23 796
Wijziging van de Comptabiliteitswet verband houdende met onder andere de introductie van agentschappen, de integratie van de begrotingsartikelen «personeel» en «materieel» en een nadere aanpassing van de financiële verantwoordingsprocedure (zesde wijziging van de Comptabiliteitswet)

nr. 191b
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIËN1

Vastgesteld 11 april 1995

Het voorbereidend onderzoek gaf aanleiding tot het formuleren van de volgende opmerkingen en vragen.

De leden van de CDA-fractie hadden met belangstelling kennis genomen van de voorgestelde wijzigingen. Zij toonden zich verheugd over het amendement De Jong c.s. (Kamerstuk TK 23 796, nr. 12).

Overigens waren zij van mening dat dit wetsvoorstel eerder had kunnen worden aangeboden: het is niet fraai dat reeds in de begroting 1994 vooruit is gelopen op de thans gedane voorstellen.

Zij wilden voor het maken van een definitief oordeel nog de volgende vragen stellen en opmerkingen maken.

De samenvoeging van de personeel- en materieelartikelen (P&M-artikelen) doet een artikel ontstaan waarvoor te meer geldt dat zo een artikel moeilijk kan worden afgewogen tegen de andere, beleidsmatige artikelen waarop de programma-uitgaven staan verantwoord. Verdient het geen aanbeveling om ook de P&M-artikelen te schrappen om deze geheel toe te rekenen aan de meer programmatische artikelen? Welke informatie over het te voeren beleid geven die overhead-artikelen?

De redactie van het nieuwe artikel 5, vijfde lid, in Artikel I, A4, is verwarrend, aldus de leden hier aan het woord. Suggereert de eerste zin, waar sprake is van ramingen voor P&M «per hoofdbeleidsterrein» niet dat er meer hoofdbeleidsterreinen per hoofdstuk kunnen zijn? Wat is de betekenis van de tweede alinea van dat artikel, waar sprake is van inzet van P&M welke betrekking heeft op «meer dan één hoofdbeleidsterrein»? Is er bij aanwezigheid van enkele hoofdbeleidsterreinen niet altijd sprake van een toerekeningsprobleem?

Naar aanleiding van Art. I, D4, nieuw artikel 67, wilden deze leden de werkingssfeer van de Algemene Rekenkamer aan de orde stellen. Is de uitbreiding van de werkingssfeer al geëvalueerd? Deze leden wilden vooral een oordeel horen over de uitbreiding van de werkingssfeer naar particuliere bedrijven, waar de Staat een klein financieel belang heeft. Zij konden zich voorstellen dat de Rekenkamer daar geen bemoeienis mee

zou hebben en dat de Staat zou volstaan met een goedkeurende accountantsverklaring.

De memorie van toelichting (Kamerstuk TK 23 796, nr. 3) meldt (blz. 3/4) dat het «moeder departement» van het agentschap een bijdrage kan betalen in de vorm van een prijs per eenheid. Indien het budget aldus volkomen variabel is gemaakt, werkt het agentschap alsdan niet zo marktconform dat het agentschap btw-plichtig zou moeten worden? Deze leden verwezen daarbij naar een arrest van de Hoge Raad (14 sept. 1988, BNB 1989/213).

De leden van de fracties van VVD en SGP sloten zich bij deze vraag aan.

De memorie van toelichting meldt (blz. 4), zo vervolgden de leden van de CDA-fractie hun betoog, dat vóór de instelling van een agentschap een goedkeurende accountantsverklaring vereist is. Is die in de afgelopen jaren steeds gegeven bij de instelling van agentschappen?

Deze leden vroegen met de leden van de SGP-fractie of de minister de zgn. stromanconstructie, genoemd in de Handelingen Tweede Kamer, kan uitleggen.

Kan de minister uitleggen, zo vroegen de leden van de CDA-fractie, waarom hij bij de behandeling in de Tweede Kamer heeft opgemerkt dat de CW van 1976 slechts een grote revisie inhield en dat de laatste «echte» (Comptabiliteits)wet dateert van 1927? Is de voorliggende wet na de afgelopen vijf wijzigingen, onder politieke verantwoordelijkheid van m.n. de vroegere minister Ruding, niet een «echte», moderne en in veel opzichten betere wet?

De leden van de SGP-fractie wilden na het bovenstaande nog slechts één vraag stellen. De minister heeft tijdens de openbare behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer toegezegd het amendement H. G. Kamp c.s. op stuk nr. 13 ter advisering voor te leggen aan de Algemene Rekenkamer. De heer Kamp heeft daarop zijn amendement ingetrokken (Handelingen TK, nr. 15, blz. 2717). Deze leden vroegen de minister of hij al over dit advies van de Rekenkamer beschikt. Zo ja, kan dit dan ook aan de Eerste Kamer worden toegezonden? Zo neen, op welke termijn verwacht de minister dit advies?

De voorzitter van de commissie,

Boorsma

De griffier van de commissie,

Hordijk


XNoot
1

Samenstelling: Boorsma (CDA) (voorzitter), Van Dijk (CDA), Stevens (CDA), K. Zijlstra (PvdA), Schinck (PvdA), Schuyer (D66), Vis (D66), Van Graafeiland (VVD), Hilarides (VVD), De Boer (GroenLinks), Barendregt (SGP), Schuurman (RPF), Veling (GPV).

Naar boven