nr. 35
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 22 maart 1996
Tijdens ons overleg over de verzelfstandiging van de Nederlandse Spoorwegen
in december 1995, is gesproken over de mogelijke effecten van deze verzelfstandiging
voor het reizigersvervoer. Belangrijk discussiepunt hierbij betrof het voorzieningenniveau
en de procedure voor het contracteren van onrendabele diensten.
De afspraken die ik hierover in december jl. met uw Kamer heb gemaakt
zijn uitgewerkt en vastgelegd in een aanvullend Openbaar-dienstcontract dat
u op 20 december 1995 is toegezonden (18 986, nr. 33).
In het aanvullend contract is ondermeer vastgelegd dat NS de bestaande
treinseries handhaaft tot het moment dat de dienstregeling 1997/1998 afloopt
(circa juni 1998). Ook is voorzien in de bediening van stations die tot het
aflopen van de dienstregeling 1997/1998 worden geopend.
Conform artikel 15a van bovenbeschreven aanvullend contract, heeft NS
mij bij brief van 20 maart 1996 aangeboden «een totaalpakket van ter
discussie te stellen treinseries respectievelijk nieuwe stations ... voor
de periode vanaf het einde van de dienstregeling 1997/1998 tot 1 januari 2000».
Een afschrift van de brief is bijgevoegd1 .
Het voornemen is om voor 1 juni 1996 met NS nadere afspraken te maken
over af te sluiten aanvullende openbare-dienstcontracten voor de periode medio
1998 – 2000. Hiertoe worden in de komende periode de navolgende stappen
ondernomen.
1. De thans door NS ter discussie gestelde treinseries worden in de komende
periode in overleg met de betrokken regionale overheden en NS nader geanalyseerd
op vervoerkundige en financiële aspecten alsmede regionale omstandigheden.
Tevens kunnen hierbij aan de orde komen regionale initiatieven met betrekking
tot versterking van de rol van de trein, met name in het spitsverkeer.
2. In het overleg met de betreffende regionale overheden en NS, worden
waar zinvol mogelijke alternatieven bezien, passend in een optimale regionale
dienstverlening en zo mogelijk gebruikmakend van het aanbestedingsinstrument.
3. Voor de van NS gewenste treindiensten en de nieuw te openen stations
voor de periode vanaf medio 1998 tot in beginsel 1 januari 2000 worden door
het Ministerie van Verkeer en Waterstaat en NS additionele contracten opgesteld.
De aanmelding van de onrendabele treinseries door NS is een eerste stap
op weg naar besluitvorming over onrendabel spoorvervoer. Ik ben mij er terdege
van bewust dat deze aanmelding een zekere verontrusting in de betrokken gebieden
teweeg kan brengen. Toch is hiertoe slechts beperkt aanleiding.
Tot medio 1998 zullen in ieder geval geen treinseries verdwijnen. Over
de thans door NS aangemelde treinseries zal Verkeer en Waterstaat in de komende
periode zorgvuldig, open en zakelijk met de betrokken decentrale overheden
van gedachten wisselen. Zoals eerder met u afgesproken zal ik pas tot daadwerkelijke
contractering overgaan wanneer uw Kamer zich over mijn voorstellen heeft kunnen
uitspreken. Van onomkeerbare beslissingen is in de komende periode dan ook
geen sprake.
Op bovenbeschreven wijze wil ik samen met de decentrale overheden vormgeven
aan een kwalitatief adequaat openbaar vervoer.
Ik hoop u rond de zomer nader te kunnen informeren.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
A. Jorritsma-Lebbink