Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum ontvangst |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1997-1998 | 17141 nr. 29 |
Authentieke versie (PDF)
Informatie
Gerelateerd
Printen
Delen
17 141
Invoeringswet Boek 4 en Titel 3 van Boek 7 van het nieuwe Burgerlijk
Wetboek, eerste gedeelte (wijziging van Boek 4)
nr. 29
ZEVENDE NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 23 januari 1998
Het nader gewijzigd voorstel van wet (stuk nr. 14), zoals gewijzigd bij de vijfde nota van wijziging (stuk nr. 21), de tweede nota van verbetering (stuk nr. 22) en de zesde nota van wijziging (nr. 26), wordt als volgt gewijzigd:
In artikel I worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. De voorgestelde wijziging van artikel 4.1.3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de met a geletterde wijziging worden de woorden «In lid 1 worden in onderdeel a» vervangen door: In lid 1 wordt in onderdeel a voor het woord «veroordeeld» ingevoegd: onherroepelijk. In onderdeel a worden verder.
2. In het in de met b geletterde wijziging nieuw voorgestelde onderdeel b van lid 1 wordt voor het woord «veroordeeld» ingevoegd: onherroepelijk. In hetzelfde onderdeel b van lid 1 worden de woorden «de wettelijke omschrijving» vervangen door: de Nederlandse wettelijke omschrijving.
3. Aan het slot van de met b geletterde wijziging wordt toegevoegd:
Onderdeel c van lid 1 komt te luiden:
c. hij van wie bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak is vastgesteld dat hij tegen de erflater lasterlijk een beschuldiging van een misdrijf heeft ingebracht, waarop naar de Nederlandse wettelijke omschrijving een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste vier jaren is gesteld;.
2. In artikel 4.2A.1.3 lid 3 worden de woorden «de artikelen 4.5.4.3, 3a en 4–8» vervangen door: de artikelen 4.5.4.3 en 4–8.
3. In lid 1 van artikel 4.2A.1.12 wordt in de tweede volzin het woord «zij» vervangen door: het.
4. In lid 6 van artikel 4.2A.2.3 wordt het woord «zij» vervangen door: hij.
5. Lid 1 van artikel 4.2A.2.4 komt te luiden:
1. Op het vruchtgebruik ingevolge de artikelen 2 en 3 zijn de leden 1, 2, 4, 5 en 6 van artikel 11 van afdeling 1 van overeenkomstige toepassing.
6. In het voorgestelde lid 2 van artikel 4.3.2.1 vervalt de laatste zin.
7. In de voorgestelde wijziging van artikel 4.3.2.6 wordt na «geplaatst.» een zin ingevoegd, luidende: De zinsnede beginnend met «De geneesheren» en eindigend met «hebben behandeld» wordt vervangen door: De beroepsbeoefenaren op het gebied van de individuele gezondheidszorg, die iemand gedurende de ziekte waaraan hij is overleden, bijstand hebben verleend.
8. Na de voorgestelde wijziging van artikel 4.3.5.7 wordt ingevoegd: In artikel 4.3.5.11 wordt in de tweede zin van lid 1 tussen de woorden «op schrift gesteld» en «door de erflater» ingevoegd: en.
9. Na het voorstel tot het doen vervallen van artikel 4.3.5.15 wordt ingevoegd:
In artikel 4.4.1.1 wordt het woord «ganse» vervangen door: gehele.
10. Aan de voorgestelde lezing van artikel 4.5.4.3 wordt een derde lid toegevoegd, luidende:
3. Heeft de erflater voor een stiefkind een beschikking als bedoeld in artikel 4.2A.1.14 gemaakt, dan geldt het stiefkind voor de toepassing van de leden 1 en 2 en van artikel 4.5.4.3b als een door de wet geroepen erfgenaam in de nederdalende lijn.
11. In het voorgestelde artikel 4.5.4.3b wordt voor de woorden «erfgenamen in de nederdalende lijn» ingevoegd: door de wet geroepen.
In de onderdelen a en b van lid 1 is verduidelijkt dat slechts een onherroepelijke strafrechtelijke veroordeling leidt tot onwaardigheid. Tevens is tot uitdrukking gebracht dat een buitenlands strafvonnis weliswaar tot onwaardigheid op grond van onderdeel b kan leiden, doch dat daarvoor wel vereist is dat het feit waarvoor is veroordeeld naar de Nederlandse strafwet ten minste met een maximumstraf van vier jaren is bedreigd. Onderdeel c van lid 1 is redactioneel verbeterd, terwijl, in het verlengde van de wijziging van onderdeel b, tot uitdrukking is gebracht dat de in rechte – strafrechtelijk of civielrechtelijk – vastgestelde beschuldiging betrekking moet hebben op een misdrijf waarop naar de Nederlandse wettelijke omschrijving een maximumstraf van ten minste vier jaren gesteld is.
In lid 3 is de verwijzing naar artikel 4.5.4.3a geschrapt, nu deze bepaling bij de zesde nota van wijziging is vervallen.
3, 4 en 9. Artikelen 4.2A.1.12, 4.2A.2.3 en 4.4.1.1
De wijzigingen betreffen correcties van redactionele aard.
De wijziging houdt in dat lid 3 van artikel 4.2A.1.11 niet van overeenkomstige toepassing zal zijn op het vruchtgebruik dat de langstlevende echtgenoot kan verkrijgen op grond van de artikelen 4.2A.2.2 en 4.2A.2.3. Derhalve zal – bevoegde – vervreemding door de langstlevende van een onder het vruchtgebruik staand goed geen schuld aan de hoofdgerechtigde erfgenaam of legataris doen ontstaan. In plaats daarvan zal het vruchtgebruik komen te rusten op hetgeen in de plaats van het vervreemde goed is getreden, zulks ingevolge de eerste zin van artikel 3:213 lid 1 of ingevolge artikel 3:215 lid 1. Dit laatste rechtsgevolg past beter bij de aard van het vruchtgebruik van afdeling 4.2A.2. Het hier bedoelde vruchtgebruik is immers – anders dan bij het vruchtgebruik van artikel 4.2A.1.7 en 4.2A.1.9 – niet ontstaan ter gelegenheid van een overdracht van het goed welke in mindering strekte op een vordering van de hoofdgerechtigde. Opmerking verdient nog dat de hoofdgerechtigde in geval van onbevoegde vervreemding door de langstlevende echtgenoot schadevergoeding van laatstgenoemde zal kunnen vorderen op grond van artikel 162 van Boek 6.
De verwijzing naar de leden 1 tot en met 3 van artikel 39 van Boek 1 is achterhaald door het vervallen van die bepalingen door de Wet van 7 juli 1994, Stb. 1994, 570. De verwijzing naar lid 4 van het genoemde artikel 39 – inmiddels vernummerd tot lid 1 – kan eveneens vervallen. Er is onvoldoende reden om voor het hoger beroep tegen de op grond van artikel 4.3.2.1 door de kantonrechter gegeven beschikkingen af te wijken van de termijn van twee maanden van artikel 429n lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
In lid 1 is de terminologie aangepast aan de wijziging die door artikel 128 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG)1 is aangebracht in artikel 4:953 BW. Dit brengt een verbreding mee van de categorie personen ten behoeve van wie slechts vernietigbare makingen gedaan kunnen worden van beoefenaars van de geneeskunde tot beroepsbeoefenaren op het gebied van de individuele gezondheidszorg in het algemeen, waaronder ook verpleegkundigen in de zin van de Wet BIG (vergelijk Tweede Kamer 1985–86, 19 522, nr. 3 (memorie van toelichting), blz. 161). Dientengevolge zal een uiterste wilsbeschikking ten behoeve van een verpleegkundige die de erflater thuis, althans buiten een inrichting als bedoeld in lid 2, gedurende de ziekte waaraan hij is overleden verpleegkundige bijstand heeft verleend, vernietigbaar zijn op de voet van artikel 4.3.2.8.
In artikel 4.3.5.11 is het woord «en» hersteld dat daaruit is weggevallen bij het Nader gewijzigd ontwerp voor de vaststellingswet van boek 4, Kamerstukken II 1964/65, 3771, nr. 13 (blz. 16).
Een stiefkind dat op de voet van artikel 4.2A.1.14 bij een wettelijke verdeling is betrokken als eigen kind, dient ook voor de toepassing van de regels omtrent inbreng gelijk te worden behandeld aan de eigen kinderen van de erflater, dat wil zeggen als een door de wet geroepen erfgenaam in nederdalende lijn. Het voorgestelde lid 3 van artikel 4.5.4.3 strekt daartoe.
De aanhef van het artikel sloot redactioneel niet goed aan op artikel 4.5.4.3, waarvan de bepaling het complement vormt.
Directe link
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-17141-29.html