21 479
Herziening van het ontslagrecht

nr. 195
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 7 februari 1995

Bij brief van 23 november 1994 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (kamerstukken II, 1994/95, 22 977, nrs. 3 en 4) zijn de beleidsvoornemens van het kabinet kenbaar gemaakt met betrekking tot de aanpassing van het systeem van bestuurlijke preventieve toetsing van ontslag. Een afschrift van deze brief is u ter kennisneming toegezonden.

In afwijking van de voornemens van het vorige kabinet als bedoeld in de aan u gezonden brief van 18 april 1994 (kamerstukken I, 1993/94, 21 479, nr. 261b) door de toenmalige staatssecretaris van Justitie, heeft dit kabinet het voornemen de bestuurlijke preventieve ontslagtoets ex artikel 6 BBA 1945 te handhaven. Het kabinet is van mening, dat de knelpunten van het huidige systeem van preventieve toetsing van ontslag, welke voor het vorige kabinet aanleiding waren om tot afschaffing van de preventieve toets te besluiten, ook langs een andere weg, namelijk door aanpassing van dit systeem tot een oplossing kunnen worden gebracht. In de brief aan de Tweede Kamer wordt aangegeven welke aanpassingen in dit verband zullen worden voorbereid en welke overwegingen hiertoe voor het kabinet de doorslag hebben gegeven. Het wetsvoorstel tot afschaffing van de preventieve ontslagtoets, dat voor advies ligt bij de Raad van State, zal voorts worden teruggetrokken. Kortheidshalve verwijzen wij uw Kamer naar de inhoud van de brief van 23 november 1994.

Met betrekking tot de behandeling door uw Kamer van dit wetsvoorstel tot herziening van het ontslagrecht (21 479) merken wij het volgende op. In het eindverslag van de vaste Commissie voor Justitie van uw Kamer, vastgesteld op 31 augustus 1992, werd vermeld dat de Commissie de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid achtte. In een nader voorlopig verslag, vastgesteld op 29 september 1992, spraken met name de leden van de fracties van het CDA en van D66 zich echter uit tegen verdere behandeling van het wetsvoorstel, met name zolang niet duidelijk was elke de uitkomst zou zijn van de te voeren fundamentele discussie over artikel 6 BBA. De schriftelijke behandeling van het wetsvoorstel werd vervolgens voortgezet met een nadere memorie van antwoord en een verslag van de vaste Commissie voor Justitie, vastgesteld op 30 maart 1994. Naar aanleiding van het verslag werd op verzoek van het vorige kabinet de behandeling van dit wetsvoorstel in uw Kamer vervolgens opgeschort. Dit, omdat uit het verslag, waarin de leden van de fractie van D66 aan het woord waren, en uit de bijdragen van de verschillende fracties in een eerder stadium, bleek dat uw Kamer toen in meerderheid niet overtuigd was van de noodzaak om op dat moment een partiële herziening van het ontslagrecht door te voeren. De voorkeur van uw Kamer ging ernaar uit de indiening en behandeling van het door het vorige kabinet aangekondigde wetsvoorstel tot afschaffing van de bestuurlijke preventieve ontslagtoets af te wachten, alvorens een beslissing te nemen over wetsvoorstel 21 479.

Tegen de achtergrond van de nieuwe beleidsvoornemens tot handhaving van een aangepaste bestuurlijke preventieve ontslagtoets, nemen wij aan, dat bedoelde bezwaren bij uw Kamer tegen de met dit wetsvoorstel voorgestelde herziening van het ontslagrecht, thans zullen zijn weggenomen en dat de conclusie van 31 augustus 1992, namelijk dat het wetsvoorstel voldoende voorbereid is, weer actueel is. Wij merken hierbij nog op, dat de concrete voorstellen ter realisering van de betreffende beleidsvoornemens geen invloed zullen hebben op de wijzigingsvoorstellen zoals neergelegd in het wetsvoorstel en derhalve een geheel zelfstandig karakter zullen dragen. Omdat wij van de voorstellen tot herziening van het ontslagrecht in dit wetsvoorstel een positief effect verwachten op de werking van de arbeidsmarkt verzoeken wij u voorts de behandeling van het wetsvoorstel thans voort te zetten.

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. P. W. Melkert


XNoot
1

  De vorige stukken inzake dit wetsvoorstel zijn verschenen onder de nrs. 261 t/m 261b, vergaderjaar 1993–1994.

Naar boven