23 029 (R 1461)
Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap

nr. 226
NADER GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET

8 maart 1995

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Rijkswet op het Nederlanderschap (Stb. 1984, 628 en 629), gewijzigd bij de Rijkswet van 12 december 1985 (Stb. 1985, 660), te wijzigen, in het bijzonder op het punt van de bepalingen betreffende de verlening en het verlies van het Nederlanderschap en de nationaliteitsrechtelijke gevolgen van erkenning;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Rijkswet van 19 december 1984, Stb. 1984, 628 (Rijkswet op het Nederlanderschap) wordt als volgt gewijzigd:

A

De punt aan het einde van artikel 1, onder f, wordt vervangen door een puntkomma, waarna wordt toegevoegd:

g. toelating: instemming door het bevoegd gezag met het bestendig verblijf van de vreemdeling in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba;

h. hoofdverblijf: de plaats waar een persoon zijn feitelijke woonstede heeft.

B

Artikel 3, derde lid, komt te luiden:

3. Nederlander is het kind van een vader of moeder, die ten tijde van de geboorte van het kind zijn of haar hoofdverblijf heeft in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba en die zelf is geboren als kind van een vader of moeder, die ten tijde van zijn of haar geboorte hoofdverblijf had in een van die landen, indien het ten tijde van zijn geboorte zijn hoofdverblijf heeft in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba.

C

Artikel 4 vervalt.

D

Artikel 6, eerste lid, komt te luiden:

1. Door het afleggen van een daartoe strekkende verklaring verkrijgt het Nederlanderschap:

a. de meerderjarige vreemdeling die in Nederland, onderscheidenlijk de Nederlandse Antillen of Aruba is geboren en aldaar sedert zijn geboorte hoofdverblijf heeft, mits hij de leeftijd van 25 jaar nog niet heeft bereikt;

b. degene die in Nederland, onderscheidenlijk de Nederlandse Antillen of Aruba, is geboren, aldaar tenminste 3 jaren zijn hoofdverblijf heeft en sedert zijn geboorte staatloos is, mits hij de leeftijd van 25 jaar nog niet heeft bereikt. Voor een minderjarige moet de verklaring worden afgelegd door zijn wettelijke vertegenwoordiger;

c. de vreemdeling die tijdens zijn minderjarigheid door een Nederlander is erkend of zonder erkenning door wettiging het kind van een Nederlander is geworden, indien hij na de erkenning of wettiging zonder erkenning en vóór zijn meerderjarigheid gedurende een ononderbroken periode van ten minste drie jaren verzorging en opvoeding heeft genoten van de Nederlander door wie hij is erkend of wiens kind hij zonder erkenning door wettiging is geworden.

E

In artikel 7, tweede lid, worden de woorden: woonachtig zijn, vervangen door de woorden: hun hoofdverblijf hebben.

F

Artikel 8 komt te luiden:

Artikel 8

1. Voor verlening van het Nederlanderschap overeenkomstig artikel 7 komen slechts in aanmerking verzoekers:

a. die meerderjarig zijn;

b. tegen wier verblijf voor onbepaalde tijd in Nederland onderscheidenlijk de Nederlandse Antillen of Aruba, geen bezwaar bestaat;

c. die tenminste vijf jaren onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek in Nederland, onderscheidenlijk de Nederlandse Antillen of Aruba, toelating en hoofdverblijf hebben gehad; en

d. die in de Nederlandse, onderscheidenlijk Nederlands-Antilliaanse of Arubaanse, samenleving als ingeburgerd kunnen worden beschouwd op grond van het feit dat zij beschikken over een voor het algemeen maatschappelijk verkeer voldoende kennis van de Nederlandse taal, dan wel – indien zij in de Nederlandse Antillen of Aruba hoofdverblijf hebben – de taal die op het eiland van hoofdverblijf naast het Nederlands gangbaar is, en zij zich ook overigens in de Nederlandse, onderscheidenlijk Nederlands-Antilliaanse of Arubaanse, samenleving hebben doen opnemen.

2. Het in het eerste lid, onder c, bepaalde geldt niet met betrekking tot een verzoeker die hetzij te eniger tijd het Nederlanderschap of de staat van Nederlands onderdaan-niet-Nederlander heeft bezeten, hetzij sedert tenminste drie jaren de echtgenoot is van een Nederlander, dan wel tijdens zijn meerderjarigheid in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba is geadopteerd door ouders van wie in elk geval één het Nederlanderschap bezit.

3. De in het eerste lid, onder c, genoemde termijn wordt op twee jaren gesteld voor degenen die in totaal ten minste tien jaren in Nederland, onderscheidenlijk de Nederlandse Antillen of Aruba, toelating en hoofdverblijf hebben gehad.

4. De in het eerste lid, onder c, genoemde termijn wordt op drie jaren gesteld

a. voor een ongehuwde die ten minste drie jaren met een ongehuwde Nederlander in een duurzame relatie anders dan het huwelijk samenleeft, alsmede

b. voor een verzoeker die door erkenning of zonder erkenning door wettiging het kind van een Nederlander is geworden. Voor de verzoeker die tijdens zijn minderjarigheid is erkend of zonder erkenning is gewettigd wordt de termijn van drie jaren verminderd met de ononderbroken periode gedurende welke hij onmiddellijk voorafgaande aan zijn meerderjarigheid verzorging en opvoeding heeft genoten van de Nederlander door wie hij is erkend of wiens kind hij zonder erkenning door wettiging is geworden.

G

In artikel 9, eerste lid, wordt onderdeel b vervangen door:

b. de verzoeker die een andere nationaliteit bezit, niet met redenen omkleed te kennen heeft gegeven die andere nationaliteit te willen behouden.

H

In artikel 9, eerste lid, onderdeel c, wordt het woord: woont, vervangen door de woorden: zijn hoofdverblijf heeft.

I

Artikel 10 komt te luiden:

Artikel 10

Wij kunnen, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, in bijzondere gevallen het Nederlanderschap verlenen met afwijking van het bepaalde in artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a, c en d, en artikel 9, eerste lid, aanhef en onder c.

J

Artikel 13 komt te luiden:

Artikel 13

1. Bij algemene maatregel van rijksbestuur worden regelen gesteld betreffende het recht dat verschuldigd is voor de behandeling van het verzoek tot verlening van het Nederlanderschap, de gevallen waarin daarvan geheel of gedeeltelijk ontheffing kan worden verleend en de wijze waarop het moet worden voldaan.

2. Bij algemene maatregel van rijksbestuur worden regelen gesteld betreffende het bewijs van toelating tot één van de landen van het Koninkrijk.

K

Artikel 14, eerste lid, komt te luiden:

1. Behalve door het vervallen van de familierechtelijke betrekking waaraan het Nederlanderschap wordt ontleend ingevolge een van de bepalingen van de artikelen 3 en 5 wordt het Nederlanderschap niet verloren dan krachtens een van de bepalingen van dit hoofdstuk.

L

Artikel 15 komt te luiden:

Artikel 15

1. Het Nederlanderschap gaat voor een meerderjarige verloren:

a. door het afleggen van een verklaring van afstand;

b. indien hij tevens een vreemde nationaliteit bezit en tijdens zijn meerderjarigheid gedurende een ononderbroken periode van tien jaar in het bezit van beide nationaliteiten zijn hoofdverblijf heeft buiten Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba, en buiten gebieden waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie van toepassing is, anders dan in dienstverband met Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba dan wel met enig internationaal orgaan waarin het Koninkrijk is vertegenwoordig, of als echtgenoot van of als ongehuwde in een duurzame relatie samenlevend met een persoon in een zodanig dienstverband.

2. De in het eerste lid, onder b, bedoelde periode van tien jaar wordt geacht niet te zijn onderbroken indien de betrokkene gedurende een periode korter dan één jaar zijn hoofdverblijf in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel op gebieden waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie van toepassing is.

3. De in het eerste lid, onder b, bedoelde periode wordt gestuit door de verstrekking van een verklaring omtrent het bezit van het Nederlanderschap dan wel van een reisdocument in de zin van de Paspoortwet. Vanaf de dag der verstrekking begint een nieuwe periode te lopen.

M

Na artikel 15 wordt toegevoegd:

Artikel 15A

Ten gevolge van de verkrijging van een vreemde nationaliteit gaat het Nederlanderschap voor een meerderjarige verloren:

a. indien hij ten gevolge van een uitdrukkelijke wilsverklaring door naturalisatie, optie of herstel de nationaliteit verkrijgt van een Staat die Partij is bij het op 6 mei 1963 te Straatsburg gesloten Verdrag betreffende beperking van gevallen van meervoudige nationaliteit en betreffende militaire verplichtingen in geval van meervoudige nationaliteit (Trb. 1964, nr. 4) en dit Verdrag en de daarbij behorende Protocollen dat verlies meebrengen;

b. indien hij ingevolge de op 25 november 1975 te Paramaribo gesloten Toescheidingsovereenkomst inzake nationaliteiten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname (Trb. 1975, nr. 132) de Surinaamse nationaliteit verkrijgt.

N

Artikel 16, eerste lid, komt te luiden:

1. Het Nederlanderschap gaat voor een minderjarige verloren:

a. door erkenning, wettiging of adoptie door een vreemdeling, indien hij diens nationaliteit daardoor verkrijgt, of deze reeds bezit;

b. indien zijn vader of moeder het Nederlanderschap verliest ingevolge artikel 15, of artikel 15A.

Voor de toepassing van het bepaalde onder b worden onder vader, onderscheidenlijk moeder mede verstaan de adoptief-vader en de adoptief-moeder aan wie de minderjarige het Nederlanderschap ontleent.

O

Artikel 16, tweede lid, komt te luiden:

2. Het verlies van het Nederlanderschap als in het eerste lid bedoeld, treedt niet in:

a. indien en zolang de andere ouder het Nederlanderschap bezit;

b. door het overlijden van de andere ouder na het moment waarop krachtens het eerste lid het verlies van het Nederlanderschap zou intreden;

c. indien de andere ouder als Nederlander is overleden voor het moment waarop krachtens het eerste lid het verlies van het Nederlanderschap zou intreden;

d. indien de minderjarige Nederlander is op grond van het bepaalde in artikel 3, derde lid.

P

Na artikel 16 wordt toegevoegd:

Artikel 16A

Het Nederlanderschap gaat voor een minderjarige eveneens verloren:

a. indien hij ten gevolge van een uitdrukkelijke wilsverklaring door naturalisatie, optie of herstel daarin de nationaliteit verkrijgt van een Staat die Partij is bij het op 6 mei 1963 te Straatsburg gesloten Verdrag betreffende beperking van gevallen van meervoudige nationaliteit en betreffende militaire verplichtingen in geval van meervoudige nationaliteit (Trb. 1964, nr. 4), en de daarbij behorende Protocollen;

b. indien hij ingevolge de op 25 november 1975 te Paramaribo gesloten Toescheidingsovereenkomst inzake nationaliteiten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname (Trb. 1975, nr. 132) de Surinaamse nationaliteit verkrijgt.

Q

In artikel 22, eerste lid, wordt de puntkomma na onderdeel b vervangen door een punt en vervallen de woorden:

c. de intrekkingen, bedoeld in artikel 15, onder d.

R

Artikel 26 vervalt.

S

Artikel 9, derde lid, eerste volzin, komt te luiden:

Op het verzoek wordt beslist binnen één jaar na de betaling van het verschuldigde recht als bedoeld in artikel 13, of de beslissing tot vrijstelling van die betaling, dan wel na de ontvangst van de gevraagde aanvulling van het verzoek, noodzakelijk voor de beoordeling daarvan.

ARTIKEL II

Het in artikel I, onderdeel O, van deze Rijkswet bepaalde heeft terugwerkende kracht tot het moment waarop de Rijkswet op het Nederlanderschap in werking is getreden.

ARTIKEL III

1. De in artikel I, onderdeel L, van deze Rijkswet onder artikel 15, eerste lid, onder b, genoemde termijn vangt niet eerder aan dan op het tijdstip van inwerkingtreding van deze Rijkswet.

2. Het in het voorgaande lid bepaalde is niet van toepassing indien het een persoon betreft die na zijn meerderjarigheid gedurende een ononderbroken periode van tien jaren, welke niet eerder aanvangt dan op 1 januari 1985, hoofdverblijf heeft in het land waarin hij is geboren en waarvan hij eveneens de nationaliteit bezit.

3. Is aan de in het voorgaande lid bedoelde persoon een document verstrekt als bedoeld in artikel 15, derde lid, dan vangt de in het tweede lid genoemde periode aan op de dag der verstrekking.

4. Eindigt de in het tweede lid bedoelde periode binnen één jaar na de inwerkingtreding van deze wet, dan wordt zij tot de afloop van dat jaar verlengd.

ARTIKEL IV

1. Hij die wegens het bepaalde in artikel 15, aanhef en onder c, van de Rijkswet op het Nederlanderschap zijn Nederlanderschap heeft verloren verkrijgt door het afleggen van een daartoe strekkende schriftelijke verklaring binnen een termijn van één jaar na de inwerkingtreding van deze Rijkswet het Nederlanderschap. Deze verkrijging werkt terug tot het moment van verlies.

2. Hij die wegens het bepaalde in artikel 15, aanhef en onder c, van de Rijkswet op het Nederlanderschap zijn Nederlanderschap heeft verloren en aan wie in een periode van zes jaar voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van deze wet een verklaring omtrent het bezit van het Nederlanderschap dan wel een reisdocument in de zin van de Paspoortwet is verstrekt, wordt geacht het Nederlanderschap niet te hebben verloren. De in artikel I, onderdeel L, van deze Rijkswet in artikel 15, eerste lid, aanhef en onder b, genoemde periode vangt voor deze persoon aan op de dag van de verstrekking van die verklaring of dat document.

ARTIKEL V

Deze Rijkswet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad, het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Justitie,

De Staatssecretaris van Justitie,

Naar boven