23 703
Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet op de studiefinanciering inzake verlenging cursusduur technische opleidingen en opleidingen op het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving in het wetenschappelijk onderwijs

nr. 188a
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR WETENSCHAPSBELEID EN HOGER ONDERWIJS1

Vastgesteld 7 maart 1995

De leden, behorende tot de fractie van het CDA vroegen welke de verhouding is tussen het voorliggende wetsvoorstel, waarin de cursusduur voor een aantal opleidingen op 5 jaar gesteld wordt, en de voornemens van de bewindslieden om een brede gedachtenwisseling te hebben met de universiteiten over een meer algemene differentiatie in de cursusduur. Met andere woorden: waarom wordt hier een voorschot genomen op deze discussie? Is hier slechts sprake van een tijdelijke wet? Is het te verwachten dat de mogelijke uitkomsten van de brede gedachtenwisseling wat betreft differentiële cursusduur van de andere opleidingen op dezelfde wijze per opleiding in de wet vastgelegd worden? Of willen de bewindslieden de universiteiten hier meer vrijheid geven?

Dezelfde leden vroegen of de bewindslieden nog eens wilden uiteenzetten waarom de opleidingen in Wageningen en Groningen een vijfjarige cursusduur krijgen, terwijl de discussie toch in eerste instantie ging over een aantal opleidingen aan de technische universiteiten? Kunnen de bewindslieden hun oordeel geven over de argumenten van de andere universiteiten met betrekking tot de door hen verlangde cursusduur van de bêta-faculteiten? En wat is het oordeel van de bewindslieden over de suggesties van de commissie-Vonhoff ten aanzien van een langere cursusduur van sommige specialistische talenopleidingen?

De leden van de VVD-fractie hadden met belangstelling kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel. Gezien het belang van de verlengde cursusduur voor de desbetreffende opleidingen konden zij met de inhoud van het voorstel instemmen. Wel vroegen zij zich af in hoeverre een dergelijke beslissing een hypotheek legt op de voorziene brede discussie over studieduurverlenging in het algemeen. In hoeverre is deze verlenging exemplarisch voor cursusduurverlenging bij name bêta-vakken? Kan zich omgekeerd niet de situatie voordoen dat uit de brede discussie blijkt dat ten onrechte de voorliggende maatregelen zijn doorgevoerd?

Kunnen de bewindslieden uitleggen waarom naar hun mening voor een adequate technische opleiding in het algemeen een langere cursusduur nodig is dan voor een adequate bêta-opleiding? Moet dit ook blijken uit het feit «dat de groep bêta-afgestudeerden die een vervolgopleiding (doorgaans een promotie-opleiding) doet alvorens in de beroepspraktijk in te stromen, groter is dan de overeenkomstige groep van de technisch opgeleiden» (Tweede Kamer 23 703, nr. 5, pag. 4)? Of is het niet eerder zo dat doctorandi eerder geneigd zijn de universitaire studie met een doctoraat af te ronden dan ingenieurs? Maar is dit een argument, zo vroegen de leden van de VVD-fractie zich af, om niet tot een verlenging van de cursusduur te besluiten?

Het voorliggende voorstel is gebaseerd op een discrepantie tussen wettelijke cursusduur en feitelijke studieduur. Kan het niet zo zijn dat inhoud en kwalificatie van de bêta-studies eveneens tot verlenging van de cursusduur aanleiding geven? Moet de voortdurende achteruitgang in studentenaantallen bij de basale bêta-vakken niet geweten worden aan het feit dat deze studie als te moeilijk wordt ervaren, waardoor een vlucht optreedt enerzijds in alpha- en gamma-vakken, en anderzijds in de ingenieursopleiding?

Waarop is de vrees van bewindslieden gebaseerd dat door verlenging van de cursusduur bij technische natuurkunde en opleiding natuurkunde bij algemene universiteiten en technische universiteiten te veel op elkaar gaan lijken?

De leden, behorende tot de fractie van de RPF vroegen hoe het wetsvoorstel gezien moet worden in het licht van toekomstige beleidsvoornemens. De leden van de fractie van D66 sloten zich bij deze vraag aan.

Is het een impliciete bedoeling van dit wetsvoorstel om aan de opleiding van studenten met een technische drs-opleiding, die een cursusduur van vier jaar blijft behouden, een eind te maken omdat verwacht mag worden dat deze studenten straks de Technische Universiteiten zullen gaan bezoeken? Zo nee, waarom is er dan een verschil in cursusduur? En hoe kan in dat geval voorkomen worden dat twee gelijkwaardige studies verschillende trajecten volgen?

De voorzitter van de commissie,

Ginjaar

De griffier van de commissie,

Nieuwenhuizen


XNoot
1

Samenstelling: Braks (CDA), Kuiper (CDA), Postma (CDA), Kassies (PvdA), Schinck (PvdA), De Savornin Lohman (D66), Vac. (D66), Van Boven (VVD), Ginjaar (VVD), (voorzitter), De Boer (GroenLinks), Holdijk (SGP), Schuurman (RPF) en Veling (GPV).

Naar boven