17 050
Misbruik en oneigenlijk gebruik op het gebied van belastingen, sociale zekerheid en subsidies

nr. 264
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 mei 2004

Tijdens het mondelinge vragenuur van 27 januari 2004 (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2003–2004, nr. 43, blz. 3001–3004) heeft de Minister van Justitie namens mij een brief toegezegd waarin zal worden ingegaan op de omvang van het gebruik van «schijnarbeidsovereenkomsten» bij gezinshereniging en gezinsvorming. Met deze brief doe ik die toezegging gestand. Ik bied mijn excuses aan voor de vertraging die de beantwoording heeft opgelopen.

Zoals mijn ambtgenoot op 27 januari 2004 heeft aangegeven zijn geen nauwkeurige gegevens bekend omtrent de omvang van het gebruik van «schijnarbeidsovereenkomsten» bij gezinshereniging en gezinsvorming. Gelet op de aard en het karakter van fraude kan geen cijfer worden gegeven van de exacte omvang van de fraude. Daarom beschik ik vanzelfsprekend niet over harde cijfers over de mate waarin dit verschijnsel voorkomt en houd ik mij verre van speculaties daaromtrent.

Wel kan ik u meedelen dat de inschatting, dat het zou gaan om duizenden gevallen van fraude zoals in krantenartikelen1 heeft gestaan, mij op voorhand niet als aannemelijk voorkomt. De redenen die ik hiervoor heb zijn de volgende.

In de uitvoeringspraktijk wordt het gebruik van schijnarbeidsovereenkomsten met name vermoed bij uitzendbureau's die niet zijn aangesloten bij de twee werkgeversorganisaties in deze branche, de Algemene Bond Uitzendonderneming en de Nederlandse Bond van Bemiddeling- en Uitzendonderneming. Het gaat in die gevallen vooral om kleine uitzendbureau's in de agrarische sector, met name in het Westland.

Het gebruik van een «schijnuitzendovereenkomst» als basis voor het laten overkomen van een (huwelijks)partner zoals uit de hierboven genoemde krantenartikelen naar voren komt, komt mij niet als een effectieve fraudemethode voor. De reden daarvoor is dat het betrekkelijk zelden zal voorkomen dat én sprake is van een schijnarbeidsovereenkomst én premies en belastingen worden afgedragen. Immers, inkomsten uit uitzendwerk zijn slechts duurzaam, als reeds drie jaar onafgebroken is gewerkt en het inkomen nog tenminste een half jaar beschikbaar is. Dan zal het over een periode van drie jaar afdragen van premies en belastingen zodanig kostbaar zijn, dat dit de draagkracht van de meeste referenten zal overstijgen. Als – conform het artikel in De Volkskrant– moet worden uitgegaan van kosten van 300 euro per maand, bedragen de totale kosten over drie jaar alleen al voor de premies omstreeks 10 800 euro (daargelaten de afdrachten aan het malafide uitzendbureau). Daarbovenop komen nog de belastingen.

Voorts benadruk ik hier dat het ook niet zo is – zoals ten onrechte in het artikel in de Volkskrant wordt vermeld – dat met het binnenhalen van de partner de arbeidsovereenkomst kan worden opgezegd. Bij het verlengen van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning na een jaar wordt immers wederom gevraagd om inkomensbescheiden (waaronder de arbeidsovereenkomst) over te leggen waaruit blijkt dat nog altijd over duurzaam en zelfstandig over voldoende middelen van bestaan wordt beschikt.

Het is dan ook niet erg waarschijnlijk dat in één op de tien gevallen van gezinshereniging of -gezinsvorming sprake is van een «schijn-arbeidsovereenkomst», te meer niet wanneer men bedenkt dat de medewerkers van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) doordrongen zijn van het risico van fraude bij het behandelen van verblijfsaanvragen.

Nu de IND de toelatingstaken heeft overgenomen van de vreemdelingendiensten, heeft de IND op verschillende manieren de bijzondere aandacht van medewerkers gevestigd op de mogelijkheid van fraude. Zowel schriftelijk als tijdens een voorlichtingsbijeenkomst op de verschillende IND-locaties zijn de betrokken medewerkers gewezen op feiten en omstandigheden die kunnen wijzen op het bestaan van fraude en de manier waarop bij een dergelijke constatering dient te worden gehandeld.

De beschrijving van het constateren van fraude-indicatoren en de manier hoe daar mee dient te worden omgegaan is in nauwe samenwerking met de vreemdelingendiensten tot stand gekomen. Op deze manier is getracht de kennis van en dagelijkse ervaring met (het constateren van) fraude van de vreemdelingendiensten voor de vreemdelingenketen te behouden.

Indien in een bepaald dossier zich aanwijzingen voordoen dat sprake zou kunnen zijn van fraude, wordt door de IND nader onderzoek ingesteld:

– In eerste instantie zal de IND-medewerker zo veel als mogelijk met de hem ter beschikking staande informatie en middelen zelfstandig nader onderzoek verrichten naar de voorliggende arbeidsovereenkomst. Daarbij kan natuurlijk de betrokken werkgever en/of werknemer worden benaderd om nadere informatie te verschaffen dan wel te overleggen omtrent de arbeid(srelatie) en of de daaruit voortvloeiende loonbetalingen of belastingafdrachten;

– Volstaat dit niet, dan kan de medewerker informatie inwinnen bij verschillende ambtelijke instanties. Als sprake kan zijn van schijnarbeidsovereenkomsten worden met name de Belastingdienst en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) benaderd. Ook kan bij de Sociale Dienst worden geverifieerd of er een uitkering krachtens de Wet werk en bijstand wordt genoten;

– Als ook dit onderzoek de twijfel niet kan wegnemen, kan de Korpschef van de betreffende politieregio worden verzocht om nader onderzoek te verrichten.

In de hier aan de orde zijnde gevallen, wordt primair bij het UWV en de Belastingdienst nagegaan of de arbeidsovereenkomst staat geregistreerd en of belastingen en premies worden afgedragen. Mijn ambtgenoot heeft u reeds bericht dat er voor het UWV geen redenen bestaat om op voorhand te twijfelen aan het bestaan van een arbeidsovereenkomst en fraude-onderzoek in te stellen in het geval voor een bepaalde werknemer de maandelijkse premies worden afgedragen. Wel is het zo, dat de looninspectie maandelijks steekproefsgewijs bij een aantal bedrijven controles op fraude verricht. In de regel zal de IND afgaan op de berichten van het UWV en/of de Belastingdienst. Als de navraag bij het UWV en/of de Belastingdienst de bestaande twijfel niet wegneemt, kan – zoals hierboven reeds is aangegeven – de Korpschef van de betreffende politieregio worden verzocht een onderzoek in te stellen. Hierbij geldt dat de Vreemdelingenpolitie, anders dan de IND, naast bestuursrechtelijke ook strafrechtelijke bevoegdheden kan aanwenden bij het onderzoek naar de (mogelijke) fraude.

Aan de hand van de uitkomst van het onderzoek wordt de vreemdeling eventueel in de gelegenheid gesteld te reageren op de bevindingen ervan en vervolgens wordt een beslissing op de voorliggende verblijfsaanvraag genomen.

Als voorafgaand aan de verlening (dan wel verlenging) van de verblijfsvergunning fraude wordt geconstateerd en wordt vastgesteld dat niet is aangetoond dat aan de toelatingsvoorwaarden wordt voldaan, kan de aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf of (verlenging van de geldigheidsduur van de) verblijfsvergunning worden afgewezen. Ook kan een eenmaal verleende verblijfsvergunning worden ingetrokken als onjuiste gegevens zijn verstrekt. Onder onjuiste gegevens kunnen in dit verband tevens (ver)vals(t)e arbeidsovereenkomsten worden begrepen.

Op grond van het vorenstaande komt mij de schatting, dat jaarlijks duizenden schijnarbeidsovereenkomsten aan de basis van gezinshereniging en gezinsvorming staan, niet op voorhand aannemelijk voor.

Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie a.i.,

J. P. H. Donner


XNoot
1

De Volkskrant van 24 januari 2004, artikel «loopbaan gecreëerd om bruid te halen» en het artikel «Een wedloop in listen en lagen».

Naar boven