nr. 48d
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 juni 1995
Bij de behandeling van het – inmiddels in werking getreden –
wetsvoorstel houdende regeling van de medezeggenschap van het overheidspersoneel
in de Wet op de ondernemingsraden op 11 april jongstleden in uw Kamer, heb
ik u de toezegging gedaan om artikel 46d, onderdeel a, van de Wet op de ondernemingsraden
(WOR) aan te passen. Deze aanpassing betreft de uitbreiding van de kring van
personen bij de overheidssector die niet als bestuurder in de zin van de WOR
worden aangemerkt, omdat hun bijzondere staatsrechtelijke positie hier aan
in de weg staat. Thans bestaat deze kring uit politiek verantwoordelijke personen
zoals ministers, commissarissen van de Koning, leden van gedeputeerde staten,
burgemeesters en leden van een college van burgemeester en wethouders. Vanuit
de Eerste Kamer is verzocht deze kring uit te breiden met personen die ook
een bijzondere staatsrechtelijke positie hebben zoals de vice-president van
de Raad van State, de voorzitters van de Kamers der Staten-Generaal en de
president van de Algemene Rekenkamer.
Mijnerzijds is het voorstel gedaan om de aanpassing van artikel 46d, onderdeel
a, van de WOR te laten plaatsvinden bij de voorgenomen herziening van de WOR,
waarvan het daartoe strekkende wetsvoorstel in de loop van dit jaar bij de
Tweede Kamer wordt ingediend. In het kader daarvan heb ik toegezegd u nader
te informeren over het tijdstip waarop het eerderbedoelde wetsvoorstel bij
de Tweede Kamer wordt ingediend.
Om vertraging te voorkomen heb ik thans, in overleg met de Minister van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid, besloten om de aanpassing van artikel 46d,
onderdeel a, van de WOR te laten plaatsvinden bij afzonderlijke wetswijziging.
Ik ben voornemens het wetsvoorstel terzake zo spoedig mogelijk aan de Raad
van State aan te bieden opdat het op korte termijn bij de Tweede Kamer kan
worden ingediend.
Ik hoop u met het vorenstaande voldoende te hebben geïnformeerd.
De Minister van Binnenlandse Zaken,
H. F. Dijkstal