17 050
Misbruik en oneigenlijk gebruik op het gebied van belastingen, sociale zekerheid en subsidies

nr. 380
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 april 2009

Naar aanleiding van het spoeddebat van 31 maart 2009 (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2008–2009, nr. 70, blz. 5527–5555) over de mogelijke fraude met AKW-gelden in Turkije en Marokko is een aantal moties aangenomen.

In dit schrijven ga ik, mede namens mijn collega de minister van Jeugd en Gezin, in op de betreffende moties. Ik reageer hiermee ook op uw brief van 8 april jl.

Naar aanleiding van het aannemen van de motie-Karabulut (Kamerstuk 17 050, nr. 372) over de resultaten van handhavingsonderzoeken in Turkije en Marokko sinds 2002, heeft mevrouw Karabulut verzocht om een toezegging wanneer de informatie beschikbaar komt. Hierbij zeg ik toe dat gevraagde informatie wordt aangeleverd in de meizending SUWI zoals ik die de derde woensdag van mei aan uw Kamer zal aanbieden. Het SVB jaarverslag 2008 maakt hier mede deel van uit. In de maand juni zal het rapport «fraude uitwonende kinderen in Turkije en Marokko» aan de Kamer worden aangeboden, dat de resultaten en afhandeling van de signalen van de attachés zal bevatten.

In de motie Voordewind en Karabulut (Kamerstuk 17 050, nr. 376) wordt het kabinet verzocht: bij aanvragen voor kinderbijslag voor uitwonende kinderen in het buitenland de bewijslast vooraf bij de ouders te leggen, ouders te verplichten om aan te tonen dat het kind uitwonend is en kosten van levensonderhoud, onderwijs en opvoeding te laten bewijzen, en ouders te verplichten om het recht op kinderbijslag voor uitwonende kinderen in het buitenland periodiek aan te tonen.

Zoals ik de Kamer reeds mondeling heb meegedeeld zal de SVB vanaf de maand april 2009 aan de ouders die dubbele kinderbijslag aanvragen voor een kind dat in het buitenland woont een schriftelijke verklaring vragen dat men ervan op de hoogte is dat geen dubbele kinderbijslag wordt versterkt als één van de ouders bij het kind woont en waarin men verklaart dat dit niet het geval is. Het voorlichting- en instructiemateriaal van de SVB zal hierop worden aangepast.

Ik heb de SVB verzocht de in de motie voorgestelde beleidswijzigingen onmiddellijk in uitvoering te nemen. Daarmee wordt het staande praktijk dat bij aanvragen voor kinderbijslag voor uitwonende kinderen in het buitenland de bewijslast vooraf bij de ouders wordt gelegd en de ouders worden verplicht om aan te tonen dat het kind uitwonend is. Dit zal worden vormgegeven door het door de ouders laten overleggen van verklaringen van autoriteiten van het woonland, die bevestigen dat het kind op een bepaald adres woonachtig is en in welke vorm het kind is opgenomen in een leefeenheid (bijvoorbeeld woonachtig bij grootouders, ooms/tantes).

Tevens worden beide ouders verplicht om het recht op kinderbijslag voor uitwonende kinderen in het buitenland periodiek aan te tonen door het opleggen van een presentatieplicht per kwartaal ten kantore van de SVB.

Met betrekking tot de bewijslast van de kosten van levensonderhoud, onderwijs en opvoeding voor een kind in het buitenland laat de SVB de ouders jaarlijks een onderhoudsverklaring aanleveren, die per kwartaal met betaalbewijzen (bewijzen van overmaking en ontvangst) dient te worden onderbouwd.

De SVB zal de betreffende klanten tijdig informeren over de genoemde wijzigingen. Inzet van huisbezoeken blijft voor de betrokken doelgroep overigens gehandhaafd.

Voorts resteren nog de volgende moties:

• De gewijzigde motie-Sterk (Kamerstuk 17 050, nr. 375) over hogere sancties voor fraude met kinderbijslag.

• De motie-Bouchibti (Kamerstuk 17 050, nr. 377) over een onderzoek naar de export van kinderbijslag naar niet EU-lidstaten.

• De motie-van der Vlies (Kamerstuk 17 050, nr. 378) over het aanpassen van de hoogte van de kinderbijslag aan het prijspeil van het land waar het kind verblijft.

De drie moties zullen worden meegenomen in het kabinetsstandpunt over eerder ingediende moties over handhaving en export (Ormel, Van Huijum, etc.). Zoals eerder toegezegd zal dit voor 1 juli naar de Kamer worden gestuurd.

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. Klijnsma

Naar boven