23 910 (R 1515)
Goedkeuring van het op 31 januari 1993 te Parijs tot stand gekomen Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de produktie, de aanleg van voorraden en het gebruik van chemische wapens en inzake de vernietiging van deze wapens, met bijlagen

23 911
Regels betreffende de uitvoering van het Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de produktie, de aanleg van voorraden en het gebruik van chemische wapens en inzake de vernietiging van deze wapens (Uitvoeringswet verdrag chemische wapens)

nr. 264b
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 1 juni 1995

Naar aanleiding van de in het verslag van de vaste commissies voor Buitenlandse Zaken en Economische Zaken vervatte vragen moge het volgende dienen.

Inwerkingtreding van het verdrag

De leden van de fractie van D66 vroegen in hoeveel landen op dit moment de nationale uitvoeringswetgeving in parlementaire behandeling is en of de lidstaten van de Raad van Europa hiertoe behoren. Hierop moge als volgt worden geantwoord.

Van belang is dat er op dit moment, voor zover bekend, 20 staten bezig zijn met parlementaire behandeling van de goedkeuring en uitvoering van het CW-verdrag. Verder hebben 19 andere staten aangegeven deze zomer hun goedkeuring te verlenen.

Van de 34 lidstaten van de Raad van Europa hebben 10 lidstaten het verdrag geratificeerd, te weten: Duitsland, Frankrijk, Spanje, Griekenland, Zweden, Finland, Noorwegen, Zwitserland, Roemenië en Bulgarije. In 10 lidstaten hebben parlementen het verdrag in behandeling: Denemarken, België, Italië, Letland, Oostenrijk, Polen, Slowakije, Nederland, Ierland en Turkije. De Turkse Commissie voor Defensie heeft behandeling van de wet voltooid, momenteel ligt de zaak bij de Commissie voor Buitenlandse aangelegenheden. Het tijdstip van Turkse ratificatie is vervolgens afhankelijk van agendering van de plenaire behandeling.

Van de overige 14 lidstaten van de Raad van Europa is in 13 staten de parlementaire procedure nog niet gestart. De regering van het Verenigd Koninkrijk verwacht de Uitvoeringswet in november a.s. aan het parlement aan te bieden.

Andorra heeft het verdrag nog niet ondertekend.

De leden van de D66-fractie vroegen tevens wanneer naar verwachting het voor inwerkingtreding van het verdrag benodigde aantal van 65 ratificaties zal zijn bereikt. Thans hebben 28 staten het verdrag bekrachtigd. Gehoopt wordt dat het aantal van 65 ratificaties eind 1995 zal worden bereikt.

Financiële steun

De leden van de D66-fractie vroegen of de voormalige Oostbloklanden chemische wapens bezitten.

Voor zover de regering bekend, beschikken deze staten niet over chemische wapens.

Binnentreden in woningen

De leden van de D66-fractie hebben gevraagd wat de noodzaak is van het verschil tussen artikel 10, tweede lid en artikel 13, vierde lid van het wetsvoorstel voor een Uitvoeringswet.

Artikel 10, tweede lid, van het wetsvoorstel voor een Uitvoeringswet verleent een bevoegdheid aan nationale toezichthoudende ambtenaren. Het ligt in de bedoeling de ambtenaren van de Economische Controle Dienst en van de Douane als zodanig aan te wijzen. Artikel 10, tweede lid, komt overeen met artikel 5.1.5, tweede lid, van de derde tranche van de Algemene Wet Bestuursrecht (kamerstukken II 1993/94, 23 700, nr. 2). Dit houdt in dat, zoals dat ook bij andere wetten geschiedt, in het kader van toezicht, dus als er geen vermoeden is van een strafbaar feit, een woning niet kan worden betreden zonder toestemming van de bewoner.

Naast het nationale toezicht op de naleving van de wet is er ook nog het internationale toezicht op de naleving van het verdrag. Op dit laatste heeft artikel 13 van het wetsvoorstel voor een Uitvoeringswet betrekking. Het internationale inspectieteam wordt bij een internationale routine- of uitdagingsinspectie vergezeld van een nationaal begeleidingsteam. Het verdrag schrijft voor, dat in het geval van een internationale uitdagingsinspectie het internationale inspectieteam zonder meer toegang dient te hebben tot elke plaats, dus ook tot een woning zonder toestemming van de bewoner. Om die reden wordt in artikel 13, vierde lid, van het wetsvoorstel voor een Uitvoeringswet aan het internationale inspectieteam, vergezeld van het begeleidingsteam, de bevoegdheid gegeven zonder toestemming van een bewoner een woning te betreden. In afwijking van artikel 2, eerste lid, van de Algemene Wet op het Binnentreden, hebben zij daarvoor zelfs geen machtiging nodig.

Er is dus een duidelijk onderscheid tussen de bevoegdheden van nationale ambtenaren in het kader van het nationale toezicht op de naleving van de wet, en de bevoegdheden van het internationale inspectieteam in het kader van het internationale toezicht op de naleving van het verdrag.

«Good governance»

De leden van de fractie van D66 vroegen ten slotte of de regering het met hen eens is dat ratificatie en implementatie van het verdrag een uiting is van «good governance». Tevens zouden zij graag vernemen of de regering voornemens is in bilaterale contacten met landen waarmee Nederland een OS-relatie heeft rectificatie en implementatie te bepleiten. Nederland vraagt, indien opportuun, in contacten op diverse niveaus met andere staten aandacht voor de kwestie van ratificatie van het verdrag. Mede op deze wijze geeft de regering uitdrukking aan haar streven naar universaliteit van het verdrag. Ratificatie en implementatie van het verdrag zijn inderdaad een vorm van «behoorlijk bestuur». Het ligt daarentegen niet voor de hand ratificatie van een verdrag tot een specifieke voorwaarde voor ontwikkelingshulp te maken. Wel vormt de opstelling van een staat ten opzichte van het verdrag één van de elementen die van belang kunnen zijn voor de beoordeling van de totale ontwapeningsinspanning van een land. Dit laatste wordt, zoals bekend, beschouwd als één van de belangrijke ijkpunten van «good governance».

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. van Mierlo

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

A. van Dok-Van Weele

Naar boven