17 050
Misbruik en oneigenlijk gebruik op het gebied van belastingen, sociale zekerheid en subsidies

27 555
Opsporing en vervolging van fraude

nr. 215
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 maart 2001

Tijdens het Algemeen Overleg op 20 februari 2001 over de Voortgangsrapportage bestrijding financieel-economische criminaliteit met de samengestelde commissie van Justitie, Financiën, SZW (17 050/27 555, nr. 214) heb ik toegezegd dat ik schriftelijk nader in zou gaan op de ca. 30% non-afdoening van werkgeversfraude door de uitvoeringsinstellingen. Hieronder geef ik hieraan gevolg.

Uit het onderzoeksrapport van het ITS blijkt het volgende. In 24 uit 83 onderzochte fraudedossiers bleek er geen sanctie te zijn opgelegd. In 10 dossiers (42%) was dit te wijten aan een bedrijf dat niet meer bestond. Het verkrijgen van sluitende bewijzen werd te tijdrovend en arbeidsintensief geacht. Immers, administraties zijn dan niet meer altijd te achterhalen en als het om eenmanszaken gaat, biedt de betrokken (ex-)ondernemer vaak geen verhaal meer. Dit soort zaken wordt doorgaans in dit verband onderzocht, alvorens het besluit valt om het onderzoek stop te zetten. Het betrof hier ook nog eens zeer kleine bedrijven (eenmanszaken en categorie 1–5 personen). Verder was in drie gevallen de betrokkene naar het buitenland vertrokken zodat verdere vervolging geen perspectief bood. In 10 andere dossiers was er sprake van een eenmalig capaciteitstekort bij voornamelijk het GUO in verband met een ingrijpende reorganisatie. Verder waren er nog twee zaken waarbij het onderzoek tijdelijk moest worden uitgesteld omdat het om seizoensbedrijven ging die pas in een volgend seizoen opnieuw (onder een ander nummer) weer konden worden opgepakt. Bij deze laatste gevallen was er dus feitelijk geen sprake van non-afdoening, maar van herregistratie onder een ander nummer en een nieuw onderzoek, waardoor het slechts leek alsof de zaak niet was afgedaan.

Het eenmalige capaciteitsprobleem bij voornamelijk het GUO in 1998 is inmiddels verholpen. Met de inrichting van het UWV, waarbij de opsporingsdiensten evenals de overige werkprocessen van de UVI's worden samengevoegd, zal opsporingscapaciteit doelmatiger kunnen wordentoegewezen aan fraudesignalen. Ook zal de totale opsporing in het SZW-domein met de gelijktijdige vorming van de SIOD worden versterkt.

Het volledige onderzoeksrapport van het ITS zend ik u hierbij ter kennisname.1

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. F. Hoogervorst


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven