23 689
Wijziging van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften en van het Wetboek van Strafvordering

nr. 299
NADER GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET

19 juni 1996

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften op enkele onderdelen en het Wetboek van Strafvordering op een onderdeel te wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt in de tweede begripsomschrijving «, rijbewijs en bestuurder» vervangen door: en rijbewijs. Na de tweede begripsomschrijving wordt een nieuwe begripsomschrijving ingevoegd, luidende:

bestuurder: alle weggebruikers behalve voetgangers;

2. Het tweede lid komt als volgt te luiden:

2. In deze wet wordt mede verstaan onder:

bestuurder: degene die wordt geacht een motorrijtuig onder zijn onmiddellijk toezicht te doen besturen;

kenteken: het kenteken waaronder een motorrijtuig in het buitenland is geregistreerd, het registratienummer, vermeld op het registratiebewijs, afgegeven voor een motorrijtuig gebezigd ten behoeve van de strijdkrachten, alsmede enig ander registratienummer waaronder een motorrijtuig in Nederland mag worden geregistreerd;

kentekenregister: een buitenlands register betreffende aldaar geregistreerde motorrijtuigen, de registratie betreffende motorrijtuigen gebezigd ten behoeve van de strijdkrachten, bijgehouden door Onze Minister van Defensie, alsmede enig andere registratie betreffende motorrijtuigen, waarvan de houder gerechtigd is deze in Nederland te voeren;

rijbewijs: een door het bevoegde gezag in het buitenland afgegeven rijbewijs, alsmede een door het militaire gezag afgegeven rijbewijs.

B

1. In artikel 2, derde lid, tweede volzin, wordt «vijfhonderd» vervangen door: zevenhonderdvijftig.

2. In artikel 2, vijfde lid, wordt «twee maanden» vervangen door: vier weken

C

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. De laatste volzin van het eerste lid komt als volgt te luiden: Bij ministeriële regeling worden het model van de beschikking en dat van de aankondiging van de beschikking vastgesteld, of de eisen waaraan het model moet voldoen.

2. In de tweede volzin van het tweede lid worden de woorden «binnen drie maanden» vervangen door: binnen vier maanden

3. Aan het tweede lid wordt een volzin toegevoegd, luidende als volgt: Indien de brief ook op het in de basisadministratie persoonsgegevens opgenomen adres onbestelbaar blijkt te zijn, wordt de beschikking geacht aan de betrokkene bekend te zijn.

D

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. De woorden «en niet aanstonds kan worden vastgesteld» worden vervangen door: en niet aanstonds is vastgesteld

2. Tussen «wordt» en «de administratieve sanctie» wordt ingevoegd:, onverminderd het bepaalde in artikel 31, tweede lid,

E

Artikel 5a komt als volgt te luiden:

Artikel 5a

Indien is vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig, waarmee een aanhangwagen waarvoor een kenteken is vereist, wordt voortbewogen, en niet aanstonds is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is, wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 31, tweede lid, de administratieve sanctie opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken van het motorrijtuig ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven. Indien het kenteken van het motorrijtuig niet is vastgesteld, wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 31, tweede lid, de administratieve sanctie opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken van de aanhangwagen ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven. In beide gevallen wordt hem gewezen op het bepaalde in artikel 8.

F

Artikel 8 komt als volgt te luiden:

Artikel 8

De officier van justitie vernietigt de beschikking indien, in het geval van artikel 5 onderscheidenlijk artikel 5a, degene op wiens naam het kenteken in het kentekenregister is ingeschreven:

a. aannemelijk maakt dat tegen zijn wil door een ander van het motorrijtuig onderscheidenlijk de aanhangwagen gebruik is gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen,

b. een voor een termijn van ten hoogste drie maanden schriftelijk bedrijfsmatig aangegane huurovereenkomst overlegt waaruit blijkt wie ten tijde van de gedraging de huurder van het motorrijtuig onderscheidenlijk de aanhangwagen was, dan wel

c. een vrijwaringsbewijs, bedoeld in artikel 1, onderdeel i, van het Kentekenreglement, of een verklaring als bedoeld in de artikelen 31 tot en met 33 van het Kentekenreglement, overlegt waaruit blijkt dat hij ten tijde van de gedraging geen eigenaar of houder meer was van het betrokken motorrijtuig onderscheidenlijk de betrokken aanhangwagen.

In de onder a, b en c bedoelde gevallen is de officier van justitie bevoegd tot het opleggen van een administratieve sanctie aan degene die de gedraging heeft verricht of aan degene die de huurder van het motorrijtuig onderscheidenlijk de aanhangwagen was, dan wel aan degene aan wie het motorrijtuig onderscheidenlijk de aanhangwagen werd overgedragen. De artikelen 4, 6 en 7 zijn alsdan van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de beschikking uiterlijk binnen acht maanden nadat de gedraging heeft plaatsgevonden wordt bekendgemaakt.

G

Artikel 9, eerste lid, komt te luiden:

1. Tegen de beslissing van de officier van justitie kan degene die administratief beroep heeft ingesteld, beroep instellen bij het kantongerecht. In afwijking van artikel 6:4, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, wordt het beroepschrift ingediend bij de officier van justitie die ingevolge artikel 6, eerste lid, op het administratief beroep heeft beslist.

H

Artikel 10 komt te luiden:

Artikel 10

De officier van justitie brengt het beroepschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken ter kennis van het kantongerecht binnen wiens rechtsgebied de gedraging is verricht, dan wel, in het geval bedoeld in artikel 6, eerste lid, tweede volzin, bij het kantongerecht binnen het rechtsgebied van de woonplaats van de betrokkene.

I

1. Artikel 11, eerste lid, komt als volgt te luiden:

1. Het beroepschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken worden door de officier van justitie aan het kantongerecht ter kennis gebracht binnen zes weken nadat de indiener zekerheid heeft gesteld voor de betaling van de sanctie, dan wel nadat de termijn daarvoor is verstreken.

2. Na het eerste lid wordt een nieuw tweede lid ingevoegd, onder vernummering van het bestaande tweede lid tot vierde lid, luidende:

2. Indien de officier van justitie geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift tegemoetgekomen is, kan de in het eerste lid bedoelde termijn zonodig met vier weken worden verlengd.

3. Na het nieuwe tweede lid wordt een nieuw derde lid ingevoegd, luidende:

3. De zekerheid wordt door de indiener bij het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden, bedoeld in artikel 1 van het Besluit Instelling Centraal Justitieel Incassobureau, gesteld, hetzij door middel van de aan betrokkene toegezonden accept-giro, hetzij anderszins door storting op de rekening van het Centraal Justitieel Incassobureau. De officier van justitie wijst de indiener van het beroepschrift na de ontvangst ervan op de verplichting tot zekerheidstelling en deelt hem mee dat de zekerheidstelling dient te geschieden binnen twee weken na de dag van verzending van zijn mededeling. Indien de zekerheidstelling niet binnen deze termijn is geschied, wordt het beroep door de kantonrechter niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

4. In het vierde lid wordt «, nadat zekerheidstelling heeft plaatsgevonden,» vervangen door: , indien zekerheidstelling heeft plaatsgevonden,.

J

Na artikel 12 wordt een nieuw artikel 12a ingevoegd, luidende:

Artikel 12a

De artikelen 512 tot en met 519 van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing.

K

1. Artikel 13a komt als volgt te luiden:

Artikel 13a

1. De kantonrechter is bij uitsluiting bevoegd een partij te veroordelen in de kosten die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep bij het kantongerecht redelijkerwijs heeft moeten maken. Een natuurlijke persoon kan slechts in de kosten worden veroordeeld in geval van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht. Het Besluit proceskosten bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

2. In geval van een veroordeling in de kosten ten behoeve van de indiener van het beroepschrift aan wie ter zake van het beroep een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, wordt het bedrag van de toevoegingskosten betaald aan de griffier. Artikel 57b van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is van overeenkomstige toepassing.

3. In geval van een veroordeling in de kosten ten behoeve van de indiener van het beroepschrift worden de kosten door de Staat der Nederlanden vergoed.

2. Na artikel 13a wordt een nieuw artikel 13b ingevoegd, luidende:

Artikel 13b

1. In geval van intrekking van het beroep omdat de officier van justitie geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de officier van justitie op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 13a in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep. Indien aan dit vereiste niet is voldaan, wordt het verzoek niet-ontvankelijk verklaard. Het verzoek wordt bij de officier van justitie ingediend.

2. De kantonrechter stelt de verzoeker zo nodig in de gelegenheid het verzoek schriftelijk toe te lichten en stelt de officier van justitie in de gelegenheid een verweerschrift in te dienen. Hij stelt hiervoor termijnen vast. Indien het verzoek mondeling wordt gedaan, kan de kantonrechter bepalen dat het toelichten van het verzoek en het voeren van verweer onmiddellijk mondeling geschieden.

3. Indien het toelichten van het verzoek en het voeren van verweer mondeling zijn geschied, sluit de kantonrechter het onderzoek.

4. Indien het verzoek schriftelijk wordt toegelicht, nodigt de kantonrechter partijen uit ter zitting te verschijnen. Indien partijen daarvoor toestemming hebben gegeven, kan de kantonrechter bepalen dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. De kantonrechter kan ook ambtshalve besluiten het verzoek buiten zitting af te doen. De kantonrechter sluit vervolgens het onderzoek.

L

Na artikel 17 wordt een nieuw artikel 17a ingevoegd, luidende:

Artikel 17a

De artikelen 512 tot en met 518 van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing.

M

1. In artikel 18 wordt het vierde lid vernummerd tot vijfde lid.

2. Ingevoegd wordt een nieuw vierde lid, luidende:

4. De artikelen 13a en 13b zijn van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de laatste volzin van artikel 13b, eerste lid.

N

Artikel 25, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Tussen «verhoging» en «te voldoen» wordt ingevoegd: geheel

2. Het woord «verhoogde» wordt vervangen door: verschuldigde

3. Na «vijftig procent» wordt ingevoegd: van het bedrag van de sanctie en de daarop inmiddels gevallen verhoging

O

Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid worden de woorden «de officier van justitie» vervangen door: de officier van justitie in het arrondissement Leeuwarden

2. Het derde lid komt als volgt te luiden:

3. Tegen de tenuitvoerlegging van het dwangbevel kan verzet worden gedaan, hetwelk niet gericht zal kunnen zijn tegen de beslissing waarbij de administratieve sanctie werd opgelegd. Verzet wordt gedaan bij een met redenen omkleed verzetschrift. Het verzetschrift wordt binnen twee weken na de betekening van het dwangbevel ingediend bij het kantongerecht binnen het rechtsgebied waar het adres is van degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd. Wordt binnen twee weken na de betekening tot inbeslagneming overgegaan, dan wordt het verzetschrift binnen een week na de dag van inbeslagneming ingediend. Bij het verzetschrift worden het dwangbevel en een afschrift van het exploit van betekening van het dwangbevel overgelegd.

3. Het vierde en vijfde lid worden vernummerd tot achtste en negende lid.

4. Ingevoegd wordt een nieuw vierde lid, luidende:

4. Degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, is een griffierecht verschuldigd. Indien het verschuldigde griffierecht niet voor de aanvang van de zitting is betaald, wordt het verzet niet-ontvankelijk verklaard, tenzij de indiener het verzuim herstelt binnen de door de griffier gestelde termijn.

5. Ingevoegd worden een nieuw vijfde en zesde lid, luidende:

5. Indien de in het derde lid bedoelde stukken niet zijn overgelegd, deelt de griffier de indiener van het verzetschrift mee dat deze stukken binnen twee weken na de dag van verzending van zijn mededeling ter griffie dienen te zijn overgelegd. Indien dit laatste niet binnen deze termijn is geschied, wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

6. De griffier brengt het verzetschrift en de daarop betrekking hebbende stukken ter kennis van de officier van justitie in het arrondissement Leeuwarden, ten einde hem in de gelegenheid te stellen daarover de nodige opmerkingen te maken. De officier van justitie stelt de betrokken gerechtsdeurwaarder ervan in kennis dat verzet is gedaan. De kantonrechter geeft zo spoedig mogelijk na afloop van deze termijn, na zo nodig degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd te hebben gehoord, althans opgeroepen om te verschijnen, zijn met redenen omklede beschikking, welke onverwijld aan degene die het verzet heeft gedaan en aan de officier van justitie in het arrondissement Leeuwarden wordt medegedeeld. De artikelen 13a en 13b zijn van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de laatste volzin van artikel 13b, eerste lid.

6. Toegevoegd wordt een nieuw zevende lid, luidende:

7. Indien de kantonrechter het verzet gegrond oordeelt, houdt de beschikking tevens in dat aan de indiener van het verzetschrift het door hem betaalde griffierecht wordt vergoed door de griffier. In de overige gevallen kan de kantonrechter bepalen dat het betaalde griffierecht wordt vergoed.

P

Na artikel 26 wordt een nieuw Artikel 26a ingevoegd, dat als volgt luidt:

Artikel 26a

1. De officier van justitie in het arrondissement Leeuwarden, alsmede degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, kunnen tegen de beschikking van het kantongerecht binnen twee weken na de verzending van de mededeling van de beschikking van het kantongerecht beroep in cassatie instellen. Het beroepschrift dient te worden gezonden aan de griffie van het kantongerecht dat de beschikking heeft gegeven.

2. Degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, is in zijn beroep slechts ontvankelijk na voorafgaande zekerheidstelling van het nog verschuldigde bedrag en van al de kosten en het op grond van artikel 36 verschuldigde griffierecht. De zekerheid wordt bij het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden, bedoeld in artikel 1 van het Besluit Instelling Centraal Justitieel Incassobureau, gesteld door storting op de rekening van het Centraal Justitieel Incassobureau. De griffier van het kantongerecht dat de beschikking heeft gegeven wijst de indiener van het beroepschrift op de verplichting tot zekerheidstelling en deelt hem mee dat de zekerheidstelling dient te geschieden binnen twee weken na de dag van verzending van zijn mededeling. Indien de zekerheidstelling niet binnen deze termijn is geschied, wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

3. Nadat de zekerheidstelling heeft plaatsgevonden of nadat de termijn voor het stellen van zekerheid is verstreken, zendt de griffier van het kantongerecht het beroepschrift met de daarop betrekking hebbende stukken, en na bijvoeging van een afschrift van de beschikking van het kantongerecht, onverwijld ter griffie van de Hoge Raad in. De Hoge Raad beslist zo spoedig mogelijk. De artikelen 13a en 13b zijn van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de laatste volzin van artikel 13b, eerste lid. Afschrift van de beschikking wordt door de griffier van de Hoge Raad gezonden aan degenen die tot het instellen van beroep in cassatie gerechtigd waren.

Q

Artikel 27, wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde lid komt als volgt te luiden:

4. Degene onder wie het verhaal wordt genomen, kan zich niet tegenover de officier van justitie beroepen op het tenietgaan of de vermindering van zijn schuld aan degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd door betaling of door verrekening met een tegenvordering dan in de gevallen waarin hij daartoe ook bevoegd zou zijn geweest bij een op het tijdstip van de betekening overeenkomstig het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering gelegd beslag onder derden. Indien een andere schuldeiser op de vordering waarop het verhaal wordt genomen, beslag heeft gelegd, is artikel 478 van het Wetboek van overeenkomstige toepassing. Het verhaal wordt voor de toepassing van artikel 33 van de Faillissementswet met een beslag onder derden gelijkgesteld.

2. In het zesde lid wordt het woord «verstrekking» vervangen door: betekening, en wordt de laatste volzin vervangen door: Artikel 26, derde tot en met negende lid, en artikel 26a zijn van overeenkomstige toepassing.

3. Toegevoegd wordt een nieuw achtste lid, luidende als volgt:

8. De kosten van het verhaal krachtens dit artikel worden op gelijke voet als de administratieve sanctie op degene aan wie deze sanctie is opgelegd verhaald. De kosten van het verhaal, waaronder zijn begrepen de invorderingskosten, bedragen f 50.

R

Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt als volgt te luiden:

1. De officier van justitie te leeuwarden kan, indien niet of niet volledig verhaal overeenkomstig de artikelen 26 en 27 heeft plaatsgevonden, bij het kantongerecht in het kanton waar het adres is van degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd een vordering instellen om te worden gemachtigd om per gedraging waarvoor een administratieve sanctie is opgelegd het dwangmiddel gijzeling toe te passen van degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, voor ten hoogste één week. Indien degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd ingeschreven staat op een in de basisadministratie persoonsgegevens opgenomen adres, maar niet op dat adres woonachtig is, dan wel indien degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland heeft, geschiedt de instelling van de bovenbedoelde vordering door de officier van justitie in het arrondissement Leeuwarden bij het kantongerecht te Leeuwarden. Een verleende machtiging om gijzeling toe te passen kan tot uiterlijk vijf jaar nadat de opgelegde administratieve sanctie onherroepelijk is geworden, worden uitgevoerd.

2. Het derde en vierde lid worden vernummerd tot vierde en vijfde lid.

3. Ingevoegd wordt een nieuw derde lid, dat luidt als volgt:

3. De officier van justitie te Leeuwarden of de ambtenaar die door hem is belast met de toepassing van de gijzeling heeft voor het in gijzeling stellen van de betrokkene toegang tot elke plaats.

4. In het nieuwe vijfde lid vervalt «, onder c»

S

Na artikel 28 wordt een artikel 28a ingevoegd, luidende:

Artikel 28a

Indien niet of niet volledig verhaal overeenkomstig de artikelen 26 en 27 heeft plaatsgevonden, kan de officier van justitie te Leeuwarden het rijbewijs innemen van degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd. De officier kan tot uiterlijk vijf jaar nadat de opgelegde administratieve sanctie onherroepelijk is geworden van zijn bevoegdheid gebruik maken. De inneming van het rijbewijs duurt ten hoogste vier weken.

T

Na artikel 28a wordt een artikel 28b ingevoegd, luidende:

Artikel 28b

Indien niet of niet volledig verhaal overeenkomstig de artikelen 26 en 27 heeft plaatsgevonden, kan de officier van justitie te Leeuwarden het voertuig waarmee de gedraging heeft plaatsgevonden buiten gebruik stellen of, indien dit voertuig niet wordt aangetroffen, een soortgelijk voertuig waarover degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, vermag te beschikken. De officier kan tot uiterlijk vijf jaar nadat de opgelegde administratieve sanctie onherroepelijk is geworden van zijn bevoegdheid gebruik maken. De buitengebruikstelling duurt ten hoogste vier weken.

U

Artikel 29 komt als volgt te luiden:

Artikel 29

1. Indien degene wiens voertuig buiten gebruik kan worden gesteld door de officier van justitie te Leeuwarden niet terstond voldoet aan het overeenkomstig artikel 23, tweede lid, en artikel 25 verhoogde bedrag van de administratieve sanctie, is de officier van justitie bevoegd het voertuig op kosten van de betrokkene naar een door hem aangewezen plaats te doen overbrengen en in bewaring te doen stellen. Het voertuig wordt tussentijds aan de rechthebbende teruggegeven tegen betaling van het bedrag van de administratieve sanctie en de daarop gevallen verhogingen, alsmede van de kosten van overbrenging en bewaring.

2. De officier van justitie is tevens bevoegd om in het in het eerste lid bedoelde geval aan het voertuig een mechanisch hulpmiddel te doen aanbrengen, waardoor wordt verhinderd dat het voertuig wordt weggereden. Het mechanisch hulpmiddel wordt tussentijds niet verwijderd dan nadat het bedrag van de administratieve sanctie en de daarop gevallen verhogingen, alsmede de kosten van het aanbrengen en van het verwijderen ervan zijn voldaan.

3. Indien twaalf weken na de aanvang van de buitengebruikstelling de rechthebbende zijn voertuig niet heeft afgehaald, wordt hij geacht zijn recht op de zaak te hebben opgegeven en is de officier van justitie bevoegd het voertuig om niet aan een derde in eigendom te doen overdragen, te doen verkopen of te doen vernietigen. Gelijke bevoegdheid bestaat ook binnen de bedoelde termijn, zodra het gezamenlijke bedrag van de opgelegde administratieve sanctie, de daarop gevallen verhoging, de kosten van het aanbrengen en het verwijderen, alsmede de kosten van overbrenging en bewaring, vermeerderd met de voor de verkoop, de eigendomsoverdracht om niet of de vernietiging geraamde kosten, in verhouding tot de waarde van het voertuig naar zijn oordeel onevenredig hoog zou worden.

4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de overbrenging, bewaring, eigendomsoverdracht om niet, verkoop, vernietiging, de berekening van de kosten van overbrenging en bewaring, alsmede omtrent hetgeen verder voor de uitvoering van dit artikel noodzakelijk is.

V

Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 30, eerste lid, eerste volzin, wordt de zinsnede «Degene tot inneming van wiens rijbewijs de officier van justitie is gemachtigd» vervangen door: Degene wiens rijbewijs kan worden ingenomen door de officier van justitie te Leeuwarden.

2. In artikel 30, tweede lid, wordt de zinsnede «bedoeld in artikel 28, eerste lid, onder b,» vervangen door: bedoeld in artikel 28a,.

W

1. In artikel 31 wordt, onder vernummering van het tweede tot het derde lid, een nieuw tweede lid ingevoegd, luidende:

2. Indien de in artikel 3, eerste lid, bedoelde ambtenaren hebben vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven, en niet aanstonds is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is en waarvan aannemelijk is dat de kentekenhouder geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland heeft, dan wel dat de kentekenhouder geregistreerd staat voor het niet voldoen van een hem eerder overeenkomstig de bepalingen van deze wet opgelegde sanctie, zijn zij bevoegd bij wijze van voorlopige maatregel het voertuig naar een door hen aangewezen plaats te doen overbrengen en in bewaring te stellen, dan wel aan het voertuig een mechanisch hulpmiddel te doen aanbrengen, waardoor wordt verhinderd dat het voertuig wordt weggereden. Zij kunnen vorderen dat, alvorens het voertuig aan de bestuurder wordt teruggegeven, naast de kosten van overbrenging en bewaring, eveneens het bedrag van de opgelegde administratieve sanctie en van de eerder overeenkomstig de bepalingen van deze wet opgelegde en inmiddels verschuldigde administratieve sanctie zal worden voldaan.

2. Toegevoegd wordt een nieuw vierde lid, luidende:

4. In het in het eerste en tweede lid bedoelde geval is artikel 29 van overeenkomstige toepassing.

X

Artikel 32, tweede lid, vervalt; het cijfer 1. voor de tekst van het eerste lid wordt geschrapt.

Y

Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt als volgt te luiden:

2. Tegen een inbewaringstelling kan elke belanghebbende beroep instellen bij het kantongerecht op grond dat

a. de inbewaringstelling met een algemeen verbindend voorschrift strijdt;

b. de ambtenaar van zijn in artikel 32 omschreven bevoegdheid op een kennelijk onredelijke wijze heeft gebruik gemaakt.

2. Het vierde lid komt als volgt te luiden:

4. Het beroepschrift wordt ingediend bij de officier van justitie in het kanton waar de inbewaringstelling is geschied. De officier van justitie brengt het beroepschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken ter kennis van het kantongerecht in het kanton waar de inbewaringstelling is geschied.

3. Het zesde en zevende lid worden geschrapt.

4. Het vijfde lid wordt tot zevende lid vernummerd.

5. Na het vierde lid wordt een nieuw vijfde lid ingevoegd, luidende:

5. Het beroepschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken worden door de officier van justitie aan het kantongerecht ter kennis gebracht binnen vier dagen nadat de indiener zekerheid heeft gesteld voor de betaling van de sanctie, dan wel nadat de termijn daarvoor is verstreken.

6. Na het nieuwe vijfde lid wordt een nieuw zesde lid ingevoegd, luidende:

6. De kantonrechter beslist zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken na de dag waarop het beroepschrift bij de officier van justitie is ingediend. Ten aanzien van de behandeling van het beroepschrift en de uitspraak zijn de artikelen 11, tweede, derde en vierde lid, 12, 13, 13a en 13b van overeenkomstige toepassing.

7. Het nieuwe zevende lid komt als volgt te luiden:

7. Indien de kantonrechter het beroepschrift gegrond acht, gelast hij de onmiddellijke teruggave van het voertuig.

Z

Artikel 34 komt als volgt te luiden:

Artikel 34

1. Met geldboete van de tweede categorie wordt gestraft:

a. hij die niet voldoet aan de in artikel 3, eerste lid, omschreven vordering;

b. hij die de gegevens waarop de vordering, bedoeld in artikel 3, eerste lid, betrekking heeft onjuist opgeeft;

c. hij die niet voldoet aan de in artikel 30 omschreven verplichting.

2. Het strafbare feit is een overtreding.

AA

Artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt het cijfer 1 geplaatst.

2. Toegevoegd wordt een nieuwe tweed lid, luidende:

2. Indien het verzetschrift wordt ingetrokken omdat de officier van justitie geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzetschrift is tegemoetgekomen wordt het door de indiener betaalde griffierecht aan hem vergoed door de desbetreffende officier van justitie. In de overige gevallen kan de desbetreffende officier van justitie, indien het verzet wordt ingetrokken, het betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk vergoeden.

ARTIKEL II

Het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd: In artikel 54, eerste lid, wordt na «Wetboek van Strafrecht,» ingevoegd: dan wel van het strafbare feit omschreven in artikel 34, eerste lid, onder b, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften.

ARTIKEL III

De Wet tarieven in burgerlijke zaken wordt als volgt gewijzigd: In artikel 54 wordt na onderdeel l, waarvan de punt wordt vervangen door een punt-komma, een onderdeel m ingevoegd, luidende:

m. de incasso van de kosten van de in titel IIa, eerste afdeling, van het Wetboek van Strafrecht genoemde maatregelen.

ARTIKEL IV

Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 74c, derde lid, wordt «vijfhonderd gulden» vervangen door: zevenhonderdvijftig gulden.

ARTIKEL V

De tekst van de gewijzigde Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften wordt in het Staatsblad geplaatst.

ARTIKEL VI

1. De onderdelen B, C, D en E van deze wet zijn niet van toepassing ten aanzien van gedragingen die zijn begaan voor de inwerkingtreding van deze wet.

2. Ten aanzien van de behandeling van het bezwaar, het (administratief) beroep, het beroep in cassatie dan wel het verzet dat reeds ten tijde van de inwerkingtreding van deze wet is ingesteld blijven de tot op het moment van inwerkingtreding van deze wet geldende voorschriften van toepassing.

ARTIKEL VII

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden gesteld.

Lasten en bevelen dat deze wet in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Justitie,

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Naar boven