17 050
Misbruik en oneigenlijk gebruik op het gebied van belastingen, sociale zekerheid en subsidies

nr. 219
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 19 juni 2001

Bij de regeling van werkzaamheden stelden de kamerleden Wilders en Harrewijn vragen over de naleving van het Nederlands-Marokkaanse akkoord inzake bijstandscontroles. De heer Wilders (VVD) heeft verzocht schriftelijk te reageren op de vraag of de hem bekende informatie omtrent het uitvoeren van het akkoord van 8 mei 2001 juist is en welke consequenties de regering daaraan verbindt als het gaat om de verstrekking van de uitkeringen in het kader van de Bijstandswet en de Wet export uitkeringen. De heer Harrewijn (GroenLinks) vraagt welke consequenties de regering trekt voor de Marokkaanse regering en welke stappen zij denkt te ondernemen.

Op 16 mei 2001 heeft de Nederlandse Ambassade te Rabat per Note Verbale aan het Marokkaanse ministerie van Buitenlandse Zaken en Samenwerking het ad-hoc comité bijeen geroepen. Daarbij is een aantal data en tijdstippen voorgesteld. Daarop is van Marokkaanse zijde binnen de afgesproken termijn van drie weken geen reactie gekomen. Inmiddels is het ad-hoc comité bijeengekomen op 11 juni 2001. Daarbij bleek dat de Marokkaanse autoriteiten het akkoord zodanig interpreteren dat verificaties niet ter plekke zullen plaatsvinden samen met Nederlandse functionarissen.

Uiteraard moet het zo zijn dat de mogelijkheid tot verificatie van bezit en vermogen, met inachtneming van terzake geldende wetgeving, voorop staat. Mijn overtuiging was dat met het sluiten van het akkoord op 8 mei 2001 een voor beide partijen bevredigende oplossing was gevonden voor de problemen bij de bijstandscontroles. Minister Vermeend en ik hebben inmiddels een brief gestuurd naar de Marokkaanse minister van Sociale Zaken (zie bijlage).1 Daarin spreken wij onze bezorgdheid uit over het interpretatieverschil en wijzen wij erop dat indien het akkoord niet volledig wordt nageleefd, de samenwerking tussen onze landen op het gebied van de sociale zekerheid ernstig onder druk zal komen te staan. Zodra er zich nieuwe ontwikkelingen voordoen, zullen wij de Kamer hiervan op de hoogte stellen.

Het door de heren Wilders en Harrewijn aangesneden onderwerp behoort tot mijn portefeuille. Vandaar dat ik, mede namens de minister van Buitenlandse Zaken, de aan minister Vermeend gerichte brief beantwoord.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. F. Hoogervorst


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven