17 050
Misbruik en oneigenlijk gebruik op het gebied van belastingen, sociale zekerheid en subsidies

nr. 285
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARISSEN VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID EN VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 februari 2005

1. Inleiding

In een algemeen overleg met de vaste kamercommissies van SZW en Financiën op 26 mei 2004 (kamerstuk 17 050, nr. 267) hebben de staatssecretarissen van SZW en Financiën met u een pakket van maatregelen ter bestrijding van fraude en illegaliteit in de uitzendbranche besproken. De toenmalige staatssecretaris van SZW heeft u tijdens dit overleg toegezegd bij de indiening van het wetsvoorstel een beredeneerde inschatting van de effecten van het voorgestelde pakket van maatregelen te zullen leveren. Om deze toezegging gestand te doen hebben wij in het laatste kwartaal van 2004 een kwalitatief onderzoek laten verrichten door een extern onderzoeksbureau. Hieronder presenteren wij u de uitkomsten van dit onderzoek en onze visie daarop. Het onderzoek zelf is als bijlage toegevoegd1. Mede op basis van dit onderzoek zullen cijfermatige inschattingen van de effecten worden gemaakt. Deze inschattingen zullen worden opgenomen in de memorie van toelichting bij het in te dienen wetsvoorstel.

2. Uitkomsten van het onderzoek in hoofdlijnen

Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek kunnen twee hoofdconclusies worden getrokken. De eerste is dat er draagvlak is voor het voorgestelde pakket van maatregelen bij de partijen in de uitzendwereld. Dit is een duidelijk signaal dat in deze branche behoefte is aan extra maatregelen. Het nemen van stappen door de overheid wordt als positief ervaren. Echter, een deel van de respondenten in het onderzoek, vindt dat de eisen die aan het verkrijgen van een vergunning verbonden zijn hoger moeten worden gesteld. De tweede conclusie uit het onderzoek is dat de mate van handhaving het effect of anders gezegd het succes van de voorgestelde maatregelen bepalen. Alleen met een goede handhaving zal met de voorgestelde maatregelen een maximaal effect in de strijd tegen fraude en illegaliteit worden bereikt. Het onderzoeksrapport geeft aan dat het pakket maatregelen niet als een losstaand pakket moet worden gezien, maar als middel om fraude en illegale bemiddeling te bestrijden door een krachtig handhavingsbeleid. Een vergunningplicht kan op sympathie rekenen onder alle ondervraagden. Wel wordt aangegeven dat de effectiviteit verbeterd kan worden door strengere eisen te stellen aan vergunningaanvragers/houders. Daarmee wordt gedoeld op de eisen zoals die worden gehanteerd in de certificeringstelsels van de uitzendbranche zelf. Ook wordt gepleit voor een periodieke controle van de vergunninghouders. De waarborgsom van 75 000 euro wordt gezien als een forse drempel voor startende ondernemers.

3. Onze visie op de uitkomsten van het rapport

Wij zijn het van harte eens met de conclusies van het rapport ten aanzien van de handhaving. Een consequente handhaving is nodig om de beoogde hefboomwerking door het opdrogen van de vraag naar illegale arbeidskrachten via de inleners te effectueren. Op dit moment worden binnen de Arbeidsinspectie verschillende eerder genomen maatregelen geëffectueerd om de handhavingkracht van deze dienst te vergroten. Eind 2005 zal de Arbeidsinspectie op volle sterkte draaien. Een tweede uitbreiding van de capaciteit zoals het rapport suggereert is op dit moment onzes inziens overigens vooralsnog niet aan de orde. Verder is per 1 januari 2005 een bestuurlijke sanctionering voor niet naleving van de Wet arbeid vreemdelingen ingevoerd. De ontwikkeling van de Interventieteams vordert gestaag. Voorts wordt op verschillende wijzen nagegaan hoe de huidige en extra handhavingscapaciteit zo efficiënt mogelijk kan worden ingezet bezien in het licht van dit pakket. Tenslotte wordt ook een aanzienlijk deel van de capaciteit van de SIOD ingezet op de aanpak van malafide constructies in het uitzendwezen. Al deze reeds in gang gezette maatregelen zullen hun weerslag hebben op de activiteiten van malafide uitzendondernemingen en hun inleners.

Ook verschillende voorgestelde maatregelen in het pakket zijn ontworpen met het oog op vergemakkelijking van de handhaving. Wij noemen de exploitatievergunning, waarbij de Arbeidsinspectie direct, zonder uitzoekwerk kan zien of een uitzender in bezit is van een vergunning. Is dit niet het geval, volgt een bestuurlijke boete. Meerdere overtredingen van de Wet arbeid vreemdelingen en het opleggen van fiscale vergrijpboetes zullen voor de Kamers van Koophandel aanleiding zijn tot intrekking van de exploitatievergunning. Het niet naleven van vergunningsvoorwaarden zal aanleiding zijn voor verval of intrekken van de exploitatievergunning. De Arbeidsinspectie zal op basis van signalen van de Kamer van Koophandel over intrekking of verval van exploitatievergunningen nagaan of de betreffende uitzendbureaus daadwerkelijk zijn gestopt met het uitzenden van personeel. Het anoniementarief kan in meer gevallen worden toegepast. De uitbreiding van de verificatieplicht over alle uitzendwerknemers maakt de controle op identiteit voor inspecteurs aanzienlijk makkelijker. Dit geldt eveneens voor de maatregelen rondom de Melding sociale verzekeringen.

In de brief van 5 november 2004 (Kamerstukken II 2003/2004, 17 050) geven wij een beschrijving van het vergunningstelsel zoals wij dat nu voor ogen hebben. In dit voorstel van de vergunning is het element van de controle tijdens de looptijd van de vergunning toegevoegd. In de brief van 5 november 2004 wordt ook uitgebreid ingegaan op de keuze voor een vergunningenstelsel met een beperkt aantal eisen in plaats van een privaat certificeringstelsel met strenge toelatingseisen. Zoals wij eerder aangegeven hebben is de waarborgsom bedoeld om malafide ondernemers van de uitzendmarkt te weren. Dit wegen wij zwaarder dan het drempelverhogende effect dan de waarborgsom kan hebben op beginnende ondernemers. Overigens geeft het feit dat de uitzender in het bezit is van een exploitatievergunning niet de zekerheid dat hij te maken heeft met een bonafide uitzender. Daarvoor is een dergelijk systeem, met deze eisen en controlegraad niet geschikt. Dit vergunningensysteem heeft drie doeleinden: drempelvorming voor niet serieuze ondernemers, het beboeten van ondernemers zonder vergunning en het innen van premies/belastingen en boetes via de waarborgsom. Het ontslaat de inlener dus niet van zijn eigen verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid.

Voorts is nader onderzocht of de vergunning per ondernemerof per onderneming zou moeten worden uitgeven. In eerste instantie was het idee de vergunning op naam van de ondernemer uit te geven (ook gemeld aan de Kamer in de brief over het vergunningenstelsel van 5 november). Dit om de vergunning zo dicht mogelijk bij de persoon van de werkelijke ondernemer te laten aansluiten en daarmee het gevaar van het inzetten van stromannen in te dammen. Inmiddels zijn wij tot de conclusie gekomen dat een vergunning op naam van de onderneming beter uitvoerbaar is omdat dit begrip aansluit op de huidige regelingen (het handelsregister van de Kamer van Koophandel en de geblokkeerde rekeningen systematiek). Via het verplicht stellen van het aanleveren van een Verklaring omtrent het gedrag (VOG) door alle beleidsbepalers in de onderneming kan even goed worden bereikt dat de personen die werkelijk de onderneming drijven in beeld komen.

In het rapport wordt opgemerkt dat de effectiviteit van het pakket van maatregelen kan worden verhoogd als de overheid na introductie blijvend communiceert over de gevolgen van de maatregelen, bijvoorbeeld door het toepassen van «naming and shaming». Zoals wij gemeld hebben in de brief van 5 november is «naming and shaming» (schandpaal) inderdaad een methode die onze aandacht heeft. Uit onderzoek is gebleken dat deze methode juridisch mogelijk is. Op de wenselijkheid van het toepassen van de methode komen wij terug bij het wetsvoorstel ten aanzien van de exploitatievergunning.

4. Afsluiting

Het bovenstaande in acht nemend concluderen wij dat dit pakket van maatregelen, een goede bijdrage levert aan het indammen van de fraude en illegaliteit in de uitzendsector. Het ligt in ons voornemen een wetsvoorstel daartoe voor de zomer bij u in te dienen.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. A. L van Hoof

De Staatssecretaris van Financiën,

J. G. Wijn


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven