17 050
Misbruik en oneigenlijk gebruik op het gebied van belastingen, sociale zekerheid en subsidies

nr. 325
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 mei 2006

Bij brief van 30 september 2005 (17 050, nr. 308) heb ik gereageerd op het rapport van mevrouw Van Gent (GroenLinks) inzake een inventarisatie van klachten over de sociale recherche.

Tijdens het Algemeen Overleg van 16 november 2005 (17 050, nr. 318) heb ik desgevraagd toegezegd de problematiek van misstanden bij verhoor van verdachten van sociale zekerheidsfraude in samenwerking met de minister van Justitie nader in kaart te brengen, waarbij mogelijke oplossingen om excessen uit te sluiten zullen worden onderzocht en aandacht te besteden aan experimenten met video-opname van verhoren.

Gegeven het feit dat het verhoren van verdachten van een strafbaar feit onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van Justitie valt, geef ik onderstaande reactie mede namens de minister van Justitie.

Zoals ik de Kamer in mijn brief van 30 september 2005 heb gemeld, is er uit de praktijk geen structurele tendens van misstanden bij het verhoor van verdachten van sociale zekerheidsfraude te destilleren. De minister van Justitie is eveneens niet bekend met signalen die in die richting wijzen.

De minister van Justitie heeft bij brief van 11 november 2005 het «Programma Versterking Opsporing en Vervolging» aan uw Kamer aangeboden (30 300 VI, nr. 32). Dit programma vloeit voort uit het evaluatieonderzoek naar aanleiding van de Schiedammer parkmoord. In het kader hiervan wordt door het College van Procureurs-Generaal een aanwijzing inzake het auditief en audiovisueel registreren van verhoren voorbereid. In deze aanwijzing wordt voorgeschreven wanneer verhoren auditief dan wel audiovisueel moeten worden vastgelegd en wanneer dit facultatief is. De inzet van deze middelen, vooral voor audiovisuele registratie, is beperkt en met name bedoeld voor zware en bijzondere zaken. Hiervoor is gekozen omdat registratie niet in alle gevallen zinvol is en alleen moet worden gebruikt daar waar het strikt noodzakelijk is. In dat licht ziet de minister van Justitie dan ook geen noodzaak om te experimenteren met video-opname van verhoren in het kader van sociale zekerheidsfraude.

Het verhoren van verdachten is mensenwerk en het is daarom nooit geheel uit te sluiten dat er onvolkomenheden plaatsvinden. Ik heb echter in mijn voornoemde reactie aan de Kamer op het rapport van mevrouw Van Gent reeds aangegeven met welke voorwaarden voor zorgvuldigheid het proces rond het verhoren van verdachten van sociale zekerheidsfraude is omgeven en welke mogelijkheden voorhanden zijn om klachten over opsporingsambtenaren kenbaar te maken.

Mogelijkheden tot voorkomen van excessen moeten dan ook worden gezocht in het bewustwordingsproces van de opsporingsambtenaren van sociale zekerheidsfraude. Dat vindt voortdurend plaats door enerzijds bijvoorbeeld het hanteren van gedragscodes en anderzijds door de maatschappelijke en politieke aandacht.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. A. L. van Hoof

Naar boven