23 944
Wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (bestuursorganisatie van en medezeggenschap in hogescholen)

nr. 18a
NADER VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR WETENSCHAPSBELEID EN HOGER ONDERWIJS1

Vastgesteld 27 oktober 1995

Naar aanleiding van de memorie van antwoord wensten de leden van de CDA-fractie nog de volgende opmerkingen te maken.

Met betrekking tot een opmerking omtrent de voorgestelde artikelen 10.35 en 10.36 ging het antwoord van de regering langs het door deze leden opgenomen bezwaar heen. In de voorgestelde artikelen is sprake van hogescholen die door een instellingsbestuur in stand worden gehouden. Ingevolge het bepaalde in de artikelen 1.1 en 10.8, eerste lid bestaan zulke hogescholen niet. Omdat zij niet bestaan, kan hen ook niet de verplichting worden opgelegd die geformuleerd staat in de artikelen 10.35 en 10.36. Een beroep op de strekking achtten deze leden onvoldoende. De formulering van de wet dient duidelijk te zijn.

Ontevreden waren deze leden over het antwoord over de betekenis van het begrip «voorzieningen» in artikel 10.39, eerste lid. Zij vonden het niet passend de betekenisbepaling over te laten aan de rechter. Het is de taak van de wetgever de betekenis van bepalingen die zij introduceert, zelf vast te stellen. Zij stelden daarom wederom de vraag of onder het begrip «voorzieningen» ook de kosten vallen van de juridische bijstand die de medezeggenschapsraad behoeft.

De leden van de fractie van GroenLinks dankten de regering voor de gegeven antwoorden en wensten over de onderwijs- en examenregeling graag nadere informatie te ontvangen. Zo vroegen zij of de minister van plan is om de onderwerpen die worden genoemd in artikel 7.13 lid 2 a t/m d «landelijk en uniform» te regelen.

Is de minister van mening dat studenten en personeel mee moeten kunnen beslissen bij de vaststelling van de inhoud van het onderwijs, de doelstellingen en eindtermen daarvan, en van de studiebelasting en studeerbaarheid van het onderwijs?

Is de minister van mening dat de medezeggenschapsraad een instemmingsrecht moet krijgen met betrekking tot de volledige onderwijs- en examenregeling?

Het lid Bierman vroeg of de minister de empirische basis m.n. ten aanzien van het mislukken/niet werken van de huidige bestuurlijke structuur nader zou kunnen invullen.

Heeft de minister zich gerealiseerd dat voortdurende wijziging een verstorende uitwerking heeft op de kwaliteit van onderwijs & onderzoek? Hoe wordt dit nu en in de toekomst vermeden?

De voorzitter van de commissie,

Ginjaar

De griffier van de commissie,

Nieuwenhuizen


XNoot
1

Samenstelling: Glastra van Loon (D66), Ginjaar (VVD) (voorzitter), Grol-Overling (CDA), Schuurman (RPF), Postma (CDA), Boorsma (CDA), Lodewijks (VVD), Schoondergang-Horikx (GroenLinks), Jurgens (PvdA), Lycklama à Nijeholt (PvdA), De Jager (VVD).

Naar boven