsvereniging uitbetaald.
9. De overlijdensuitkering wordt in een bedrag ineens uitbetaald.
10. Het bedrag van de overlijdensuitkering wordt verminderd met het bedrag aan ziekengeld dat, over na het overlijden gelegen dagen, reeds is uitbetaald.
11. De overlijdensuitkering is niet vatbaar voor beslag.
Artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst van het artikel wordt een 1 geplaatst.
2. In het eerste lid wordt de zinsnede «artikel 29, tweede lid en vijfde tot en met zevende lid» vervangen door artikel 29, tweede lid, vijfde tot en met zevende lid en negende lid.
3. Aan het artikel wordt een tweede lid toegevoegd luidende:
2. Voor de toepassing van het eerste lid, wordt onder degene die verzekerd is geweest uitsluitend verstaan degene die, ware hij niet overleden, doch arbeidsongeschikt geworden, nog aanspraak op ziekengeld had kunnen ontlenen aan artikel 46.
Artikel 40 wordt als volgt gewijzigd:
1. De aanduiding «1» voor het eerste lid vervalt.
2. Het tweede lid vervalt.
De Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 53 komt te luiden:
1. Na het overlijden van degene, aan wie een arbeidsongeschiktheidsuitkering is toegekend, wordt met ingang van de dag na het overlijden, de arbeidsongeschiktheidsuitkering in de vorm van een overlijdensuitkering uitbetaald:
a. aan de langstlevende van de echtgenoten indien de overledene niet duurzaam van de andere echtgenoot gescheiden leefde;
b. bij ontstentenis van de in onderdeel a bedoelde persoon, aan de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen;
c. bij ontstentenis van de in de onderdelen a en b bedoelde personen, aan degenen ten aanzien van wie de overledene grotendeels in de kosten van het bestaan voorzag en met wie hij in gezinsverband leefde.
2. Met degene aan wie een arbeidsongeschiktheidsuitkering is toegekend, wordt voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld, degene wiens overlijden heeft plaats gevonden in de maand waarin hij de leeftijd van 65 jaar zou hebben bereikt doch voor het bereiken van deze leeftijd is overleden, en die uitsluitend ingevolge artikel 49, over de dag van zijn overlijden geen recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering had.
3. Voor de toepassing van het eerste lid, worden mede als echtgenoot aangemerkt niet gehuwde personen van verschillend of gelijk geslacht, die duurzaam een gezamenlijke huishouding voeren, tenzij het betreft personen tussen wie bloedverwantschap in de eerste graad bestaat.
4. Van een gezamenlijk huishouding als bedoeld in het derde lid, kan slechts sprake zijn indien twee ongehuwde personen gezamenlijk voorzien in huisvesting en bovendien beiden een bijdrage leveren in de kosten van de huishouding dan wel op andere wijze in elkaars verzorging voorzien.
5. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld voor de toepassing van het vierde lid.
6. De overlijdensuitkering is gelijk aan het bedrag van de arbeidsongeschiktheidsuitkering over één maand, doch niet over de zaterdagen en zondagen, berekend naar de hoogte van die uitkering op de dag of laatstelijk voor de dag van overlijden, van degene aan wie die arbeidsongeschiktheidsuitkering uitkering is toegekend.
7. In verband met het overlijden van degene aan wie een arbeidsongeschiktheidsuitkering is toegekend, is artikel 49, eerste lid, niet van toepassing.
8. De overlijdensuitkering wordt op verzoek aan de rechthebbende of rechthebbenden genoemd in het eerste lid, door de bedrijfsvereniging uitbetaald.
9. De overlijdensuitkering wordt in een bedrag ineens uitbetaald.
10. Het bedrag van de overlijdensuitkering wordt verminderd met het bedrag aan arbeidsongeschiktheidsuitkering dat, over na het overlijden gelegen dagen reeds is uitbetaald.
11. De overlijdensuitkering is niet vatbaar voor beslag.
Artikel 55 vervalt.
In artikel 59b, vierde lid wordt de zinsnede «artikelen 21, tweede lid, 22 en 53, zesde lid» telkens vervangen door artikelen 21, tweede lid en 22.
In artikel 59d vervalt de zinsnede «55,».
In artikel 98b wordt de zinsnede «53 en 55» vervangen door: en 53.
De Algemene Arbeidsongeschiktheidswet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 44 komt te luiden:
1. Na het overlijden van degene, aan wie een arbeidsongeschiktheidsuitkering is toegekend, wordt met ingang van de dag na het overlijden, de arbeidsongeschiktheidsuitkering in de vorm van een overlijdensuitkering uitbetaald:
a. aan de langstlevende van de echtgenoten indien de overledene niet duurzaam van de andere echtgenoot gescheiden leefde;
b. bij ontstentenis van de in onderdeel a bedoelde persoon, aan de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen;
c. bij ontstentenis van de in de onderdelen a en b bedoelde personen, aan degenen ten aanzien van wie de overledene grotendeels in de kosten van het bestaan voorzag en met wie hij in gezinsverband leefde.
2. Met degene aan wie een arbeidsongeschiktheidsuitkering is toegekend, wordt voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld, degene wiens overlijden heeft plaats gevonden in de maand waarin hij de leeftijd van 65 jaar zou hebben bereikt doch voor het bereiken van deze leeftijd is overleden, en die uitsluitend ingevolge artikel 40 over de dag van zijn overlijden geen recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering had.
3. Voor de toepassing van het eerste lid, worden mede als echtgenoot aangemerkt niet gehuwde personen van verschillend of gelijk geslacht, die duurzaam een gezamenlijke huishouding voeren, tenzij het betreft personen tussen wie bloedverwantschap in de eerste graad bestaat.
4. Van een gezamenlijk huishouding als bedoeld in het derde lid, kan slechts sprake zijn indien twee ongehuwde personen gezamenlijk voorzien in huisvesting en bovendien beiden een bijdrage leveren in de kosten van de huishouding dan wel op andere wijze in elkaars verzorging voorzien.
5. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld voor de toepassing van het vierde lid.
6. De overlijdensuitkering is gelijk aan het bedrag van de arbeidsongeschiktheidsuitkering over één maand, doch niet over de zaterdagen en zondagen, berekend naar de hoogte van die uitkering op de dag of laatstelijk voor de dag van overlijden van degene aan wie die arbeidsongeschiktheidsuitkering is toegekend.
7. In verband met het overlijden van degene aan wie een arbeidsongeschiktheidsuitkering is toegekend, is artikel 40, eerste lid, niet van toepassing.
8. De overlijdensuitkering wordt op verzoek aan de rechthebbende of rechthebbenden genoemd in het eerste lid, door de bedrijfsvereniging uitbetaald.
9. De overlijdensuitkering wordt in een bedrag ineens uitbetaald.
10. Het bedrag van de overlijdensuitkering wordt verminderd met het bedrag aan arbeidsongeschiktheidsuitkering dat, over na het overlijden gelegen dagen, reeds is uitbetaald.
11. De overlijdensuitkering is niet vatbaar voor beslag.
Artikel 46 vervalt.
In artikel 55 vervalt de zinsnede «46,».
In artikel 99 vervalt de zinsnede «,46».
De Toeslagenwet wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 1, derde lid, vervalt de zinsnede «of tweede».
In artikel 10, vierde lid, wordt «24» vervangen door: 23a.
Artikel 23 komt te luiden:
1. Na het overlijden van de toeslaggerechtigde wordt met ingang van de dag na het overlijden, de toeslag in de vorm van een overlijdensuitkering uitbetaald:
a. aan de langstlevende van de echtgenoten;
b. bij ontstentenis van de in onderdeel a bedoelde persoon, aan de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen;
c. bij ontstentenis van de in de onderdelen a en b bedoelde personen, aan degenen ten aanzien van wie de overledene grotendeels in de kosten van het bestaan voorzag en met wie hij in gezinsverband leefde.
2. Met de toeslaggerechtigde, wordt voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld, degene wiens overlijden heeft plaats gevonden in de maand waarin hij de leeftijd van 65 jaar zou hebben bereikt doch voor het bereiken van deze leeftijd is overleden, en die recht op een toeslag zou hebben gehad indien artikel 29, negende lid, van de Ziektewet, artikel 49, eerste lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering of artikel 40, eerste lid, van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet over de dag van zijn overlijden niet van toepassing zou zijn geweest.
3. De overlijdensuitkering is gelijk aan het bedrag van de toeslag over één maand, doch niet over de zaterdagen en zondagen, berekend naar de hoogte van die toeslag op de dag of laatstelijk voor de dag van overlijden van de toeslaggerechtigde.
4. Voor de toepassing van het tweede lid, wordt ervan uitgegaan dat aan de verzekerde een toeslag was toegekend.
5. De overlijdensuitkering wordt op verzoek aan de rechthebbende of rechthebbenden genoemd in het eerste lid, door de bedrijfsvereniging uitbetaald.
6. De overlijdensuitkering wordt in een bedrag ineens uitbetaald.
7. Het bedrag van de overlijdensuitkering wordt verminderd met het bedrag aan toeslag dat, over na het overlijden gelegen dagen, reeds is uitbetaald.
8. De overlijdensuitkering is niet vatbaar voor beslag.
Na artikel 23 wordt een nieuw artikel toegevoegd, luidende:
Na het overlijden van de echtgenoot van een toeslaggerechtigde wordt de toeslaggerechtigde voor de toepassing van deze wet en de daarop rustende bepalingen tot en met één maand na de dag van overlijden van de echtgenoot, als gehuwd aangemerkt.
Artikel 24 vervalt.
De Algemene bijstandswet wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 76 wordt de zinsnede «tot en met de laatste dag van de tweede maand, volgend op die waarin het overlijden plaatsvond» vervangen door: tot en met één maand na de dag van het overlijden.
De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt de zinsnede «tot en met de laatste dag van de tweede maand, volgend op die waarin het overlijden plaatsvond» vervangen door: tot en met één maand na de dag van het overlijden.
2. In het tweede lid wordt de zinsnede «tot en met de laatste dag van de tweede maand, volgend op die waarin het overlijden plaatsvond» vervangen door: tot en met één maand na de dag van het overlijden.
De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt de zinsnede «tot en met de laatste dag van de tweede maand, volgend op die waarin het overlijden plaatsvond» vervangen door: tot en met één maand na de dag van het overlijden.
2. In het tweede lid wordt de zinsnede «tot en met de laatste dag van de tweede maand, volgend op die waarin het overlijden plaatsvond» vervangen door: tot en met één maand na de dag van het overlijden.
Artikel 1639l, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
De zinsnede «de laatste dag van de tweede maand na die waarin het overlijden plaatsvond» wordt vervangen door: tot en met één maand na de dag van het overlijden.
De Ziekenfondswet wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 1, tweede lid, vervalt de zinsnede «of tweede».
De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 1, derde lid, vervalt de zinsnede: «of tweede».
1. Op personen die op 31 december 1995 recht hadden op ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet en de daarop berustende bepalingen en tussen wie een bloedverwantschap in de tweede graad bestaat en die op grond van artikel 1, derde lid van de Algemene Ouderdomswet zoals dat artikel na inwerkingtreding van deze wet komt te luiden als gehuwd worden aangemerkt, blijft artikel 1, derde lid, van de Algemene Ouderdomswet zoals dat artikel voor de inwerkingtreding van deze wet luidde, van toepassing.
2. Artikel 11 van de Algemene Ouderdomswet zoals dat voor inwerkingtreding van de wet luidde blijft van toepassing op personen die op 30 juni 1996 recht hadden op ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet en de daarop berustende bepalingen.
1. Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 1997 met uitzondering van de artikelen I, onderdeel A en B, III, onderdeel B, VI, onderdeel A, XI, XII en XIII, eerste lid die met ingang van 1 januari 1996 in werking treden en de artikelen I, onderdeel C en XIII, tweede lid die met ingang van 1 juli 1996 in werking treden en onverminderd de leden twee tot en met vijf.
2. Indien het bij Koninklijke boodschap van 24 mei 1995 ingediende voorstel van wet Regeling van een verzekering voor nabestaanden (Algemene nabestaandenwet; 24 169) tot wet wordt verheven en in werking treedt, vervalt artikel II op hetzelfde tijdstip.
3. Indien het bij koninklijke boodschap van 24 mei 1995 ingediende voorstel van wet Regeling van een verzekering voor nabestaanden (Algemene nabestaandenwet; 24 169) tot wet wordt verheven en
a. in werking treedt, wordt op hetzelfde tijdstip in artikel 51, tweede lid, van die wet, na «nabestaanden- en halfwezenuitkering» ingevoegd: over één maand;
b. in werking treedt, wordt op hetzelfde tijdstip in artikel 101 van die wet de zinsnede «over twee maanden» vervangen door: over één maand;
c. en voor 1 januari 1997 in werking treedt, vervalt artikel 58 van die wet met ingang van 1 januari 1997.
4. Indien het bij koninklijke boodschap van 4 september 1995 ingediende voorstel van wet Nadere wijziging van een aantal sociale verzekeringswetten (technische verbeteringen in verband met de wetten TAV, TBA en TZ alsmede enige andere wijzigingen; 24 326) tot wet wordt verheven en in werking treedt, vervalt artikel III, onderdeel C op hetzelfde tijdstip.
5. Indien het bij koninklijke boodschap van 4 september 1995 ingediende voorstel van wet Nadere wijziging van een aantal sociale verzekeringswetten (technische verbeteringen in verband met de wetten TAV, TBA en TZ alsmede enige andere wijzigingen; 24 326) tot wet wordt verheven en voor 1 januari 1997 in werking treedt, vervalt van artikel I, onderdeel J, artikel 40, vijfde lid van de Ziektewet met ingang van 1 januari 1997.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
De Minister van Justitie,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-19951996-24258-106.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.