nr. 23d
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 14 februari 1995
De leden van de fractie van het CDA vragen zich af wat bedoeld is met
de door ons in de memorie van antwoord gebezigde uitdrukking «voor deze
erkenning is echter wel nodig dat deze streektalen ten aanzien van hun maatschappelijke
erkenning en aspiraties hetzelfde niveau als het Fries bereiken». In
het verlengde daarvan zouden deze leden graag een limitatieve opsomming van
de criteria ontvangen aan de hand waarvan beoordeeld wordt of andere talen
hetzelfde niveau hebben bereikt als het Fries nu.
Met de bedoelde zinsnede hebben wij tot uitdrukking willen brengen dat
wij geen principiële, maar uitsluitend zakelijke bezwaren hebben tegen
het van toepassing verklaren van het Europese Handvest voor streektalen of
talen van minderheden op andere autochtone minderheidstalen dan het Fries.
De reden dat onder de huidige omstandigheden dit Handvest alleen voor
het Fries zal gaan gelden, is gelegen in:
a. het feit dat het Fries op een, in vergelijking met andere autochtone
minderheidstalen, grote schaal wordt gebruikt in de meer officiële taaldomeinen
(bestuur, rechtsverkeer, kerk, onderwijs). Voor een deel is dit het gevolg
van bewust beleid (bijvoorbeeld rechtsverkeer), voor een ander deel betreft
het een van onderop gegroeide situatie (bijvoorbeeld het gebruik van Fries
in openbare vergaderingen van vertegenwoordigende lichamen en in kerkdiensten).
Dit laatste kan als een vorm van maatschappelijke erkenning worden beschouwd;
b. het gegeven dat in Friesland, meer dan in bijvoorbeeld Groningen of
Drenthe, de voorwaarden voor het gebruik van de eigen taal in de meer officiële
taaldomeinen aanwezig zijn. In Friesland zijn door provinciale staten en diverse
gemeenteraden verschillende keren uitspraken gedaan, waaruit het streven naar
het gebruik van het Fries in de meer officiële taaldomeinen blijkt. Door
organisaties op het vlak van de Friese taal en cultuur (bijvoorbeeld de Ried
fan de Fryske Beweging) worden eveneens met een zekere regelmaat dergelijke
uitspraken gedaan. Hieruit blijkt niet alleen de hoogte van het aspiratieniveau
ten aanzien van de positie van de Friese taal, maar ook dat dit aspiratieniveau
in brede kring aanwezig is.
Een andere voorwaarde waaraan voor het Fries is voldaan en voor andere
regionale talen niet, betreft de mate waaraan de eigen taal als cultuurtaal
wordt gebruikt. Zo is in Friesland sprake van tal van eigentijdse cultuuruitingen
in de eigen taal. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het aantal literaire uitgaves
per jaar en hun oplage, het aantal literaire tijdschriften en hun oplage,
het bestaan van volwaardige Friestalige films (bijv. De Dream en de Fjoertoer)
en recent zelfs het uitbrengen van een Friestalige opera (Rixt). Voorts wijzen
wij op het bestaan van een officiële, door provinciale staten vastgestelde
spelling van het Fries, een wetenschappelijk woordenboek van het Fries en
een gerenommeerd onderzoeksinstituut op het vlak van de Friese taal en cultuur
(de Fryske Akademy). Uit deze opsomming kan worden afgeleid dat het Fries
een ander niveau van wetenschappelijke erkenning heeft bereikt dan de andere
in Nederland gesproken autochtone minderheidstalen.
De in het voorgaande geschetste situatie ten aanzien van het Fries laat
zien waaraan ongeveer kan worden gedacht als het om het vaststellen van een
voldoende niveau van maatschappelijke erkenning en aspiraties gaat.
Omdat elke autotochtone minderheidstaal zijn eigen omstandigheden kent,
lijkt het ons niet goed mogelijk en evenmin wenselijk om nauwkeurig aan te
geven welke de criteria zijn, waaraan andere regionale talen dan het Fries
moeten voldoen om onder de werking van het Handvest te kunnen worden gebracht.
Denkbaar is dat de concrete invulling van deze criteria voor andere streektalen
op een andere, meer op de eigen omstandigheden afgestemde wijze kan plaatsvinden
en daarom dienovereenkomstig dient te worden beoordeeld. Wij beschikken overigens
niet over aanwijzingen waaruit zou blijken dat deze situatie zich binnen afzienbare
tijd zal voordoen.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,
J. Kohnstamm
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager