17 050
Misbruik en oneigenlijk gebruik op het gebied van belastingen, sociale zekerheid en subsidies

27 555
Opsporing en vervolging van fraude

nr. 214
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 5 maart 2001

De vaste commissie voor Justitie1, de vaste commissie voor Financiën2, de commissie voor de Rijksuitgaven3 en de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid4 hebben op 20 februari 2001 overleg gevoerd met minister Korthals van Justitie, minister Zalm van Financiën, staatssecretaris Bos van Financiën en staatssecretaris Hoogervorst van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over:

– de brief d.d. 22 juni 2000 t.g.v. de voortgangsrapportage «Bestrijding financieel-economische criminaliteit 1999» (17 050, nr. 210);

– de brief van de minister van Financiën d.d. 18 juli 2000 inzake Jaarrapport Financial Action Task Force on money laundering (FATF) (Fin. 00-570);

– het ARK-rapport Opsporing en vervolging van fraude (27 555, nrs. 1–2).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

De heer Santi (PvdA) onderstreept het pleidooi van de Algemene Rekenkamer voor een betere afstemming tussen de diensten die zich bezighouden met de bestrijding van fraude op het terrein van de sociale zekerheid. Daarnaast vraagt hij welk effect de Wet beperking export uitkeringen en de op dat punt betrekking hebbende internationale verdragen tot nu toe hebben gehad op de omvang van de internationale fraude op het terrein van de sociale zekerheid.

De stukken wekken bij de heer Santi de indruk dat juist ernstige gevallen van fraude minder hard worden aangepakt. Hij wijst erop dat seponering van een fiscale fraudezaak het ook onmogelijk maakt om vervolgens een fiscale boete op te leggen. Wat houden de afspraken tussen de FIOD en het OM eigenlijk in en welk resultaat hebben zij?

Gelet op de grote behoefte aan deskundig personeel voor het financieel rechercheren en op de betere salariëring in de commerciële sector, vraagt de heer Santi hoe de werving en opleiding van dit personeel verloopt.

Met betrekking tot de bestrijding van het witwassen vraagt de heer Santi of de Nederlandse banken voldoen aan de aanbevelingen van de Financial Action Task Force (FATF) en of de controle op Aruba en de Nederlandse Antillen naar wens verloopt.

Tot slot vraagt de heer Santi of er zal worden ingegaan op het aanbod van het notariaat om medewerking te verlenen aan de bestrijding van het witwassen van geld.

De heer Niederer (VVD) constateert dat ook de voortgangsrapportage over 1999 onvoldoende inzicht biedt in de concrete doelstellingen, resultaten, trendmatige ontwikkelingen en de kwaliteit van de informatievoorziening en dus ook in de effectiviteit van de fraudebestrijding. Bovendien ontbreekt een visie op de soort informatie waaraan behoefte bestaat.

Ook op het punt van de bestrijding van de EU-fraude ontbreekt informatie over de concrete resultaten en eveneens over de wettelijke beperkingen waar de fraudebestrijding mee te maken heeft. Welke maatregelen worden overigens genomen ter bestrijding van het probleem van fraude met creditcards?

Ook de heer Niederer betreurt dat veel ernstige gevallen van fiscale fraude en fraude op het terrein van de sociale zekerheid blijkbaar onbestraft blijven. Waarom worden van de zaken die niet strafrechtelijk kunnen worden aangepakt, er zo weinig bestuursrechtelijk afgedaan, met name op het punt van premie- en uitkeringsfraude?

Naar analogie van de prestatieafspraken tussen de FIOD en het OM pleit de heer Niederer ervoor om ook ten behoeve van de bestrijding van fraude op het terrein van de sociale zekerheid dergelijke afspraken met het OM te maken. Zou, gelet op het grote aantal instellingen op het terrein van de sociale zekerheid, het OM op dit punt niet een strakkere regie moeten voeren of kan op het ministerie zelf een coördinerende instantie worden opgericht?

Ter bevordering van een collectief gevoeld slachtofferschap pleit de heer Niederer voor een publiciteitscampagne om de samenleving duidelijk te maken hoeveel fraude, misbruik en oneigenlijk gebruik van regelingen eigenlijk kosten.

Op het punt van de «pluk ze»-wetgeving spreekt de heer Niederer zijn genoegen uit over de voorgenomen instelling van een landelijk parket financieel-economische criminaliteit. Ter bevordering van de specialisatie van het juridisch personeel stelt hij voor om de in het noordelijk ressort reeds bestaande fraudekamer voor de grotere «pluk ze»-zaken tevens ontnemingskamer te laten zijn.

De heer Wijn (CDA) wijst erop dat bestrijding van financieel-economische criminaliteit ook een gunstig effect heeft op het respect van de bevolking voor de regels.

Omdat ook de heer Wijn meent dat de voortgangsrapportage onvoldoende inzicht biedt in de doelstellingen en de effectiviteit van het beleid en in trendmatige ontwikkelingen, vraagt hij hoe de regering zelf oordeelt over de bereikte resultaten. Het zou de duidelijkheid van de voortgangsrapportage overigens ten goede komen als de relatie tussen de beschrijvingen in de hoofdstukken en de cijfers in hoofdstuk 9 wordt verhelderd en als een vergelijking wordt gemaakt tussen de verschillende sectoren.

Ook de heer Wijn spreekt zijn bezorgdheid uit over het feit dat veel zware fraudezaken onbestraft lijken te blijven. Hoe komt het dat fiscale fraude tot minder dagvaardingen leidt dan afgesproken en hoe komt het dat meer dan 25% van de opgespoorde fraudezaken op het terrein van de sociale zekerheid niet tot strafrechtelijke of bestuurlijke sancties leidt?

Omdat de notarissen van mening blijken te zijn dat het verschoningsrecht moet wijken als er belangen van hoger orde in het spel zijn, bijvoorbeeld de bestrijding van fraude of van witwassen, vraagt de heer Wijn hoe advocaten hierover denken. In dit verband vraagt hij tevens nadere informatie over de ontwikkelingen in Oostenrijk op het punt van anonieme bankrekeningen.

Met betrekking tot de «pluk ze»-wetgeving vraagt de heer Wijn een reactie op berichten in de pers dat met name de grote criminelen de dans ontspringen.

Naar aanleiding van de ontdekking door de Sociale verzekeringsbank (SVB) dat in Turkije sprake is van grootscheepse fraude op het punt van de kinderbijslagregeling vraagt de heer Wijn of het bestaan van elk kind dat recht geeft op kinderbijslag, voortaan zal worden geverifieerd.

Uit het jaarverslag van de Economische controledienst blijkt dat diverse zorgaanbieders hebben gefraudeerd bij het declareren van medische verrichtingen. Welke instrumenten zijn er om verzekeraars die frauduleus declareren, aan te pakken?

De heer Wijn gaat ervan uit dat het feit dat op het terrein van de Algemene bijstandswet vier keer zoveel fraude wordt opgespoord als op het terrein van de werknemersverzekeringen, samenhangt met het feit dat op het eerstgenoemde terrein vier keer zoveel opsporingsfunctionarissen actief zijn. Dat pleit voor intensivering van de personele inzet voor opsporingsactiviteiten.

Tot slot vraagt de heer Wijn of sociale rechercheurs voortaan alle vormen van samenleeffraude zullen onderzoeken. Daarbij gaat het dus niet alleen om fraude op het punt van sociale verzekeringen, maar ook om fraude op het punt van de huursubsidie.

Mevrouw Giskes (D66) acht het ten behoeve van de normen en waarden van groot belang dat ook financiële criminaliteit hard wordt aangepakt. Bovendien kan via deze fraudebestrijding wellicht de momenteel zo broodnodige financiële ruimte binnen de bestaande kaders worden gevonden. Een vergroting van de inspanningen zou op dit punt dus gerechtvaardigd zijn en zou een hoog rendement kunnen opleveren, maar daarvan is blijkens de voortgangsrapportage geen sprake; ook het rapport van de Algemene Rekenkamer geeft reden tot zorg, met name ten aanzien van de te geringe mate van bestraffing van ernstige gevallen van financiële criminaliteit. Kunnen de bewindslieden, mede ten behoeve van de beoordeling van het beleid in VBTB-termen, aangeven welke kwantificeerbare doelen zij zich stellen?

Mede ten behoeve van de internationale samenwerking hecht mevrouw Giskes veel belang aan een duidelijke definiëring van «fraude», «misbruik» en «oneigenlijk gebruik». Verklaart de onduidelijke definiëring wellicht voor een deel waarom de bestrijding van fraude op het terrein van de sociale zekerheid veel moeilijker verloopt dan de bestrijding van fiscale fraude? Waarom ontbreekt het in 1999 opgespoorde aantal fraudegevallen op het terrein van de sociale zekerheid in de voortgangsrapportage en wat wordt er gedaan om de bestrijding van die fraude te verbeteren?

Ook mevrouw Giskes pleit ervoor om bij de opsporing van fraude op het terrein van de sociale zekerheid ook aandacht te besteden aan mogelijke fraude op het punt van de individuele huursubsidie, omdat het waarschijnlijk vaak om dezelfde personen gaat.

Mede gelet op de voorbeeldfunctie die de overheid dient te vervullen, vraagt mevrouw Giskes naar de stand van zaken inzake de fraude op het punt van het Europees Sociaal Fonds (ESF).

Tot slot vraagt mevrouw Giskes of het OM op het punt van het financieel rechercheren inmiddels over voldoende gekwalificeerd personeel beschikt en, zo niet, wat daaraan wordt gedaan.

Antwoord van de regering

De minister van Justitie wijst erop dat sinds de voortgangsrapportage veel nieuwe zaken in gang zijn gezet, waarover de Kamer medio 2001 in de volgende voortgangsrapportage zal worden geïnformeerd. Op het punt van de fiscale fraude wordt er nog steeds naar gestreefd om 90% van de bij het OM aangemelde zaken te dagvaarden, maar niet al die zaken zijn daadwerkelijk vervolgbaar. Op de instroom moet daarom, naast de capaciteitsoverwegingen, een correctie worden aangebracht voor technische sepots en beleidssepots. Dat neemt niet weg dat het aantal zaken dat daadwerkelijk tot vervolging leidt, inderdaad nog te laag is. In de volgende rapportage zal in percentages getracht worden aan te geven hoeveel zaken zijn uitgemond in een technisch sepot of een beleidssepot en in hoeveel gevallen om andere redenen niet is besloten tot concrete vervolging. Ter verbetering van de bestrijding van de fraude op het terrein van de sociale zekerheid zullen tussen het ministerie van SZW en het OM binnenkort overigens vergelijkbare afspraken worden gemaakt als tussen het ministerie van Financiën en het OM.

In een richtlijn over de afdoening van fiscale zaken door het OM wordt aangegeven in welke gevallen een zaak strafrechtelijk moet worden afgedaan en in welke gevallen dat administratiefrechtelijk moet gebeuren. De daarbij gehanteerde criteria zijn bijvoorbeeld de omvang van de fraude en de vraag of er sprake is van recidive. Het is weliswaar mogelijk dat een strafrechtelijke boete lager uitvalt dan de boete die zou zijn opgelegd bij een keuze voor de fiscale weg, maar iemand die strafrechtelijk wordt aangesproken, kan bijvoorbeeld ook gevangenisstraf krijgen; bovendien kan na de strafzaak ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel plaatsvinden.

Reeds eerder is toegezegd dat er in de volgende voortgangsrapportage in de geest van de VBTB-gedachte en in overeenstemming met de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer om de resultaten van het beleid beter zichtbaar te maken, naar gestreefd zal worden meer inzicht te geven in de doelstellingen, de geleverde inspanningen en de resultaten. In de zomer van 2000 is in opdracht van het WODC overigens een onderzoek gestart naar methoden om de omvang van de fraude te kunnen schatten. De Rijksuniversiteit Utrecht heeft in december 2000 een eerste onderzoek afgerond, waaruit blijkt dat er inderdaad mogelijkheden zijn om de ontwikkeling en de omvang van de fraude te schatten. Momenteel wordt bestudeerd welke vervolgopdracht kan worden verstrekt.

De minister ontkent dat op basis van de beschikbare gegevens geconcludeerd kan worden dat zware fraude onbestraft blijft. Zowel bij de bestraffing als bij de ontneming van crimineel verkregen voordeel is het beleid erop gericht om zware fraude even hard aan te pakken als andere vormen van fraude. De afronding van grote zaken duurt echter vaak langer en het «pluk ze»-aspect komt vaak pas aan de orde wanneer de strafzaak is afgewikkeld. In het afgelopen jaar is echter een behoorlijk begin gemaakt met ontnemingen in de grotere zaken. De doelstelling voor 2000 was ongeveer 12 mln. gulden, maar inmiddels is ongeveer 21 mln. gulden binnengekomen. Wel moet bedacht worden dat het ene jaar door het afronden van bepaalde zaken meer oplevert dan het andere jaar. Het college van procureurs-generaal heeft in plaats van de 10-zakennorm een nieuwe norm vastgesteld die zal gaan gelden als taakstelling voor de parketten op het gebied van ontneming: de parketten krijgen voor kleinere zaken een financiële norm opgelegd die is gerelateerd aan het gemiddelde zaakaanbod per parket. Het gaat daarbij vooral om vermogensmisdrijven en opiumzaken. Voor zwaardere zaken is het uitgangspunt dat in beginsel altijd een ontnemingsvordering moet worden ingesteld, tenzij op voorhand duidelijk is dat de zaak zich daar niet voor leent. Dit alles wordt verder uitgewerkt in de planningsbrief van het college van PG's van mei aanstaande.

In het noordelijke ressort bestaat een samenwerkingsverband om fiscale zaken voor dezelfde fraudekamer te brengen. Bij ontneming kan dat niet, omdat dat problemen zou veroorzaken op het punt van de relatieve competentie; bovendien volgen ontnemingszaken de strafzaken, omdat daartussen een duidelijk verband bestaat. Zonder ingrijpende wetswijziging is het daarom niet mogelijk om de fraudekamer tevens de ontnemingszaken te laten afhandelen.

De opleiding van financieel rechercheurs bij de politie is in 1999 begonnen met basisniveau 1; vanaf 2001 is de gehele opleiding, die uiteenvalt in vier niveaus, grotendeels op orde. Indien noodzakelijk worden daarnaast accountants ingehuurd.

Op grond van een wijziging van de Europese richtlijn inzake witwassen wordt het notariaat, dat zich zeer constructief opstelt, inderdaad meldplichtig. Die richtlijn wordt in nationale wetgeving omgezet en in dat kader zal met het notariaat worden bezien hoe het een optimale bijdrage kan leveren aan de bestrijding van witwassen. Criminelen wijken met bepaalde transacties immers mogelijk ook uit naar het notariaat naarmate meer succes wordt behaald met de bestrijding van witwassen.

Het probleem van de fraude met creditcards is al enige tijd geleden onderkend door de interregionale fraudeteams. Het OM zal binnenkort met de creditcardmaatschappijen een handhavingsarrangement sluiten, onder andere over de aanpak van dit probleem. Momenteel wordt bezien welke inspanningen en capaciteit nodig zijn om dit probleem nog krachtiger aan te pakken.

Ter bestrijding van fraude op het punt van de zorgverzekeringen zal binnenkort een handhavingsarrangement worden gesloten tussen de zorgverzekeraars en het OM.

Hoewel het, gelet op de grote diversiteit van de fraude, niet eenvoudig zal zijn om via een algemene antifraudecampagne een collectief slachtoffergevoel te bevorderen, zegt de minister toe dat hij dit idee zal voorleggen aan de ministerraad.

De minister van Financiën deelt mee dat Nederland voldoet aan de aanbevelingen van de FATF. Omdat de eisen geleidelijk worden aangescherpt, zullen echter op enkele punten verbeteringen moeten worden aangebracht, voordat de FATF in 2003 opnieuw een oordeel zal vellen; de doelstelling is immers om aan alle aanbevelingen van de FATF te blijven voldoen. De middels een amendement in de Wet identificatie financiële dienstverlening opgenomen bepaling dat men zich niet hoeft te identificeren als men al een rekening had voor de inwerkingtreding van die wet, wordt bijvoorbeeld nu als een zwak punt in de Nederlandse systematiek gezien en zal worden gewijzigd. Ook de aandelen aan toonder vormen een kwetsbaar punt. Op basis van de Europese richtlijn zal bovendien de doelgroep van de Wet MOT fors worden uitgebreid: niet alleen de notarissen en advocaten zullen eronder vallen, maar ook accountants, belastingadviseurs, makelaars in onroerend goed en handelaren in goederen van grote waarde, zoals autohandelaren en diamantairs. Daartoe zal de wet gewijzigd moeten worden; bovendien moet er een AMvB komen, die ten behoeve van de snelheid vooraf zal worden gegaan door een ministeriële regeling. Ook op het punt van het toezicht door De Nederlandsche Bank, de STE en de Verzekeringskamer is wetgeving in voorbereiding die het toezicht op de integriteit van verzekeraars en banken als zelfstandig onderdeel van het toezicht formuleert. Deze wetgevende activiteiten maken opsporingsonderzoeken overigens zeker niet overbodig. De Nederlandsche Bank is dan ook zeer bereid om medewerking te verlenen aan relevant en volgens de regels uitgevoerd onderzoek.

In vergelijking met de rest van het Caribisch gebied hebben de Nederlandse Antillen en Aruba een voorsprong bij het bestrijden van het witwassen. De wetgeving is op orde; het komt nu vooral aan op de implementatie. Van de Nederlandse Antillen en Aruba wordt verwacht dat zij bereid zijn om ook op andere fronten mee te werken aan fraudebestrijding. Als de Europese landen bijvoorbeeld ten aanzien van spaartegoeden worden verplicht tot gegevensuitwisseling of heffingen, wordt ervan uitgegaan dat ook Aruba en de Nederlandse Antillen daar als «dependent territories» aan zullen meedoen.

Op het punt van anonieme spaarrekeningen is de Oostenrijkse wetgeving inderdaad gewijzigd: bestaande anonieme spaarrekeningen worden afgeschaft voor eind juni 2002; sinds 31 oktober 2000 kunnen geen nieuwe anonieme rekeningen meer worden geopend. Uiterlijk medio 2002 zullen de houders worden geïdentificeerd zodra een transactie plaatsvindt; de handel in anonieme spaarrekeningen wordt verboden. Dit alles maakt het overigens nog niet mogelijk om een vermogensrendementsheffing in te voeren, want daarvoor zijn renseignering en meer gegevens nodig.

De minister onderschrijft dat de nieuwe VBTB-aanpak een impuls zal geven aan het formuleren van doelstellingen en het meten van de effectiviteit van het beleid.

De staatssecretaris van Financiën wijst erop dat de Hoge Raad in 1998 heeft bepaald dat het verschoningsrecht van notarissen, zeker op het punt van fiscale zaken, ruim geïnterpreteerd was. Naar aanleiding van dat arrest wordt geïnventariseerd in hoeverre het verschoningsrecht het innen van belastingen belemmert; de Kamer zal van de bevindingen op de hoogte worden gesteld. De ministeries van Financiën en Justitie en de beroepsgroep voeren overleg over de vraag of kan worden volstaan met zelfregulering door de beroepsgroep, maar als er beperkingen aan het verschoningsrecht worden gesteld, zal dat waarschijnlijk door middel van wetswijziging gebeuren.

Met betrekking tot de effectiviteit van de opsporing, invordering en naheffing door de belastingdienst verwijst de staatssecretaris naar het jaarlijkse beheersverslag, waarin de resultaten worden opgenomen. De in dat opzicht gestelde doelen worden jaarlijks in het bedrijfsplan vermeld.

De staatssecretaris wijst erop dat de Algemene Rekenkamer niet heeft geconcludeerd dat zware fiscale fraudezaken minder zwaar worden aangepakt, maar dat er onvoldoende bekend is over wat er uiteindelijk gebeurt met de zaken die in het traject verzeild raken. De belangrijkste les uit het rapport van de Algemene Rekenkamer was dan ook dat de effectiviteit van de risicoanalyse en van de daarop gebaseerde keuzes toeneemt door verbetering van de terugkoppelingsinformatie, zowel uit de sfeer van de bestuursrechtelijke afdoening als uit de sfeer van de strafrechtelijke afdoening. De daarop gerichte aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer zijn daarom overgenomen en op dat punt is in de afgelopen maanden een inhaalslag gemaakt. Daarnaast moet overigens niet worden vergeten dat het bewijzen van een zware fraudezaak vaak moeilijker is dan het bewijzen van een minder zware fraudezaak.

De vervolgingsdoelstelling van 90% heeft geleid tot verwarring, omdat onduidelijk was wat onder «vervolging» moest worden verstaan. Bij de 90%-norm moet niet alleen worden uitgegaan van de veroordelingen, maar ook van de schikkingen; ook een schikking is immers een vorm van afdoening. Als de schikkingen en veroordelingen bij elkaar worden opgeteld, is in de periode 1997–2000 ongeveer 60% tot 80% van de zaken afgedaan. Zelfs achter bepaalde seponeringen kan overigens een vorm van afdoening of sanctie schuilgaan, bijvoorbeeld indien rekening wordt gehouden met de publiciteit die aan de zaak is gegeven of met het feit dat de betrokkene zijn baan heeft verloren. Na een strafrechtelijke seponering is het inderdaad niet mogelijk om een bestuursrechtelijke sanctie op te leggen, maar alle aangiften die in dit soort trajecten terechtkomen, worden vervolgens wel gewoon door de belastingdienst afgedaan, ook als er uiteindelijk geen sprake is van strafrechtelijke afdoening.

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid memoreert dat uit recent onderzoek is gebleken dat fraude op het terrein van de sociale zekerheid tamelijk wijdverbreid is en dat er ook sprake is van veel oneigenlijk gebruik door doelbewust weinig of niet te solliciteren. Dit oneigenlijk gebruik dient net zo hard te worden aangepakt als de harde fraude.

Aan de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid is reeds toegezegd dat de Kamer voortaan aan het eind van het derde kwartaal of het begin van het vierde kwartaal een integrale frauderapportage zal ontvangen, waarin prestatie-indicatoren die de hele cyclus van de fraudebestrijding bestrijken, een belangrijke rol zullen spelen. Hierdoor zal sneller inzicht worden verkregen in de ontwikkelingen, hoewel het moeilijk zal zijn om indicatoren te ontwikkelen die duidelijk aangeven of het beter of juist slechter gaat; het is immers ook mogelijk dat er, mede door de preventieve werking van de fraudebestrijding, minder wordt gefraudeerd.

Ter verbetering van de afstemming tussen de uitvoerende instanties op het terrein van de sociale zekerheid en met het OM zal een nieuwe centrale fraudebestrijdingsdienst worden opgericht, de SIOD, die op het gehele terrein van de sociale zekerheid werkzaam zal zijn en twee hoofdtaken zal krijgen: de opsporing van ernstige zaken en de beleidsmatige en beheersmatige aansturing op hoofdlijnen van de totale opsporing. De SIOD zal dus ook afspraken maken met het OM; ook de afstemming met de FIOD wordt vergemakkelijkt door de vorming van deze centrale dienst. Het is nog niet duidelijk of de SIOD ook vertegenwoordigd zal zijn in risicolanden, maar de SIOD zal de opsporing in het buitenland in ieder geval coördineren en aansturen. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling om de opsporingsactiviteiten uit de huidige organisaties te lichten, want de SIOD moet zo klein mogelijk zijn; er moeten binnen de sociale diensten, maar ook binnen de UVI's en de SVB dus ambtenaren blijven die zich specifiek bezighouden met opsporingsactiviteiten.

Tegen de kinderbijslagfraude in Turkije wordt door de SVB stevig opgetreden; ook in Marokko wordt de rechtmatigheid van kinderbijslagen onderzocht. De internationale poot van de SVB zal worden verstevigd; bovendien krijgt het GAK een tweede buitenlandteam. Ook in de preventieve sfeer wordt de bestrijding van deze fraude dus aangescherpt.

Van de Wet BEU worden positieve effecten verwacht, ook al kan de effectiviteit van die wet waarschijnlijk nooit echt worden vastgesteld, omdat in de meeste betrokken landen geen sprake is geweest van een nulmeting. Bij de evaluatie over een jaar zal echter waarschijnlijk meer bekend zijn over de ontwikkelingen in de landen waarmee verdragen zijn gesloten. Op het punt van de bijstandsfraude is van belang dat in Den Bosch een unit is ingericht die zich specifiek richt op vermogensfraude in de landen van herkomst.

Op het punt van de premiefraude is de werkgeversfraude op zich adequaat vastgesteld; op het moment dat dit soort fraude wordt geconstateerd, verdwijnen de betrokken bedrijven echter als sneeuw voor de zon en is ook de werkgever vaak niet meer te traceren; ook op fiscaal terrein is dit een bekend verschijnsel. Dit verklaart waarom premiefraude in 25% van de gevallen niet tot sancties leidt. Desgevraagd zegt de staatssecretaris toe dat de Kamer schriftelijk nader over dit punt zal worden geïnformeerd, waarbij tevens zal worden aangegeven of er een oplossing is voor dit probleem.

Indien sociaal rechercheurs samenlevingsfraude constateren, wordt inderdaad een link gelegd met de huursubsidie.

Reeds eerder is toegezegd dat de opsporingsactiviteiten geïntensiveerd zullen worden. Als die intensivering zichzelf ruim terugverdient, zal zij een vervolg kunnen krijgen.

Tot slot deelt de staatssecretaris mee dat de minister van SZW en de commissie voor SZW zeer frequent overleg voeren over de ESF-fraude.

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,

Swildens-Rozendaal

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,

Van Gijzel

De voorzitter van de commissie voor de Rijksuitgaven,

Van Walsem

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Terpstra

De griffier van de vaste commissie voor Justitie,

Pe


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Swildens-Rozendaal (PvdA), voorzitter, Van de Camp (CDA), Biesheuvel (CDA), Scheltema-de Nie (D66), Zijlstra (PvdA), Apostolou (PvdA), Middel (PvdA), Van Heemst (PvdA), Dittrich (D66), ondervoorzitter, Rabbae (GroenLinks), Van Oven (PvdA), Kamp (VVD), Rouvoet (RPF/GPV), O. P. G. Vos (VVD), Passtoors (VVD), Van Wijmen (CDA), De Wit (SP), Ross-van Dorp (CDA), Niederer (VVD), Nicolaï (VVD), Halsema (GroenLinks) Weekers (VVD), Van der Staaij (SGP), Wijn (CDA).

Plv. leden: Wagenaar (PvdA), Balkenende (CDA), Verhagen (CDA), Van Vliet (D66), Duijkers (PvdA), Kuijper (PvdA), Albayrak (PvdA), Barth (PvdA), Hoekema (D66), Karimi (GroenLinks), Santi (PvdA), Luchtenveld (VVD), Slob (RPF/GPV), Van den Doel (VVD), Rijpstra (VVD), Rietkerk (CDA), Marijnissen (SP), Buijs (CDA), Van Baalen (VVD), Van Blerck-Woerdman (VVD), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), De Vries (VVD), Van Walsem (D66), De Pater-van der Meer (CDA), Arib (PvdA).

XNoot
2

Samenstelling: Leden: Reitsma (CDA), Witteveen-Hevinga (PvdA), Rosenmöller (GroenLinks), Van Gijzel (PvdA), voorzitter, Voûte-Droste (VVD), Noorman-den Uyl (PvdA), Giskes (D66), Kamp (VVD), Marijnissen (SP), Crone (PvdA), Van Dijke (RPF/GPV), Bakker (D66), De Vries (VVD), Hofstra (VVD), De Haan (CDA), ondervoorzitter, Stroeken (CDA), Van Beek (VVD), Balkenende (CDA), Vendrik (GroenLinks), Remak (VVD), Wijn (CDA), Kuijper (PvdA), Dijsselbloem (PvdA), Bolhuis (PvdA), Slob (RPF/GPV).

Plv. leden: Eurlings (CDA), Koenders (PvdA), Harrewijn (GroenLinks), Duijkers (PvdA), Balemans (VVD), Van Oven (PvdA), Schimmel (D66), Patijn (VVD), De Wit (SP), Hoekema (D66), Van Walsem (D66), Wilders (VVD), Blok (VVD), Dankers (CDA), Hillen (CDA), Weekers (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Rabbae (GroenLinks), Hessing (VVD), Van den Akker (CDA), Timmermans (PvdA), Hindriks (PvdA), Smits (PvdA), Van der Vlies (SGP).

XNoot
3

Samenstelling: Leden: Witteveen-Hevinga (PvdA), ondervoorzitter, Rosenmöller (GroenLinks), Hillen (CDA), Van Heemst (PvdA), Hessing (VVD), Duivesteijn (PvdA), Giskes (D66), Marijnissen (SP), Crone (PvdA), Van Dijke (RPF/GPV), Bakker (D66), Van Walsem (D66), voorzitter, Th. A. M. Meijer (CDA), De Haan (CDA), Van den Akker (CDA), Van Beek (VVD), Duijkers (PvdA), Verburg (CDA), Vendrik (GroenLinks), Remak (VVD), Weekers (VVD), Kuijper (PvdA), Blok (VVD), De Swart (VVD), Bolhuis (PvdA).

Plv. leden: Koenders (PvdA), Harrewijn (GroenLinks), Ross-van Dorp (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Voûte-Droste (VVD), Depla (PvdA), Lambrechts (D66), Kant (SP), Feenstra (PvdA), Slob (RPF/GPV), Van der Vlies (SGP), Schimmel (D66), Stroeken (CDA), Wijn (CDA), Rietkerk (CDA), O. P. G. Vos (VVD), Hamer (PvdA), Reitsma (CDA), Rabbae (GroenLinks), Udo (VVD), Geluk (VVD), Smits (PvdA), Balemans (VVD), De Vries (VVD), Hindriks (PvdA).

XNoot
4

Samenstelling: Leden: Terpstra (VVD), voorzitter, Biesheuvel (CDA), Schimmel (D66), Noorman-den Uyl (PvdA), ondervoorzitter, Kamp (VVD), Essers (VVD), Van Dijke (RPF/GPV), Bakker (D66), Visser-van Doorn (CDA), De Wit (SP), Van der Knaap (CDA), Harrewijn (GroenLinks), Balkenende (CDA), Van Gent (GroenLinks), Smits (PvdA), Verburg (CDA), Bussemaker (PvdA), Spoelman (PvdA), Örgü (VVD), Van der Staaij (SGP), Santi (PvdA), Wilders (VVD), Snijder-Hazelhoff (VVD), Depla (PvdA), Bolhuis (PvdA).

Plv. leden: E. Meijer (VVD), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Giskes (D66), Kortram (PvdA), Blok (VVD), Van Blerck-Woerdman (VVD), Van Middelkoop (RPF/GPV), Van Vliet (D66), Stroeken (CDA), Marijnissen (SP), Eisses-Timmerman (CDA), Vendrik (GroenLinks), Mosterd (CDA), Rosenmöller (GroenLinks), Schoenmakers (PvdA), Dankers (CDA), Wagenaar (PvdA), Middel (PvdA), Weekers (VVD), Van Walsem (D66), Oudkerk (PvdA), De Vries (VVD), Klein Molekamp (VVD), Van der Hoek (PvdA), Hamer (PvdA).

Naar boven