17 050
Misbruik en oneigenlijk gebruik op het gebied van belastingen, sociale zekerheid en subsidies

nr. 298
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 juni 2005

Inleiding en aanleiding

Tijdens het Algemeen Overleg Handhaving van 23 februari jl. (17 050, nr. 286) heb ik toegezegd u nader te informeren over de privacyaspecten van gegevensuitwisseling naar aanleiding van de brief van wethouder Spekman van Utrecht d.d. 14 februari 2005. Ik zal bij mijn reactie deze brief betrekken, alsmede de brief van het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) d.d. 1 maart 2005 en de reactie daarop van wethouder Schuiling van Groningen d.d. 4 april 2005. Deze brieven treft u als bijlage aan1. Met dit schrijven beantwoord ik eveneens de Kamervragen zoals die zijn gesteld door mevr. Noorman-den Uyl, ingezonden op 12 april 2005 (Aanhangsel Handelingen nr. 1704, vergaderjaar 2004–2005).

Tevens zal ik u in deze brief informeren over de beveiliging van SUWI-net.

Algemeen

In de brief van wethouder Spekman wordt uiteengezet dat op lokaal niveau privacyregels belemmerend kunnen werken voor uitwisselen van gegevensbestanden in het kader van fraudebestrijding in de sociale zekerheid. Hij doet een aantal suggesties om knelpunten weg te nemen zodat fraudebestrijding effectiever kan plaats vinden. Wethouder Schuiling van de gemeente Groningen gaat in zijn brief nader in op de aard van deze knelpunten.

Met de komst van de Wet werk en bijstand (WWB) per 1 januari 2004 zijn gemeenten volledig verantwoordelijk geworden voor de uitvoering van de wet. Daarbij is adequate fraudebestrijding voor hen van groot belang. Ik streef er dan ook naar knelpunten in de uitvoering zo veel mogelijk weg te nemen om gemeenten in staat te stellen fraude op het terrein van de sociale zekerheid effectief te kunnen bestrijden.

Wat kan er al?

Bestandsvergelijkingen zijn vooral van belang om in een vroeg stadium mogelijke fraudegevallen te kunnen signaleren. Bestandsvergelijkingen zijn binnen de privacywetgeving toegestaan onder bepaalde voorwaarden. De gegevensuitwisseling moet noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de wet. Daarbij moet de bestandskoppeling daadwerkelijk effect opleveren en het middel mag niet te zwaar zijn (het zogenaamde proportionaliteits- resp. subsidiariteitbeginsel).

Uit gesprekken met gemeenten Utrecht, Groningen en Rotterdam is gebleken dat in de praktijk het beeld bestaat dat de WWB slechts gegevensvergaring per individuele cliënt mogelijk maakt. Die beperking is er echter niet. De tekst van artikel 64 WWB maakt ook gegevensvergaring door middel van bestandskoppeling mogelijk. Dat betekent concreet dat bestandskoppelingen zoals met bijvoorbeeld nutsbedrijven en de Kamer van Koophandel mogelijk zijn.

In de brieven wordt gewezen op de hoge kosten, die verbonden zouden zijn met gegevensuitwisseling met bepaalde bestanden, zoals met Kamer van Koophandel en Kadaster. Ik zal laten nagaan of landelijke afspraken met Kadaster en Kamer van Koophandel een oplossing kunnen bieden. Gemeenten geven voorts aan dat het aantal in artikel 64 van de WWB opgenomen instanties dat gegevens aan de gemeenten moet leveren, te beperkt is. Het huidige artikel 64 WWB vermeldt een substantieel aantal instanties teneinde een efficiënte fraudebestrijding mogelijk te maken. Een voorbeeld is de bestandskoppeling die onlangs door de gemeente Enschede met waterleidingbedrijven is toegepast om leefvormfraude te detecteren. Dit zogenoemde experiment past binnen artikel 64 van de WWB.

In een aantal gevallen kan het wenselijk zijn dat gemeenten moeten kunnen beschikken over de bankrekeningnummers van cliënten. Via Interpay is dat waarschijnlijk niet mogelijk omdat deze organisatie slechts bewerker is namens de banken (die gelden als verantwoordelijke in de zin van de WBP). Een mogelijk alternatief is om bankrekening-nummers via de Belastingdienst te verkrijgen. Ik zal hierover in overleg treden met de Staatssecretaris van Financiën.

Uitwisseling met niet in artikel 64 WWB genoemde instanties kan zonodig rechtstreeks op grond van de WBP plaatsvinden. Dat is mogelijk als de gegevensverwerking noodzakelijk is voor een goede publiekrechtelijke taakvervulling. Dat is soms ook toegestaan op grond van andere wetten (bijvoorbeeld de Wegenverkeerswet 1994 voor gegevensverstrekking door de Dienst Wegverkeer). Indien de uitwisseling structureel is en voorziet in een landelijke behoefte, kan dit worden opgenomen in artikel 64 WWB. Ook het CBP stelt dat er binnen de huidige wetgeving voldoende ruimte is om, wanneer dit noodzakelijk is, voor uitvoering van wetgeving op het terrein van de sociale zekerheid gegevensbestanden te koppelen.

Uit het voorgaande kan afgeleid worden dat er onduidelijkheid bij gemeenten bestaat over wat binnen de huidige wetgeving (WWB en of WBP) ten aanzien van gegevensuitwisseling reeds mogelijk is. Ik zal de gemeenten via de Verzamelbrief van augustus a.s. informeren.

Wat loopt er?

Het Coördinatiepunt ICT Gemeenten verricht thans op verzoek van SZW een landelijk onderzoek naar behoeften van gemeenten voor het aansluiten van nieuwe bronnen via het Inlichtingenbureau of BKWI (SUWI-net Inkijk). Het onderzoek omvat naast een knelpuntenanalyse ook een kosten/baten analyse. De uitkomsten van het onderzoek worden vóór de zomer verwacht.

Bij het Inlichtingenbureau wordt deze zomer het Sectorloket Gemeenten opgeleverd. Daarna zullen meer gegevensbronnen gefaseerd aangesloten kunnen worden.

Recentelijk is een rapport gepubliceerd van de Expertcommissie Keller («de burger bediend!») over ICT in de uitvoering in het SUWI-domein. De relatie met dat rapport ligt met name op de middellange termijn. Het verdergaande hergebruik van gegevens die bekend zijn bij de overheid, komt binnen bereik wanneer het overheidsbrede stelsel van basisregistraties gereed is. Het realiseren van meer bestandskoppelingen in het kader van adequate fraudebestrijding past in die lijn.

Mogelijke uitbreiding informatiebronnen

De brieven van de wethouders geven aan dat het aantal in artikel 64 van de WWB opgenomen instanties dat gegevens aan de gemeenten verplicht is te leveren, uitgebreid zou moeten worden.

In overleg met gemeenten en het CBP zal ik dit nader onderzoeken.

Ik zal u over de genoemde punten uiterlijk 15 september a.s. informeren.

Beveiliging SUWI-net

De beveiliging van Suwinet is door IWI in 2004 onderzocht. Het betreffende onderzoeksrapport heb ik de Kamer, bij brief van 14 februari 2005, toegezonden. In mijn brief van 14 februari 2005 heb ik mijn oordeel over dit IWI-rapport aan de Kamer kenbaar gemaakt. Naar aanleiding van dit IWI-rapport en mijn brief van 14 februari 2005 zijn tijdens het Algemeen Overleg op 23 februari van de zijde van de PvdA vragen gesteld over de beveiliging van het Suwinet. In voornoemd overleg heb ik u toegezegd schriftelijk in te gaan op deze vragen.

De PvdA-fractie heeft gevraagd of het College bescherming persoonsgegevens (CBP) de kwaliteit van de regelgeving over Suwinet heeft gecheckt. Ook heeft deze fractie gevraagd of het CBP daarin een controlerende taak heeft en of het CBP daarvoor wel voldoende is uitgerust.

Naar aanleiding van deze vragen deel ik u het volgende mede.

Het CBP is vanuit haar adviserende rol betrokken geweest bij de toetsing van de SUWI-regelgeving. Het CBP is als toezichthouder actief op het aspect privacy (in brede zin) en heeft ook handhavingsbevoegdheden. Aangezien het toezichtsdomein van het CBP zeer uitgebreid is (in beginsel elke setting waar verwerking van persoonsgegevens plaatsvindt), stelt het CBP prioriteiten voor de inzet van mensen en middelen voor de uitoefening van het toezicht. Gemeenten en SUWI-organisaties vallen zowel onder het toezicht van het CBP als van IWI (uiteraard elk met hun eigen bevoegdheids- en aandachtsgebieden). Het toezicht van IWI concentreert zich op de beoordeling of de gemeente op juiste wijze toepassing geeft aan hetgeen is geregeld in de WWB en voor de gemeente relevante SUWI-bepalingen. Dit betreft dus ook de vraag of zij als Suwinet-partij zorgdragen voor de beveiliging van de gegevensuitwisseling tegen inbreuken op de beschikbaarheid, de integriteit en de vertrouwelijkheid. Het CBP en IWI maken momenteel afspraken over samenwerking en afbakening van activiteiten.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken, en Werkgelegenheid,

H. A. L. van Hoof


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven