22 961
Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994, houdende regeling van de verzelfstandiging van de Rijksdienst voor het Wegverkeer

nr. 93e
BRIEF VAN DE MINISER VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 juni 1995

Het nader voorlopig verslag van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat, d.d. 16 mei 1995 geeft het standpunt van de commissie weer inzake de wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 aangaande de verzelfstandiging van de Rijksdienst voor het Wegverkeer.

Ik kan mij vinden in het standpunt van de commissie dat de discussie in de Tweede Kamer over deel 3 van het verslag van de Algemene Rekenkamer over 1994, handelende over zelfstandige bestuursorganen, moet worden afgewacht.

Bovendien wens ik de argumentatie en de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer, voor zover van toepassing op de Rijksdienst voor het Wegverkeer, alsmede de aanbevelingen in de rapportage van de Commissie-Sint (Verantwoord verzelfstandigen, januari 1995) nadrukkelijk mee te wegen in mijn beleidsvoornemen de RDW te verzelfstandigen in de vorm van een zelfstandig bestuursorgaan.

Voorts heb ik op 27 september 1994 bij de behandeling van de Verzelf- standigingswet in de Tweede Kamer gesteld dat ik een aantal acties in gang had gezet, die erop gericht zijn om over 1995 een goede bedrijfsvoering en een ordelijk bestendig financieel beheer te realiseren.

Het inzicht of deze acties tot het beoogde resultaat hebben geleid wordt verkregen rond eind oktober 1995, als de departementale accountantsdienst een tussenrapportage uitbrengt over het financiële beheer bij de RDW.

Nadat ik volstrekte duidelijkheid heb verkregen over vorengaande aspecten zal ik de nadere memorie van antwoord bij de Verzelfstandigingswet opstellen.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink

Naar boven