24 205
Privatisering van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds (Wet privatisering ABP)

24 217
Vaststelling van een kader voor regeling van rechten en verplichtingen van overheidspersoneel, onderwijspersoneel en daarmee gelijk te stellen personeel ter zake van vrijwillig vervroegd uittreden (Wet kaderregeling vut overheidspersoneel)

24 222
Regels met betrekking tot de oprichting van de Stichting Uitvoeringsinstelling Sociale Zekerheid voor Overheid en onderwijs (Wet Stichting USZO)

24 227
Wijziging van de Algemene burgerlijke pensioenwet en de Algemene militaire pensioenwet (invoering partnerpensioen), alsmede van de Uitkeringswet gewezen militairen (rechtspositionele erkenning van andere relatievormen dan het huwelijk)

nr. 83e
NADER VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BINNENLANDSE ZAKEN EN DE HOGE COLLEGES VAN STAAT1

Vastgesteld 14 december 1995

De memorie van antwoord gaf de leden van de fracties van het CDA en de VVD nog aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

1. Algemeen

De leden van de CDA-fractie hadden kennis genomen van de memorie van antwoord. Met een groot deel van de antwoorden op de door hen gestelde vragen waren zij ingenomen. Met name het antwoord op de vraag om met enkele cases de overgang van de aanspraken op macro niveau te illustreren, zoals gegeven in de bijlage, vonden zij erg goed.

Enkele andere vragen zijn minder overtuigend beantwoord, terwijl zij een enkele passage over enige onduidelijkheid in de bijdrage van de CDA-woordvoerder bij de behandeling van de wet FVP ABP, betreurens-

waardig vonden en niet passend in het gemeen overleg tussen regering en Staten-Generaal. Zij wilden nog de volgende vragen stellen.

Willen de bewindslieden «de bijdrage van het overheidspersoneel aan de oplossing van de financiële problematiek met betrekking tot het ABP» nader expliciteren (memorie van antwoord 24 205, 24 217, 24 222, 23 227, Eerste Kamer nr. 83b, blz. 2).

De tabellen 1, 2 en 3 (blzz. 4/5) geven, zo zeiden deze leden aan te nemen, het totaal belegd vermogen weer.

Zij merkten op dat de bewindslieden in hun antwoord over de monopoliepositie en de gedwongen winkelnering voorbijgaan aan het wettelijk regime. Is het niet zo dat alle ambtenaren voor hun pensioen aangewezen zijn op het ABP, en dat dat regime van kracht blijft tot 2000? Vanwege dat wettelijke regime is er sprake van gedwongen winkelnering en van een wettelijk monopolie van het ABP.

Dat informatie nieuwe vragen oproept blijkt hier. Tabel 6 (blz. 11) riep bij deze leden de vraag op waardoor de stabiliteit van het beleggingsresultaat van het ABP wordt verklaard, en waardoor de relatief sterke daling in 1993, gegeven de forse verbetering bij de andere fondsen.

Naar aanleiding van het antwoord op de vraag over de positie van reeds gepensioneerden wilden deze leden weten of ex-werknemers van de overheid, die in het verleden aanspraken bij het ABP hebben opgebouwd, en die nadien bij particuliere werkgevers pensioenrechten hebben opgebouwd, deze laatste aanspraken binnen het geprivatiseerde ABP onder kunnen brengen. Hoe goed is met andere woorden een pensioenbreuk bij het ABP te repareren?

Zij hadden moeite met de korte toelichting op de opgebouwde rechten-methode. Waar staat SDS voor? Kunnen de bewindslieden een uitvoeriger poging doen om de methode en de beide «circuits» uit te leggen? De leden hier aan het woord wilden niet verhelen deze zaak niet te beheersen.

2. Samenhang met andere operaties

2.1 Wet kaderregeling VUT overheidspersoneel

De leden van de CDA-fractie vonden de passage over de budgettaire consequenties niet overtuigend. Ten eerste, indien de wet Kaderregeling vut overheidspersoneel niet in het leven was geroepen en indien deze vut-regeling niet – zoals voorheen – uit omslagpremies werd bekostigd, zou de verschuldigde premie OP/NP/IP, voorzover ten laste van de werkgever komend, toch hoger zijn geweest?

Ten tweede, indien de voorgestelde wijziging met betrekking tot het onderwijspersoneel niet in deze wet wordt opgenomen, wie betaalt dan de daarmee gemoeide vut-kosten? Suggereert de gebezigde formulering «zijn in wezen vut-uitkeringen» (blz. 16) niet dat deze categorie over het hoofd is gezien in het Convenant èn in de toelichting bij de wet FVP ABP? Kan de minister aangeven in welke stukken, en waar, deze dop-uitkeringen zijn vermeld?

Deze leden hadden hun opmerkingen gemaakt over artikel 9, derde en vierde lid, omdat zij vermoeden dat er een probleem zit. Zij hebben geconstateerd dat de minister overweegt de Invoeringswet aan te passen. Is het niet beter om de door deze leden gevraagde integrale tekst met de genoemde aanpassingen op een andere manier aan te brengen? Het gaat om technische aanpassingen zodat een novelle een juist instrument zou kunnen zijn.

2.2 Wet Stichting USZO

De regering heeft, zegt ze, kennis genomen van de gevoelens van schrik bij de CDA-fractie met betrekking tot de aangetroffen stand van zaken, en verwijst vervolgens naar de recente «beslisinformatie» (blz. 18). De leden van de CDA-fractie waren blij met die recente informatie maar hadden een reactie op de schrik verwacht. Kan de regering zich voorstellen dat de medewetgever ontsteld is over een zo evident tekort aan wetgeving terwijl de termijn van het wetgevingstraject zo kort is?

Deze leden wilden weten welke grond de regering heeft om de voorgefinancierde invoeringsuitgaven 1994 te verrekenen via de premies over '96 en '97.

De leden hier aan het woord hadden gevraagd naar de stand van zaken met betrekking tot de voorgenomen samenvoeging van de verschillende diensten. De memorie van antwoord herhaalt wat eerder in de Tweede Kamer als toelichting is gegeven, en geeft dus niet de stand van zaken. De recente «tweede voortgangsrapportage» geeft te zamen met de daarbij gegeven stukken meer informatie. Zij merkten op niet de tijd te hebben gekregen voor de bestudering van deze stukken en drongen daarom er op aan deze Wet stichting USZO nog niet in december 1995 te behandelen. Zij meenden dat van een zorgvuldige wetgeving tot nu toe bij het wetsvoorstel geen sprake was.

Deze leden herhaalden dat het verbazingwekkend is als een kabinet dat tegelijk werkgever is de overgang van personeel bij wet regelt zonder basisinformatie te verschaffen over aantallen e.d.

De informatie die in de memorie van antwoord alsnog wordt verstrekt was al bekend uit de behandeling in de Tweede Kamer. Zij meenden daar ook te hebben gelezen dat verschillende fracties zich kritisch hebben getoond over de omvang en kwaliteit van de DUO en UO.

Is het dan niet wonderlijk dat er behoefte zou zijn aan versterking van het personeelsbesluit? Als de eerdere kritiek juist is, is de beoogde versterking dan niet beter te bereiken door een vervanging binnen de sterkte?

De regering meent anders dan de leden van de CDA-fractie dat geen uitvoerige wetsbepalingen in de wet stichting USZO nodig waren. Wil de regering nog eens de punten van kritiek van de Algemene Rekenkamer op de ZBO's in zijn recente rapport daarover nalopen? Is er geen aanvullende wetsbepaling nodig ten aanzien van de ministeriële verantwoordelijkheid of de informatievoorziening aan het parlement?

De leden van de VVD-fractie sloten zich hierbij aan.

De leden van de CDA-fractie zeiden eraan te hechten op te merken dat zij bevreesd waren dat de wet kan worden misbruikt voor ontslag aan minder geschikt geacht personeel.

De leden van de CDA-fractie hadden kennis genomen van de casus in bijlage 1, gegeven in antwoord op hun vraag. Het was hun opgevallen dat het «totaal pensioen» ingevolge het reglement in alle gevallen een fractie (gemiddeld circa 75 cent) lager ligt. Is dit toeval? Zijn er casus te bedenken waar de nieuwe aanspraak hoger uitkomt? Is de systematische geringe afwijking te verklaren?

Overigens hadden de leden hier aan het woord in het voorlopig verslag gevraagd of de Stichting USZO de bevoegdheid krijgt langlopend geld te lenen. Zij herhaalden deze vraag, overigens ook voor het ABP en het FAOP.

Deze leden hadden met belangstelling kennis genomen van het antwoord over de eventuele btw-plicht (blzz. 22 en 23). Waar en wanneer heeft de staatssecretaris van Financiën te kennen gegeven dat hij de exacte reikwijdte van de Zesde richtlijn inzake de omzetbelasting wil bezien? Is daar al meer over te melden? Hoe zit het met de btw-plicht met betrekking tot eventuele diensten van de USZO aan andere contractpartners? Stel, dat het ministerie van Defensie voor de afhandeling van de militaire pensioen een soft-ware-bedrijf inschakelt, dan wordt toch ook btw in rekening gebracht, hoewel het ook dan gaat om «prestaties die nauw samenhangen met de sociale zekerheid» of vergisten deze leden zich daarin?

De voorzitter van de commissie,

Van den Berg

De griffier van de commissie,

Hordijk


XNoot
1

Samenstelling: Boorsma (CDA), voorzitter, De Boer (GroenLinks), Van Dijk (CDA), Stevens (CDA), Schuyer (D66), Hilarides (VVD), Rensema (VVD), Van den Berg (SGP), Wöltgens (PvdA), Ter Veld (PvdA), De Haze Winkelman (VVD).

Naar boven