17 050
Misbruik en oneigenlijk gebruik op het gebied van belastingen, sociale zekerheid en subsidies

nr. 222
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 30 juli 2001

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft op 4 juli 2001 overleg gevoerd met minister Vermeend van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over:

het rapport van de bevindingen inzake het onderzoek naar de bijstandsverlening in Amsterdam (SOZA-01-542);

het KPMG-rapport over de sociale dienst Amsterdam (SOZA-01-621);

de brief van 2 juli 2001 inzake maatregelen gemeentelijke sociale dienst Amsterdam (17 050, nr. 220).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Kamp (VVD) wijst erop dat de gemeenten belast zijn met de uitvoering van de Algemene bijstandswet en de minister van SZW met het toezicht op de uitvoering. In Amsterdam hebben bijna 53 000 huishoudens een vorm van een bijstandsuitkering. De gemeentelijke sociale dienst schiet bij de uitvoering van de Abw al jaren ernstig tekort. Eerst moet de situatie in Amsterdam geanalyseerd worden om de ernst van de situatie te kunnen beoordelen. Vervolgens kan een oordeel worden gegeven over het toezicht dat de minister heeft uitgeoefend.

De Abw schrijft voor dat eens in de 8 maanden moet worden nagegaan of de uitkering terecht werd en wordt gegeven en of de inzet om aan het werk te komen voldoende is. Op basis van risicoafwegingen in het kader van een heronderzoeksplan mag een college van B&W de termijn tot maximaal 18 maanden verlengen. In Amsterdam is voor 95% van alle cliënten deze termijn zonder meer op 18 maanden gesteld. Uitgaande van die veel te lange termijn, wordt ongeveer de helft van de onderzoeken nog eens te laat ingesteld. De gemiddelde vertraging is 4 tot 5 maanden. Daar komt bij dat een groot deel van de heronderzoeken – vermoedelijk zo'n 40% – achter het bureau wordt afgedaan. Uit de benchmark blijkt dat de administratieve afdoening niet wordt geregistreerd. Het management beschikt niet over informatie over de wijze van afdoening en omvang en duur van de achterstanden. Van aansturing op die punten is dus geen sprake. Het gevolg is dat er gedurende lange tijd grote verschillen zijn tussen de acht regio's. Heronderzoeken moeten het verleden betreffen –1 de rechtmatigheid van de uitkeringsverstrekking – maar ook het heden en de toekomst, namelijk de inzet om aan het werk te komen. Alleen al het steekproefsgewijs bestuderen van de dossiers leidt in bijna 30% van de gevallen tot twijfel over de rechtmatigheid van de uitkeringsverstrekking. Ten aanzien van het heden en de toekomst komt men in Amsterdam meestal niet toe aan het opleggen van verplichtingen. Als dat wel gebeurt, wordt de naleving daarvan niet gecontroleerd.

Van de cliënten met een arbeidsverplichting is 17% in fase 3 ingedeeld en 75% in fase 4. Het management beschikt niet over informatie over inhoud en duur van de trajecten, laat staan over de uitstroomeffecten. Het gaat vaak slechts om het wegzetten van geld en zelfs dat lukt niet goed. Op de eigen planning voor dit jaar is de achterstand 50%. De naleving van de arbeidsverplichting wordt overigens in de helft van de gevallen niet gecontroleerd. Als het gebeurt, verloopt het contact niet effectief omdat relevante stukken in de dossiers ontbreken.

Als iemand vanuit de Abw werk aanvaardt, is wettelijk een beëindigingsonderzoek voorgeschreven om te voorkomen dat de uitkering te lang doorloopt en later teruggevorderd moet worden. Bij die onderzoeken is een grote achterstand ontstaan. Het management weet niet hoeveel, maar vermoedt dat het om 10 000 onderzoeken gaat; 8 maanden werk. Op signalen dat geld teruggevorderd moet worden, wordt in 30% van de gevallen niet gereageerd. Als wel wordt gereageerd, gebeurt dat in 40% van de gevallen onvoldoende.

In de gevallen waarin een boete wettelijk is voorgeschreven, wordt het opleggen daarvan doorgaans niet overwogen. Voor maatregelen is zelfs geen doelstelling. Ook op dit punt worden de medewerkers niet door het management aangestuurd. Er is een verschil van een factor 20 tussen de regio's bij de toepassing van de Wet boeten en maatregelen.

De belastingdienst stuurt eens per jaar belastingssignalen waaruit blijkt wie naast wit werk ook een uitkering heeft. De SDA kan volstaan met de cliënt een toelichting te vragen en op te treden als die onvoldoende is. Voor Amsterdam is zelfs deze vorm van fraudebestrijding nog te veel gevraagd. De centrale afdeling belastingsignalen werd per 1 januari 1998 opgeheven met als gevolg dat niets is gedaan met de 50 000 belastingsignalen die vanaf 1996 werden ontvangen.

Signalen van «zwarte» fraude worden niet geregistreerd. Als toch fraude wordt vastgesteld, dan wordt dat in 80% van de gevallen niet in het dossier vastgelegd, zodat er in de verdere contacten met de betrokkene niets mee wordt gedaan. De gemeente is helemaal gestopt met de wettelijk verplichte aanlevering van fraude-informatie aan het CBS. In het Handhavingsplan 1998 stond dat de gemiddelde Amsterdamse cliënt minder geneigd is de regels na te leven. Hoe zou dat toch komen?

De sociale dienst Amsterdam lijkt op een stuurloos schip. Bij gebrek aan een door de leiding uitgezette koers en gebrek aan beschrijving van de werkprocessen, gaan de medewerkers maar hun eigen gang. Erger nog, volgens KPMG is men niet bereid om sturing te accepteren of verantwoording af te leggen. Op ieder niveau verschillen de meningen over de rol en de taken van de sociale dienst. Sommigen vinden dat de dienst er slechts is om uitkeringen te verstrekken en handelen daar ook naar. Zij die wel van goede wil zijn, kunnen niet beschikken over een informatiesysteem dat de primaire processen adequaat ondersteunt. In de kasten vol dossiers ontbreekt veelal essentiële informatie. De kloof tussen beleid en uitvoering is duizelingwekkend breed. Terwijl de leiding met het ministerie vergadert over case-management, geven de medewerkers aan dat zij zichzelf daar nog niet toe in staat achten. Relatief gezien heeft de Amsterdamse sociale dienst overigens de helft minder ambtenaren dan andere gemeenten. Daar bovenop is er een hoog ziekteverzuim, met uitschieters tot 25%.

Het is bekend dat mensen zonder werk, vooral als zij nog niet geïntegreerd zijn, het risico lopen te marginaliseren, met negatieve gevolgen voor henzelf en voor de samenleving. In Amsterdam is werken voor velen niet nodig, omdat de zeer toegankelijke sociale dienst vlot een uitkering verstrekt. Werken is ook niet lonend, omdat dan een scala aan inkomensafhankelijke subsidies en extraatjes wegvalt. Het gevolg is dat de arbeidsmarkt aan de onderkant niet functioneert. Mensen die wel werken, betalen niet alleen te veel belasting voor de financiering van onnodige uitkeringen, maar staan ook onder te grote druk omdat er te weinig collega's zijn en moeten leven in een omgeving die steeds onveiliger wordt.

De groei van de werkgelegenheid was de afgelopen 6 jaar in Amsterdam een kwart hoger dan elders. De vacatures worden voor een groot deel vervuld door mensen van buiten Amsterdam. Degenen die in fase 3 of 4 zitten, blijven langdurig in een uitkering hangen, terwijl er veel kansen op werk zijn. Ondernemers kunnen niet aan personeel komen, ook niet als er lage eisen aan de opleiding worden gesteld. Maar het ergste is dat mensen die werk nodig hebben, geen hulp, een duw in de rug en een financiële prikkel kunnen krijgen en in plaats daarvan met een uitkering worden afgescheept. Dat is hardvochtig, onverantwoord en asociaal. Gelukkig stuit dit de minister van SZW tegen de borst. Hij heeft duidelijk gemaakt dat hij het niet langer accepteert. Hij heeft ervoor gezorgd dat de feiten op tafel zijn gekomen, de strafkorting is verhoogd en permanent rijkstoezicht is ingesteld. Even belangrijk is dat de minister drie formele aanwijzingen aan de gemeente heeft gegeven en als stok achter de deur verdergaande financiële maatregelen heeft aangekondigd. De VVD-fractie steunt de minister, maar wil wel weten hoe het zo ver kon komen. Zolang de bijstandwet er is, is de minister van SZW verantwoordelijk voor het toezicht op de uitvoering. Al jaren zit het niet goed met de heronderzoeken, deugen de dossiers niet en wordt niets gedaan met de belastingsignalen. Kwamen deze feiten wel naar voren bij het reguliere toezicht op de gemeente Amsterdam en, zo ja, waarom is dan niet eerder ingegrepen?

De Kamer krijgt met enige regelmaat signalen dat in de drie andere grote steden ook problemen zijn op dit terrein. Het lijkt dan ook logisch dat de minister eenzelfde onderzoek laat instellen in Rotterdam, Utrecht en Den Haag.

Hoe staat het in Amsterdam met de uitvoering van de IOAW (Wet inkomensvoorziening ouderen en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werknemers), de IOAZ (Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen) en de WIK (Wet inkomensvoorziening kunstenaars)? Worden de regels voor de uitvoering van de krediethypotheek en het verhaal op ex-echtgenoten goed uitgevoerd? Wat is het oordeel van de minister over de accountants die betrokken zijn bij de sociale dienst in Amsterdam? Van de 1000 dossiers die zijn opgevraagd, heeft de minister er 35 niet gekregen. Wat is daarvan de reden?

Mevrouw Smits (PvdA) merkt op dat al langer bekend is dat de uitvoering van de bijstandswet in Amsterdam ernstig tekortschiet. Begin 1997 is een verbetertraject ingezet. Dit heeft ook resultaat gehad, maar nog volstrekt onvoldoende. De rechtmatigheid van de uitkeringen is niet goed gewaarborgd, er is geen actuele sturingsinformatie, maar het belangrijkste is dat er veel te weinig aandacht is voor het activeren van bijstandsafhankelijken. De instrumenten daartoe – gesprekken, trajecten, heronderzoeken en sancties – worden onvoldoende en te laat gebruikt. Dit is lastig voor de gemeente en voor het Rijk, maar vooral voor degenen met een bijstandsuitkering, want zij worden niet adequaat geholpen.

De minister heeft een extra onderzoek ingesteld toen bleek dat er te weinig verbeteringen waren. In de gemeenteraad zijn hierover stevige debatten gevoerd. Het probleem is onderkend. Wat zijn de resultaten van het overleg tussen de minister en het gemeentebestuur van Amsterdam? De PvdA-fractie onderschrijft de strenge maatregelen die de minister heeft genomen. Het is goed dat sterk de nadruk wordt gelegd op activering en fraudebestrijding. De bijstand is een laatste voorziening. De beste armoedebestrijding is betrokkenen te helpen, economisch zelfstandig te worden en te blijven. Deze kwetsbare groep moet met zorg omringd worden, maar tegelijkertijd moet iedereen ervan zijn doordrongen dat economische zelfstandigheid het uiteindelijke doel is.

De eerste aanwijzing is helder en goed: bij de eerste aanvraag voor een bijstandsuitkering moeten meteen afspraken over sollicitaties gemaakt worden. Het vinden van werk moet voorop staan. De belastingsignalen moeten gecontroleerd worden. Daarmee kan niet alle fraude uitgebannen worden – overigens blijkt er in veel gevallen geen sprake van fraude te zijn – maar deze informatie moet gebruikt worden.

Het plan van aanpak ziet er goed uit. Welke maatstaf wordt daarbij gehanteerd? Gelden de gemiddelde prestaties van gemeenten of kan volstaan worden met het inzichtelijk maken van de afspraken?

Met te weinig personeel kan het beleid niet goed uitgevoerd worden. Zijn er afspraken met het gemeentebestuur over extra personeel gemaakt? Kan de benchmark van de VNG relevante gegevens opleveren, ook ten aanzien van het toezicht op de gemeenten? Hoe staat het met de uitvoering van de Abw in andere gemeenten? Zijn er meer verbetertrajecten?

Met het stationeren van twee inspecteurs bij de sociale dienst in Amsterdam geeft de minister uiting aan zijn voornemen, de gang van zaken nauwlettend te blijven volgen. Van maand tot maand moet nagegaan worden of er voldoende verbeteringen zijn. Hoe was het toezicht geregeld tijdens het verbetertraject van de afgelopen 3 jaar? Welke conclusies kunnen uit de ervaringen terzake worden getrokken?

Heeft de gemeente Amsterdam al eerder boetes gekregen? Hoe beoordeelt het gemeentebestuur de straffe aanwijzingen? Is het dreigement om de bevoorschotting geheel of gedeeltelijk te stoppen reëel?

De heer Harrewijn (GroenLinks) uit zijn ongenoegen over de sfeer rond dit onderwerp. Het lijkt op een hetze tegen Amsterdam, terwijl de problematiek bij de sociale dienst aldaar vergelijkbaar is met die in andere grote steden. Het beeld wordt opgeroepen dat men in Amsterdam met uitkeringen strooit, royaal is met bijzondere bijstand en niets aan activering doet. Vooral voormalig wethouder Köhler van GroenLinks krijgt hiervan de schuld, terwijl PvdA-wethouder Van der Aa de acht jaar daarvoor dit onderwerp in zijn portefeuille had en ook nu weer heeft. In een dergelijke sfeer kunnen de problemen die er wel degelijk zijn, niet goed aangepakt worden. De maatregelen van de minister zijn te emotioneel en te populistisch.

In het verleden zijn eerder problemen bij de sociale diensten in de grote steden gesignaleerd. Destijds volstond een PvdA-minister ermee om met de desbetreffende PvdA-wethouders verbetertrajecten zonder boetes af te spreken. Het toezicht wordt kennelijk per periode anders ingevuld. In Amsterdam moesten er op vier punten verbeteringen worden gerealiseerd. Op twee punten is dit gelukt, maar het college is er niet in geslaagd, de erfenis volledig op orde te krijgen. Waarom is er geen vervolgverbetertraject toegestaan en werd er voor harde maatregelen gekozen?

Uit de benchmark blijkt dat Amsterdam op enkele punten goed scoort. Het is belangrijk dat de uitkeringen fatsoenlijk worden uitbetaald, want tienduizenden mensen zijn daarvan afhankelijk. Ook op het punt van de zorgplicht wordt goed gescoord. Het activeringsbeleid komt minder goed uit de verf, voornamelijk omdat er geen personeel voor is. Wethouder Köhler heeft gevraagd om extra medewerkers, maar dit is mede door toedoen van de PvdA-fractie in de gemeenteraad geblokkeerd. In plaats van te handelen, werd steeds om nieuwe onderzoeken gevraagd.

Het is ook een kwestie van politieke keuzen. Economische zelfstandigheid is belangrijk, maar gezien de aard van het cliëntenbestand kan ervan worden uitgegaan dat een groot deel daarvan nog geruime tijd afhankelijk zal zijn van een bijstandsuitkering. Het is legitiem als een gemeente ervoor kiest, een goed inkomens- en armoedebestrijdingsbeleid te voeren. Er is geen bewijs dat door het Amsterdamse beleid terzake de dynamiek van de arbeidsmarkt wordt verstoord. Bovendien is de uitstroom vergelijkbaar met die in andere grote steden.

Als gevolg van politieke prioriteitsstelling wordt er in Amsterdam inderdaad minder nadruk gelegd op de uitvoering van de Wet boeten en maatregelen. Deze wet heeft overigens geen betrekking op fraude, maar heeft vooral het effect dat bureaucratisch analfabetisme wordt bestraft.

De toezichtrapportage ademt een sfeer die niet in overeenstemming is met de werkelijkheid. Als de rechtmatigheid niet kan worden vastgesteld, wil dit nog niet zeggen dat er sprake is van onrechtmatigheid. De gegevens van cliënten worden via een online-verbinding met de gemeentelijke basisadministratie gecontroleerd, maar niet altijd in het dossier vastgelegd. De belastingsignalen lopen doorgaans anderhalf jaar achter en daarom is overgestapt op het Inlichtingenbureau, dat actuelere informatie kan verstrekken. Deze overgang had tot gevolg dat er over de periode 1997/1998 een gat is gevallen. Er moet bezien worden op welke wijze daar een oplossing voor gevonden kan worden.

Men was goed op weg om te voldoen aan de termijn van 18 maanden voor herbeoordelingen, maar is door de invoering van het nieuwe belastingstelsel achterop geraakt. Daarbij komt dat er te weinig personeel is, terwijl het ziekteverzuim hoog is.

De minister neemt via drie aanwijzingen een reeks van maatregelen. Het probleem daarbij is dat er geen prioriteiten worden gesteld. Alle fouten en achterstanden moeten per 1 januari aanstaande zijn hersteld en weggewerkt. Dit is zoveel werk dat dit nooit kan lukken. Er moet geïnvesteerd worden in een duurzame oplossing. Personeel moet goed opgeleid worden om de integratie ter hand te kunnen nemen. Het heeft geen zin cliënten in fase 3 en 4 langs een uitzendbureau of een banenmarkt te sturen. Er moet meer aandacht zijn voor sociale activering en voor langdurig case-management.

De heer Harrewijn roept de minister op, Amsterdam met een realistischer plan tegemoet te treden. Hij moet samen met de gemeente prioriteiten stellen, gericht op een duurzame oplossing. Er is geen enkel bezwaar tegen meer controle, maar dit moet wel op een verstandige manier gebeuren. Alleen als er perspectief wordt geboden, hebben sancties zin.

De heer Van der Knaap (CDA) informeert of ook in andere gemeenten de sociale dienst op een vergelijkbare manier functioneert als in Amsterdam. De Tweede Kamer moet ervoor zorgen dat de regelgeving die zij zelf mede heeft vastgesteld, correct wordt nageleefd. De wijze waarop het toezicht is uitgeoefend, is van groot belang. Kan de Kamer daarover worden geïnformeerd? Wellicht kunnen daar lessen voor de toekomst uit getrokken worden.

Uit het KPMG-rapport blijkt dat er heel wat mankeert aan de cultuur van de sociale dienst. Men is naar binnen gericht en angstig, wantrouwend ten opzichte van buitenstaanders, wantrouwend ten opzichte van elkaar, niet resultaatgericht, niet bereid om sturing te accepteren, niet bereid om verantwoording af te leggen en niet klantgericht. Er zijn veel informele contacten in de wandelgangen en men is behoudend, dat wil zeggen niet initiatiefrijk en innovatief. Is het reëel te verwachten dat de zaak per 1 januari aanstaande op orde is? Het lijkt dat er daarvoor heel wat meer nodig is dan drie aanwijzingen en twee inspecteurs. Is de minister bereid, de Kamer nauwgezet van de verdere gang van zaken op de hoogte te houden?

Mevrouw Schimmel (D66) acht het terecht dat de minister nader heeft laten onderzoeken waarom de gemeentelijke sociale dienst er niet in geslaagd is het verbetertraject 1997–1999 op bevredigende wijze af te ronden. Zij stemt ook in met de maatregelen die de minister inmiddels heeft genomen. Welke garanties zijn er dat deze tot resultaten leiden? Alleen het opleggen van boetes zal niet het gewenste effect hebben. Is er daarnaast begeleiding vanuit het ministerie?

Worden ten aanzien van de andere gemeenten die de verbetertrajecten niet succesvol hebben afgerond ook dergelijke acties voorbereid? Op welke punten is het toezicht in het verleden tekortgeschoten?

Het antwoord van de regering

De minister weerlegt dat er sprake is van een emotioneel optreden. Er wordt gehandeld zonder aanzien des persoons. Het college is verantwoordelijk voor het niet goed functioneren van de sociale dienst. Op grond van de toezichthoudende taak van het Rijk zijn er maatregelen genomen. Deze zijn gebaseerd op feiten en gericht op het gehele college en niet op individuele wethouders.

De Kamer heeft in het kader van de behandeling van de nieuwe bijstandwet ingestemd met het instellen van verbeterplannen, omdat dit effectiever werd geacht dan het opleggen van sancties. De Kamer is uitvoerig geïnformeerd over de verbetertrajecten tot 2000. Bij de evaluatie van de Abw op 5 april 2000 bleek dat er van de 241 verbetertrajecten 200 waren afgerond, waarvan 93% succesvol. Het instrument bleek dus te werken, maar bij de ene gemeente ging dit beter dan bij de andere. De aard en termijn van verbetertrajecten kunnen sterk verschillen.

Vanwege het onvoldoende functioneren van de sociale dienst in Amsterdam is in 1997 een verbeterplan opgesteld dat op 1 januari 2000 tot resultaat had moeten leiden. Begin 2000 is geconstateerd dat er nog de nodige tekortkomingen waren. Omdat er te weinig resultaat was geboekt en omdat allerlei signalen wezen op het volstrekt onvoldoende functioneren van de dienst is de aanvraag voor een nieuw verbeterplan afgewezen. Uit hoofde van de toezichthoudende taak van het Rijk is vervolgens een accountantsonderzoek gestart. In het accountantsrapport staan alleen feiten. Er wordt geen enkele politieke conclusie in getrokken. Op basis van de objectieve feiten is vastgesteld dat de werkwijze van de sociale dienst in Amsterdam niet door de beugel kan. De verantwoordelijk wethouder is vervolgens tevoren ingelicht over de maatregelen die werden overwogen en de gemeente is in de gelegenheid gesteld om haar visie op het rapport te geven. Het is gebleken dat het op hoofdlijnen wordt onderschreven door de gemeente Amsterdam. Daarna is de Tweede Kamer van een en ander op de hoogte gesteld.

Gelet op de eigen verantwoordelijkheid van gemeenten moet het Rijk buitengewoon terughoudend zijn met extra maatregelen, maar in het geval van Amsterdam waren deze onvermijdelijk. De rijksconsulenten hebben opdracht gekregen om na te gaan of er aanleiding is om bij meer gemeenten een quick scan, een wat dieper gravend onderzoek, te houden. Als de uitkomsten van de quick scan daartoe aanleiding geven, zal er nader onderzoek volgen. Andere gemeenten kunnen dus ook in aanmerking komen voor deze bijzondere aanpak; gelijke monniken, gelijk kappen. Het spreekt vanzelf dat hierbij even zorgvuldig zal worden gehandeld als bij Amsterdam. De betrokken gemeenten zullen zeker gelegenheid krijgen om te reageren.

In Den Haag is een eerste quick scan uitgevoerd. De uitkomst daarvan gaf geen aanleiding tot een nader onderzoek. Er zijn vervolgens bestuurlijke afspraken met de gemeente Den Haag gemaakt over intensivering van de activering, die inmiddels al met de Kamer zijn besproken. In overleg met de Kamer is gekozen voor het single audit-systeem. De accountants van de gemeenten verrichten de controle, waarna het Rijk een validatieonderzoek doet. In sommige gevallen kan dat noodzaken tot een diepgravender onderzoek. Daarbij zal het draaiboek uit het rapport over Amsterdam gevolgd worden.

De gemeenten moeten de uitvoering van de IOAW, de IOAZ en de WIK zelf op orde brengen. Dit betreft over het algemeen wat kleinere dossiers. In overleg met de inspectie zal nagegaan worden of er op dit terrein reden is tot actie. In Amsterdam is geconstateerd dat ook op dit punt een inhaalslag gemaakt moet worden.

Van de 35 ontbrekende dossiers wordt op dit moment nagegaan of zij wel bestaan. De Kamer zal van de verdere gang van zaken op de hoogte gehouden worden.

Het departement zal Amsterdam zoveel mogelijk behulpzaam zijn bij het op orde brengen van de dienstverlening, maar kan niet treden in de verantwoordelijkheid van de gemeente. De minister kan op grond van zijn toezichthoudende rol alleen aanwijzingen geven. Op 1 september moet er een voorlopig plan van aanpak voor alle tekortkomingen ingediend worden. Op 1 oktober moet er een door de gemeenteraad goedgekeurd plan zijn. In dit plan worden de doelstellingen geformuleerd inclusief de termijn waarop deze gehaald moeten zijn. Het Rijk zal het plan van aanpak beoordelen op uitvoerbaarheid en effectiviteit. Uiteindelijk moet dit leiden tot een adequate uitvoering van de bijstandswet. Hiertoe zal onder andere meer en vooral ook gekwalificeerd personeel moeten worden aangetrokken.

De gemeente Amsterdam heeft nog acht weken om bezwaar te maken tegen de aanwijzingen. Het is mogelijk om voor 1 januari aanstaande de achterstand inzake de belastingsignalen weg te werken. In feite wordt gewoon gevraagd, de wet toe te passen. De wijze waarop dit gebeurt, is de verantwoordelijkheid van de gemeente.

In de loop der jaren zijn Amsterdam verschillende boetes voor het niet goed uitvoeren van de Abw opgelegd. In 1994 was dat 6,6 mln gulden en in 1995 ruim 3 mln gulden. Na het van kracht worden van de nieuwe wet is voor de weg van de verbetertrajecten gekozen. Als dit echter niet tot het gewenste resultaat leidt, kan er een boete worden opgelegd. Van dit recht is in het geval van Amsterdam gebruikgemaakt.

Nadere gedachtewisseling

De heer Kamp (VVD) onderschrijft de werkwijze van de minister ten aanzien van de sociale diensten in andere gemeenten. De kwaliteit van het toezicht is essentieel. De feiten moeten helder worden gepresenteerd om een adequate reactie mogelijk te maken. Amsterdam staat voor een moeilijke maar dankbare taak, zowel in het belang van de cliënten als van de ambtenaren bij de sociale dienst.

Mevrouw Smits (PvdA) herinnert aan de grote veranderingen die de sociale diensten de afgelopen jaren hebben doorgemaakt. Sinds het rapport-Van der Zwan hebben veel diensten een omslag naar een meer activerend beleid doorgemaakt. Het is dan ook terecht dat de minister zijn aandacht richt op de grote sociale dienst in Amsterdam. De cliënten hebben recht op een goede aanpak.

De heer Harrewijn (GroenLinks) blijft vraagtekens plaatsen bij de aanpak van de minister. Er wordt onvoldoende rekening gehouden met de problematiek van de grote steden. Er is onvoldoende waardering voor het goede werk dat wel wordt verricht inzake inkomensverstrekking, armoedebestrijding en zorg. De uitstroom naar werk is voor veel cliënten de komende tijd nog niet aan de orde. De wet moet natuurlijk uitgevoerd worden, maar de huidige maatregelen zullen er alleen maar toe leiden dat het nog onaantrekkelijker wordt om bij de sociale dienst te werken. Het valt zeer te betwijfelen of er binnen korte termijn veel verbeteringen mogelijk zijn.

De heer Van der Knaap (CDA) wijst erop dat mensen niet in de steek gelaten mogen worden. Bij een goede activering blijken betrokkenen veel meer te kunnen dan zij denken. Er is echter wel een cultuuromslag nodig bij de sociale dienst.

Mevrouw Schimmel (D66) informeert of het werken met quick scans het einde van duurzaamheidsbeoordelingen en verbetertrajecten betekent of dat beide instrumenten naast elkaar worden gebruikt.

De minister benadrukt dat de consulenten in de toezichtrapportage helder moeten aangeven wat er goed gaat en wat er mis is.

Talloze gemeentelijke sociale diensten hebben al een cultuuromslag gemaakt. Zij hebben de problemen opgelost en voeren de wet nu adequaat uit. Degenen die lang in de bijstand zitten, moet perspectief geboden worden en daarvoor is actieve begeleiding nodig. De gemeente Amsterdam heeft voldoende financiën om een en ander voor elkaar te krijgen.

Amsterdam scoort goed bij het tijdig verstrekken van de juiste uitkering en op het punt van de zorgplicht, maar dat neemt niet weg dat er op de terreinen zoals fraudebestrijding onaanvaardbare tekortkomingen zijn. De gemeente is zich ervan bewust dat in de werkwijze van de sociale dienst het nodige moet veranderen. De banenmarkt is daar een voorbeeld van.

De quick scan komt alleen in beeld als de desbetreffende consulent daar aanleiding toe ziet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Terpstra

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Nava


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Terpstra (VVD), voorzitter, Biesheuvel (CDA), Schimmel (D66), Noorman-den Uyl (PvdA), ondervoorzitter, Kamp (VVD), Van Lente (VVD), Van Dijke (ChristenUnie), Bakker (D66), Visser-van Doorn (CDA), De Wit (SP), Van der Knaap (CDA), Harrewijn (GroenLinks), Balkenende (CDA), Van Gent (GroenLinks), Smits (PvdA), Verburg (CDA), Bussemaker (PvdA), Spoelman (PvdA), Örgü (VVD), Van der Staaij (SGP), Santi (PvdA), Wilders (VVD), Snijder-Hazelhoff (VVD), Depla (PvdA), Bolhuis (PvdA).

Plv. leden: E. Meijer (VVD), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Giskes (D66), Kortram (PvdA), Blok (VVD), Van Blerck-Woerdman (VVD), Van Middelkoop (ChristenUnie), Van Vliet (D66), Stroeken (CDA), Marijnissen (SP), Ten Hoopen (CDA), Vendrik (GroenLinks), Mosterd (CDA), Rosenmöller (GroenLinks), Schoenmakers (PvdA), Dankers (CDA), Wagenaar (PvdA), Middel (PvdA), Weekers (VVD), Van Walsem (D66), Oudkerk (PvdA), De Vries (VVD), Van Splunter (VVD), Van der Hoek (PvdA), Hamer (PvdA).

Naar boven