36 277 Tijdelijke regels over de instelling van een begrotingsfonds voor het landelijk gebied en de natuur (Tijdelijke wet Transitiefonds landelijk gebied en natuur)

C VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT1

Vastgesteld 4 juli 2023

Inleiding

De leden van de BBB-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel Tijdelijke wet transitiefonds landelijk gebied en natuur en hebben daarover een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA willen de regering complimenteren met het compacte en overzichtelijke wetsvoorstel voor de inrichting van het Tijdelijke transitiefonds landelijk gebied en natuur. Vanuit wetgevingskwaliteit, doelmatigheid en uitvoerbaarheid hebben zij een aantal vragen en opmerkingen. De leden van de SP-fractie en van de fractie-Volt sluiten zich graag aan bij de vragen van de leden van de factie van GroenLinks-PvdA.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel Tijdelijke wet transitiefonds landelijk gebied en natuur en hebben daarover een aantal vragen. De leden van de CDA-fractie sluiten zich graag aan bij de vragen de leden van de VVD-fractie.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van voorliggend wetsvoorstel en hebben daar nog vragen en opmerkingen over.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel Tijdelijke wet transitiefonds landelijk gebied en natuur. Deze leden hebben verschillende vragen.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben kennisgenomen van voorliggend wetsvoorstel en hebben daarover één vraag.

De leden van de PvdD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel Tijdelijke wet transitiefonds landelijk gebied en natuur en hebben daarover één vraag.

Het lid van de OPNL-fractie heeft met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel Tijdelijke wet transitiefonds landelijk gebied en natuur en heeft daar nog een aantal vragen en opmerkingen over.

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

De leden van de BBB-fractie constateren dat het er steeds meer op lijkt dat het wetsvoorstel op drijfzand is gebouwd. De inzet van een fonds moet doelmatig, zinvol, meetbaar en doeltreffend zijn. Deze leden hebben echter grote twijfel of dit wetsvoorstel wel aan deze eisen voldoet. Het proces bestempelen zij als chaotisch: stikstofkaartjes die niet deugden, onduidelijke modellen, wel of geen piekbelasters en Schiphol dat plotseling verdween van de tweede plaats als piekbelaster. Deelt de regering deze opvatting en kan zij dit nader duiden?

Volgens de leden van de BBB-fractie is het de taak van de regering om zorgvuldig om te gaan met het geld van de belastingbetaler. Veel mensen kunnen hun voedsel, energie en dagelijks zaken tegenwoordig amper betalen, maar of de 24 miljard euro van het Transitiefonds doelmatig wordt ingezet is niet duidelijk en het lijkt er volgens deze leden zelfs op dat de regering er geen interesse in heeft. De zorgplicht voor burger en maatschappij wordt volgens deze leden slechts eenzijdig bediend met enkel focus op het klimaat. De basis van het Transitiefonds was om te komen tot vermindering van de depositie op Natura-2000 gebieden, maar volgens deze leden is het ondertussen een pinautomaat geworden voor andere Ministers. Zij merken op dat er drie verantwoordelijke ministeries zijn, te weten het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Van die ministeries is er, volgens deze leden, geen financiële onderbouwing. Kan de regering aangeven wanneer en hoe deze «verdunning» van gelden heeft plaatsgevonden? Is het fonds nog toereikend voor het basisidee van vermindering van de depositie op Natura-2000 gebieden?

Kan de regering aangeven hoe, het klimaat in verhouding staat tot een maatschappelijk verantwoordelijke overheid en in Europees verband tot de ESG-criteria – Environment (milieu) Social (de mens en Maatschappij) en Governance (goed bestuur) – die Europa in haar wetgeving gesteld heeft voor het meten van een duurzaam en verantwoord beleid? Met andere woorden, hoe staat het met People, Planet en Profit? De taak van de overheid is, volgens de leden van de BBB-fractie, ook om een gezond huishoudboekje te voeren; op een verantwoorde manier geld uitgeven (inclusief toezichtstaken van de Staten-Generaal). Zij vragen de regering toe te lichten hoe in het voorgestelde Transitiefonds dit toezicht wordt geborgd om zo te voorkomen dat belastinggelden van onze burgers via de achterdeur, niet meetbaar worden uitgegeven, zonder aantoonbaar bij te dragen aan onze maatschappij. Deze leden wijzen erop dat de mens onderdeel is van onze habitat en vragen de regering in het belang van de sociaaleconomische samenhang dan ook aan te geven hoe de mens en in het bijzonder specifieke actoren zoals plattelandsgemeenten, MKB-bedrijven en toeleveringsbedrijven in deze stimuleringsmaatregelen worden meegenomen.

De leden van de BBB-fractie vrezen voor afbraak van het toekomstige verdienmodel van BV Nederland. Zij vragen wat de regering als perspectief ziet. In geval van 30 procent krimp van de veestapel zal dat impact hebben op belastingopbrengsten, zo voorzien deze leden. Zij vragen de regering dan ook of er in de Meerjarenbegroting Financiën rekening wordt gehouden met minder belastingopbrengsten vanuit de agrarische-sector en de voedselsector. Hoeveel geld van dit fonds gaat daadwerkelijk naar de boer en toelevering in plaats van naar allerlei adviseurs, bureaus consultants en juristen. Zij dragen niet bij aan de daadwerkelijke voedselproductie en -voorziening van Nederland en de wereldbevolking (waarde bijdrage). Graag ontvangen deze leden een brede reflectie hierop van de regering. De huidige focus lijkt volgens deze leden enkel op het klimaat te liggen. Daarmee verzaakt de regering volgens deze leden haar plichten ten aanzien van andere beleids-, zorg- en bestuurstaken. Wat is de visie van de regering hierop?

In de Tweede Kamer werd het fonds in het debat over de stikstofproblematiek door het lid Van der Plas (BBB) een «duizenddingendoekje» en «een ongelofelijke warboel» genoemd. Sindsdien is de situatie met de warrige piekbelasters-website, het verdwijnen van Schiphol van de lijst van piekbelasters, het toewijzen aan Staatsbosbeheer de keuzevrijheid om gronden «in te nemen» die zij graag wensen en de Stichting Agrifacts die de «wenssoorten in de natuur» blootlegt er niet beter op geworden volgens deze leden. Zij bestempelen het fonds dan ook als een duizenddingendoekje en een warboel in het kwadraat.

De leden van de BBB-fractie zijn van mening dat het stikstofbeleid een zelfgecreëerd probleem en een politiek keuze is en heeft daarom een uitweg uit deze impasse gezocht samen met de leden van de JA21-fractie en een initiatiefnota opgesteld.2 Kan de regering in aanvulling op de brief van 17 mei 2023 aan de Tweede Kamer3 nog een nadere reactie geven op deze initiatiefnota? De leden van de BBB-fractie zien ook een gelijkenis met het zogenoemde PFAS-dossier. De normen waren eerst buitensporig scherp gesteld, om de economie en uitvoering van plannen doorgang te laten vinden werd de norm naar een lager (Europees) niveau aangepast. Is de regering bereid dit ook te doen voor de kritische depositiewaarde? Kan de regering aangeven waarom de norm in Duitsland en Denemarken anders is? Hoeveel maal hoger ligt de norm in deze landen en kan de regering dit eventuele verschil verklaren of ten minste toelichten?

Volgens de Minister voor Natuur en Stikstof kan onderhavig beleid «geen dag langer wachten». De natuur zou «op omvallen» staan, en «het moet van Brussel». We zijn nu een aantal dagen verder na het «kan geen dag langer wachten». Volgens Louise Fresco (voormalige bestuursvoorzitter van Wageningen University & Research) staat de natuur niet op omvallen en kan er nog heel lang gewacht worden. Het is vooral de politiek die niet kan wachten, concluderen deze leden. Kan de regering een reactie geven op de zienswijze die Fresco in verschillende artikelen heeft verwoord: «het stikstofbeleid is een politieke keuze en de natuur kan nog lang wachten»? Kan de regering voorts aangeven welke richtlijn de basis is om alleen Stikstofbeleid te voeren? In hoeverre deelt de regering de visie van Louise Fresco?

Onder andere de stichting Agrifacts stelt dat er «wensnatuurbeleid» wordt gevoerd. Het artikel van 2 juni 2023 «Natuur slecht omdat veel wenssoorten er niet zijn»4 stelt dat er een onrealistische soortenlijst wordt gehanteerd. Een groot percentage is een soort die er nooit is geweest, maar nu wel gewenst is. Dit geeft een negatief beeld van de staat van de natuur, aldus deze leden. Arcadis en de Antea Group beoordeelden in Brabant de staat van de natuur en er bleken grote verschillen te zitten in de uitkomst. Kan de regering een reactie geven op dit artikel?5

De leden van de BBB-fractie zien dat er veel onduidelijkheid is over het jaartal 2030 of 2035, het jaar dat de reductie gerealiseerd moet zijn. In de huidige wet staat 2035. Is de regering voornemens de wet te wijzigen en het jaartal te vervroegen naar 2030? Zo ja, wanneer kan de Kamer deze wetswijziging tegemoet zien? Wat betekent dit voor de inzet van het Transitiefonds? In de eerste provinciale Gedeputeerde Staten-akkoorden gaat men al uit van het jaar 2035, zonder verplichte onteigening. Wat betekent dit voor het Transitiefonds? Is het Transitiefonds toereikend voor de vraag en ambities van de provincies?

Piekbelasters lijkt volgens de leden van de BBB-fractie een woord dat bedrijven een ongewenst etiket opplakt. Bedrijven die soms generaties lang bestaan en niet weten of ze door mogen, moeten verdwijnen of veranderen op basis van wat ze invullen op een onduidelijke site, met modellen die soms verschillend uitpakken voor hetzelfde bedrijf. Deze leden zijn tegen verplichte onteigening van boerenbedrijven en aantasting van het eigendomsrecht. Is de regering eventueel – onder voorwaarden – bereid dit uit de voorstellen te halen?

De leden van de BBB-fractie wijzen erop dat de Eerste Kamer tot tak heeft te toetsen aan betaalbaarheid, handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid. Heeft de regering een impactanalyse gedaan over het verdwijnen van bedrijven en de betekenis van de sociale samenhang in het landelijk gebied? Hoe denkt de regering bedrijven perspectief te kunnen geven zonder een landbouwakkoord? De Telegraaf becijferde onlangs dat er met de krimp van de veestapel dertigduizend banen zullen gaan verdwijnen.6 Kan de regering aangeven of dit klopt? Worden bedrijven die afhankelijk zijn van de boerenbedrijven gecompenseerd? Koopt de regering met het Transitiefonds deze bedrijven ook uit? Zo ja, hoe worden zij gecompenseerd?

De Nederlandse land- en tuinbouw is op milieugebied één van de meest efficiënte en minst belastende ter wereld. Ook de wereldwijde API (animal protection index) laat zien dat Nederland voorloper is op het gebied van dierenwelzijn. De wereldbevolking groeit en de vraag naar voedsel neemt volgens deze leden toe met minimaal 50 procent. Wat betekent het verdwijnen van de productie uit Nederland en verplaatsing naar andere landen? Kan de regering aangeven wat de milieuwinst/-verlies is? Wat betekent meer importeren uit derde landen voor het dierenwelzijn? Kan de regering een reactie geven op de Animal Protection Index7 («the Netherlands is a leading country with regards to animal welfare in Europe»)? Veel bijproducten uit de voedselsector vinden hun weg in de veehouderij. Heeft de regering een impactanalyse gedaan wat de meerkosten voor deze boeren zullen zijn met de krimp van de veestapel?

Nederland kiest voor een vooraanstaande positie in de wereld (topsectoren beleid) om ook het verdienmodel van «BV Nederland» in de toekomst te waarborgen. Het onderuithalen van de voedsel sector en de agrarische sector en daarmee ook de sociale cohesie op het platteland lijkt volgens deze leden conflicterend met de Europese ESG-wetgeving. Zij verzoeken de regering hierop te reflecteren.

Bij een krimp van de veestapel zal het aantal importen toenemen en de concurrentiepositie van de Nederlands Landbouw achteruit hollen, voorspellen deze leden. De importen uit derde landen hoeven in de vrijhandelsverdragen niet aan de Europese-standaarden op het gebied van dierenwelzijn en milieu te voldoen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de landen die partij zijn bij het EU-Mercosur-verdrag en aan Oekraïne, Chili, Canada en vele andere landen. De leden van de BBB-fractie zijn zeer kritisch op dergelijke verdragen. Kan de regering hierop reflecteren? Gaat de regering zorgen voor een gelijk speelveld? Is de regering voornemens om deze concurrentieachterstand te compenseren en zo ja, hoe?

Kan de regering in verband met de vereisten van transparantie en meetbaarheid aangeven hoe de verantwoording van de gelden gemonitord gaat worden? Hoeveel krimp van de veestapel is voorzien en is daarmee de juridische houdbaarheid gegarandeerd? Hoe worden de PAS-melders aan een geldige vergunning geholpen? Er circuleren studies dat als alle vee uit Nederland is verdwenen op 80 procent van de Natura-2000 gebieden de kritische depositiewaarde alsnog te hoog is. Kan de regering aangeven of dit juist is? Zo niet, om welke percentages gaat het dan wel?

De leden van de BBB-fractie zijn kritisch op de doelmatigheid van de inzet van miljarden euro’s. Technische innovaties kunnen soms een beter resultaat opleveren in de reductie van stikstof dan het opkopen van boerenbedrijven. Eén voorbeeld – en zo zijn er meer – is de Lely Sphere (circulair mestverwaardingssysteem voor het scheiden en hergebruiken van mineralenstromen). Deze staat met een stikstofreductie van 77 procent op de erkende Regeling ammoniak veehouderij-lijst. Volgens berekeningen kost deze ongeveer 150.000 euro in aanschaf. Wanneer je bij alle melkveebedrijven, zo’n vijftienduizend ondernemers, er één plaatst kost dat ongeveer 2,25 miljard euro en levert dat een reductie van 45 kiloton ammoniak op. Dat is 41 procent van de totale ammoniakuitstoot. Met 2,25 miljard euro wordt aldus 41 procent gereduceerd. Als dat wordt afgezet tegen de opkoop van boerenbedrijven is opkoop een bodemloze put met relatief weinig resultaat, aldus deze leden. Voor 2,25 miljard euro kunnen ongeveer 450 bedrijven worden opgekocht, uitgaande van 5 miljoen euro per bedrijf. Het CBS gaat voor een gemiddeld melkveebedrijf uit van 113 koeien en 60 hectare grond. Dat levert een reductie van 2,25 miljoen kilo ammoniak op. Een reductie op de totale uitstoot van 4 procent. Met innovatie kan voor hetzelfde bedrag het tienvoudige worden gereduceerd, zo concluderen deze leden. Dit is een veel doelmatiger besteding van belastinggelden met een beter resultaat. Is de regering het met de leden van de BBB-fractie eens dat doelmatigheid en resultaat voorop dienen te staan en niet de krimp van de veestapel?

Er is veel kritiek op het Aerius-model, het rekeninstrument voor het Programma Aanpak Stikstof in relatie tot depositie in Natura-2000 gebieden. Zowel TNO-onderzoek als de adviescommissie Hordijk stelden dat het rekenmodel niet geschikt is om vergunningen mee te verlenen. Volgens de regering is dit momenteel het best beschikbare model. Hieraan lijkt de opvatting ten grondslag te liggen: «Het is niet goed maar toch gebruiken we het, want we hebben niets anders». Deze redenering baart de leden van de BBB-fractie zorgen. De toekomst van bedrijven hangt dus af van een twijfelachtig instrument, aldus deze leden. Kan de regering aangeven hoe het Aerius-model is gekalibreerd en op welke wijze de nauwkeurigheid van het model wordt bepaald? Komt deze kalibratie overeen met de metingen en observaties in het veld en met empirische studies op habitatniveau? Is de kalibratie en het model getoetst door onafhankelijke onderzoekers en door deskundigen in de sector?

Het boek van de fysicus en wetenschapsjournalist Arnout Jaspers met de titel «De stikstoffuik», trekt de huidige inzet van de stikstofvoorstellen en het Transitiefonds ernstig in twijfel. Kan de regering een brede reflectie geven op dit boek?

De leden van de BBB-fractie merken op dat de demografische ontwikkeling van de sector een groot natuurlijk verloop laat zien. De afgelopen dertig jaar is de stikstofuitstoot ook met een factor drie afgenomen en is nog steeds dalende. Van «het moet nu» en «het kan geen dag langer wachten» lijkt derhalve – wederom – geen sprake. En van «het moet van Europa» al helemaal niet. Deze leden verwijzen ook op dit punt naar de initiatiefnota van de Tweede Kamerfracties van BBB en JA21.8

Een tweede toeslagenaffaire? De leden van de BBB-fractie zien een eenzijdige visie, en onvoldoende controle op de werking en validatie van de algoritmen in het model waardoor net als bij de toeslagaffaire een eenzijdig beeld ontstaat dat kan leiden tot uitsluiting van een deel van onze bevolking, aldus de leden van de BBB-fractie. NRC publiceerde hierover een artikel op 22 juni.9 Kan de regering hier een brede reflectie op geven?

Kan de regering duiden hoe de opbouw van het fonds werkt? Is er een jaarlijkse goedkeuring van het bedrag door de Tweede en Eerste Kamer? Wat als er andere prioriteiten zijn? Kan de regering aangeven of het gehele bedrag van 24 miljard euro, beschikbaar blijft voor de komende twaalf jaar? Hoe is de zeggenschap over het fonds geregeld? Met de wereldwijde ontwikkelingen en onrust kunnen prioriteiten immers mogelijk wijzigen, aldus deze leden. Neem bijvoorbeeld de huidige asiel-, zorg- en woning-crises. Is er dan nog steeds 24 miljard beschikbaar voor de komende twaalf jaar? Anders blijkt het fonds, zo stellen zij, een onzekere sigaar uit eigen doos.

De leden van de BBB-fractie hechten grote waarde aan de verantwoording, monitoring en adviezen van derden. Hoe gaat de regering op doelrealisatie sturen en verantwoording afleggen? Zij verwijzen daarbij naar het advies van de Raad van State10 over dit wetsvoorstel, waarin ook is ingegaan op de doeltreffendheid en op de inzet van geldelijke middelen in relatie tot het beoogde resultaat. Deelt de regering deze beoordeling? Ook hebben deze leden kennisgenomen van het advies van de Algemene Rekenkamer en van de vele reacties op het wetsvoorstel die als bijlage zijn opgenomen bij de memorie van toelichting11. Deze leden hechten eraan dat het wetsvoorstel en het daaraan ten grondslag liggende beleid ook ter beoordeling is voorgelegd aan instituten en organisaties met praktische materiekennis.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA

De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA vragen of de regering kan toelichten waarom, zeker na het stopzetten van de onderhandelingen voor een zogenaamd landbouwakkoord, er een noodzaak is om een apart begrotingsfonds in te stellen om de transitie in het landelijk gebied te financieren? Welke argumenten zijn er voor de regering om deze transitie niet te financieren vanuit de reguliere begrotingssystematiek? Welke belemmeringen ziet de regering bij reguliere begrotingsfinanciering ten opzichte van de fondsgebonden financiering? Welke oplossingen zijn beschikbaar om deze belemmeringen op een andere wijze weg te nemen en waarom zijn deze oplossingen niet wenselijk gebleken?

Artikel 10 van het wetsvoorstel geeft de financiële opbouw en dekking van het fonds weer. De regering stelt dat de meeste dekking vanuit de algemene middelen zal geschieden. Tegelijkertijd spreekt de regering van een oplopende staatsschuld. Kan de regering aangeven welke last van de 24,3 miljard euro door toekomstige generaties opgebracht zullen moeten worden? Zij hebben immers, zo stellen deze leden, geen deel gehad aan het veroorzaken van de problemen in de natuur.

Kan de regering inzichtelijk maken wat naar verwachting de financiële bijdrage voor de bankensector aan het Transitiefonds zal zijn? Zij verzoeken de regering daarbij in te gaan op hoe dat bedrag zich verhoudt tot de schade die een aantal banken aan de samenleving hebben aangericht door (ondanks vele signalen over de negatieve impact daarvan) niet duurzame landbouwmodellen via goedkope leningen aan te jagen. Kan de regering voorts aangeven hoe zij het gesprek met de bankensector over deze maatschappelijke kosten voert nu het landbouwakkoord mislukt is? Kan de regering ook aangeven welke juridische mogelijkheden zij heeft om deze schade te verhalen? Heeft de regering de landsadvocaat hierover om advies gevraagd en zo niet, waarom niet?

De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA verzoeken de regering om inzichtelijk te maken op welke onderbouwing het bedrag van 24,3 miljard euro gestoeld is? Hoe weten deze leden dat het niet meer of juist minder zou moeten zijn? Hoe is de verdeling van middelen over de verschillende onderdelen voorzien?

Zij verzoeken de regering om de Kamer vóór 1 september van dit jaar een overzicht te doen toekomen van de provinciale plannen landelijk gebied, waaruit af te leiden is welke inzet en doelbereik er ten aanzien van de diverse (hoofd-) doelen van het Transitiefonds via deze plannen te verwachten is. Kan de regering aangeven welke financiële claim er vanuit deze plannen op het Transitiefonds wordt gelegd? Zij verzoeken of hierbij kan worden aangegeven onder welk specifiek doel deze middelen (naar verwachting) worden aangevraagd of beoogd? De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA vragen of de 24,3 miljard euro voldoende is? Zij ontvangen op dit punt graag een toelichting van de regering.

Kan de regering aangeven hoe omgegaan dient te worden met de financiering van de resterende financiële claims uit de provinciale Programma’s Landelijk Gebied wanneer uit het totaal overzicht blijkt dat de geclaimde kosten hoger liggen dan in het Transitiefonds nu voorzien wordt?

Kan de regering toelichten waarom bij artikel 13 van het wetsvoorstel is gekozen voor een twaalf jaar durende periode voor het vullen van het fonds? Welke aanwijzingen heeft de regering dat de transitie op dat moment gereed is? Wat maakt dat twaalf jaar een juiste termijn is?

Deze leden verzoeken of de onafhankelijke doorrekening van de aanpak, waar in de brief van de Algemene Rekenkamer op gewezen wordt en die naar verwachting uiterlijk in juli 2023 zal verschijnen,12 vóór 1 september van dit jaar aan de Kamer gezonden kan worden, zodat deze leden het desgewenst kunnen betrekken bij de behandeling van de instellingswet.

Kan de regering aangeven op welke wijze de Minister van Financiën formeel bij het fondsbeheer wordt betrokken? Heeft de Minister van Financiën daarbij een rol gekregen die verdergaand is dan de rol die er reeds is op basis van de artikelen 4.11 en 4.12 van de Comptabiliteitswet 2016?

Kan de regering inzage geven in welke acties zijn ondernomen, dan wel voorzien, om de provincies en gemeenten mee te nemen in de eisen die het kabinet stelt voor de verantwoording van maatregelen, zoals de Algemene Rekenkamer onder punt 5 onder de aandacht brengt?13 Zijn er al geoperationaliseerde eisen, zo ja, welke zijn dat dan?

De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA stellen dat in Nederland meer dan zes honderd miljoen werkdieren per jaar worden geslacht. Dat zijn ruim 32 dieren per jaar per Nederlander. Nederland exporteert als gevolg hiervan per jaar zo’n 3,6 miljard kilo vlees. De maatschappelijke discussie vraagt, volgens deze leden, al decennia aan de regering een klimaatvriendelijker en diervriendelijker landbouw te ontwikkelen. Met het mislukken van het landbouwakkoord is de richting van de regering voor de landbouw in Nederland helaas nog steeds niet helder. Tegelijkertijd vraagt de regering wel aan de Kamer om dit wetsvoorstel zo snel mogelijk goed te keuren. Dat zet deze leden voor het dilemma dat zij moeten besluiten over de middelen, terwijl belangrijke begrippen als kringlooplandbouw of duurzame landbouw voor de Nederlandse situatie nog niet concreet ingevuld zijn. Het is voor deze leden belangrijk dat het Transitiefonds uiteindelijk een landbouwsector oplevert waar alle Nederlanders trots op kunnen zijn. Een sector waar ook de veganistische mensen en vegetariërs enigszins vrede mee kunnen hebben. Ook zij dragen immers, volgens deze leden, per huishouden indirect een paar honderd euro bij aan het Transitiefonds. Het fonds moet dan ook tot resultaat hebben dat het een transitie financiert in een richting die maatschappelijk gewenst is, een langdurige toekomst heeft en zekerheid aan boeren kan bieden. Kan de regering daarom aangeven welke landbouw zij als eindbeeld voor het Transitiefonds voor ogen ziet? Kan de regering daarbij expliciet ingaan op het toekomstbeeld voor de volgende sectoren:

  • Ziet de regering een toekomst in Nederland voor het fokken en houden van jaarlijks meer dan zeshonderd miljoen dieren in de veeteelt in Nederland, een land dat hierdoor bekend staat om de grote ruimtelijke druk, hoge bevolkingsdichtheid en daardoor ook een hoog risico op de uitbraak van een zoönose?

  • Ziet de regering een toekomst in Nederland voor een intensieve veehouderij, waar duizenden dieren tegelijk in halfopen of gesloten stalsystemen hun treurige leven slijten, totdat ze naar een slachthuis gebracht worden en waarbij deze dieren maar één functie vervullen, namelijk zo goedkoop mogelijk vlees produceren? Zo niet, wat is wel een omvang die past bij een kringlooplandbouw die de regering voor ogen ziet? Ziet de regering wellicht meer in een veeteelt die in staat is meerdere doelen van de samenleving te dienen, zoals dat in de Nationale Omgevingsvisie ook bij de ruimtelijke ontwikkeling de lijn is? Zo ja, welke dubbele doelen zou de regering voor zich zien en hoe zou dit vorm kunnen krijgen?

  • Ziet de regering in Nederland een toekomst voor grootschalige exportgerichte veeteelt? Zo ja, kan de regering beargumenteren waarom een klein dichtbevolkt land als Nederland daar (ook in de toekomst) het meest geschikt voor zou zijn? Ligt het niet meer in de lijn der verwachting dat landen met meer grond om geografische redenen geschikter zullen zijn voor intensieve veeteelt? En daardoor ook steeds vaker in staat zullen zijn om beter en goedkoper dit soort vleesproductie op zich te nemen? Welk realistisch economisch perspectief heeft de exportgerichte intensieve veehouderij in een land met hoge grondprijzen, een hoog beschermingsniveau tegen dierziekten en een kritische bevolking? Kan de regering daarop ingaan? Zou het niet van realiteitszin getuigen om bedrijven met intensieve, stalgebonden dierhouderij (waarin dieren niet in staat zijn hun diereigen gedrag te vertonen) nu versneld af te bouwen en zo meer ruimte te houden voor veeteelt die maatschappelijk wel gewenst wordt, aldus deze leden.

  • Ziet de regering toekomst in Nederland voor niet grondgebonden veehouderij, die de draagkracht van de eigen (of in coöperatief verband ter beschikking zijnde) grond overstijgt? Daarmee bedoelen de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA bedrijven die de mest niet op eigen (of coöperatief ter beschikking zijnde) grond kwijt kunnen en die voor de voeding van de dieren aangewezen zijn op internationale (oorsprong buiten Europa) voedselstromen?

Ziet de regering mogelijkheden om met het Transitiefonds bovenstaande categorieën te helpen over te stappen naar een toekomst vaste veeteelt in Nederland? Is de regering bereid om de financiering van maatregelen voor de intensieve veehouderij, grootschalige exportgerichte veeteelt en voor de niet grondgebonden veehouderij expliciet buiten het Transitiefonds te houden, tenzij het om stoppen of omschakelen naar een ander type veeteelt gaat?

De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA hadden eigenlijk verwacht dat de regering nog duidelijker zou schetsen wat voor soort maatregelen (uitgesplitst per bedrijf) in aanmerking komen voor financiering. Dit mede om beter te kunnen beoordelen welke maatregelen eigenlijk als onderdeel van normale bedrijfsontwikkeling gezien zouden moeten worden en welke daadwerkelijk onderdeel van een transitie zijn? Heeft de regering nagedacht over het risico op oversubsidiëring in de transitieperiode? Hoe voorkomt de regering dit en welke waarborgen zijn ingebouwd?

Kan de regering ingaan op welke rol zij ziet voor gemeenschap gebonden landbouwmodellen, zoals de herenboeren, land van ooit en andere initiatieven waarbij lokale boeren door de lokale gemeenschap gesteund worden om hun bedrijf in stand te houden en niet mee hoeven te concurreren op de wereldmarkt. Kan de regering ingaan op de vraag of zij maatschappelijke meerwaarde ziet in dergelijke verdienmodellen en in het vergroten van het onderlinge begrip tussen stedeling en boer?

Op welke wijze gaat het Transitiefonds bijdragen aan de Europese ambities vanuit de farm-2-fork-strategie waarin wordt gestreefd naar een verhoging van het aandeel biologische landbouw? Welke doelen streeft de regering daarbij na?

Kan de regering bevestigen dat met 24,3 miljard de doelstellingen van de wet stikstofreductie en natuurherstel voor 2025 en 2030 en de doelstellingen van de kaderrichtlijn water in 2027 te behalen zijn? Zo ja, kan de regering de onderbouwing hiervan overleggen? Welke extra middelen worden voorzien om de datum voor het behalen van de doelstelling van de wet stikstofreductie en natuurherstel voor 2035 al in 2030 te kunnen behalen, zoals in het coalitieakkoord is vastgelegd? Zijn deze wel of niet onderdeel van de 24,3 miljard van het Transitiefonds? Zo niet, welke concrete doelstellingen wil de regering dan wel met de middelen uit het Transitiefonds behalen? Met andere woorden: hoe ver komen we dan wel?

Waarom kunnen de onder artikel 3 van het wetsvoorstel genoemde maatregelen niet via de reguliere begroting van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) (of begrotingen van andere departementen) een plek krijgen? Zij leiden voor deze leden tot een wezenlijke verzwakking van de doelstellingen van het fonds. Kan de regering aangeven waarom deze kosten niet via de reguliere begroting van LNV lopen of desnoods van het Ministerie van Binnenlandse Zaken wanneer het gaat om kosten voor de decentrale overheden?

Kan de regering aangeven op basis van welke criteria de Minister voor Natuur en Stikstof gaat beoordelen of een maatregel een tijdelijke maatregel betreft die de transitie dient, dan wel een maatregel die structureel gefinancierd dient te worden en dus niet thuishoort in het fonds?

Bij artikel 5 van het wetsvoorstel missen de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA het instrument «normeren». Waarom is ervoor gekozen het alternatief instrument van normeren niet als uitsluitingsgrond voor financiering van maatregelen op te nemen?

Waarom zijn er bij de criteria geen eisen opgenomen ten aanzien van een dierwaardige veehouderij? De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA hebben grote aarzelingen om vele miljarden te steken in stikstofuitstoot beperkende stallen, wanneer dit niet meteen leidt tot goede leefomstandigheden voor de werkdieren in de veeteelt in Nederland. De Minister van LNV14 heeft aangegeven hierin wel stappen te willen zetten. Kan de regering aangeven welke concrete eisen zij zal gaan stellen aan de dierwaardigheid van door het fonds gefinancierde maatregelen? Hoe en wanneer gaat de Minister deze vastleggen?

De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA hebben vragen over de effectiviteit van het fonds. De artikelen 6 en 8 van het wetsvoorstel moeten borgen dat er goed zicht gehouden wordt op de effectiviteit van de maatregelen. Deze leden hebben eerder veel vragen gesteld over de effectiviteit van het extra financieren van de regeling ter beëindiging van varkenshouderijen in verband met geuroverlast om meer stikstofruimte te realiseren. Ook de Algemene Rekenkamer heeft naar deze regeling onderzoek gedaan en wijst in haar advies onder punt 6 expliciet naar de lessen die uit deze regeling te leren zijn.15 In de betreffende regeling, die zich oorspronkelijk op het beperken van geurhinder richtte, zijn honderden miljoenen euro’s besteed en bleken door gebrek aan animo en door de criteria, zoals door deze leden reeds gevreesd, niet te leiden tot het door de Minister verwachte resultaat voor stikstof. Deze leden zijn dan ook benieuwd welke garanties de regering heeft ingebouwd, zodat zij eerder signalen vanuit de samenleving, dan wel uit het parlement, over doelmatige bestedingen laat leiden tot tijdig stopzetten dan wel niet in werking laten treden van een maatregel? Welk zogenaamd ventiel is hiervoor ingebouwd? Kan de regering ingaan op alle onder hiervoor genoemde punten in de adviesvraag van de Algemene Rekenkamer en daarnaast aangeven of, en zo ja hoe, de aanbevelingen uit de eerdere rapportages zijn overgenomen?

In de memorie van toelichting onder kopje 4.2 gaat de regering in op de reikwijdte van het voorstel.16 Hier zien de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA wel een spanningsveld. De regering leunt sterk op de maatregelen die provincies binnen de gebiedsprogramma’s afspreken. Kan de regering inzichtelijk maken wie eindverantwoordelijk is voor het behalen van de doelen van het Transitiefonds en de doelmatige besteding van middelen? Hoe wil de regering bijvoorbeeld omgaan met de situatie, die zich eerder ook heeft voorgedaan, dat lokale maatregelen minder effectief blijken dan op voorhand gehoopt. Wie is dan verantwoordelijk? Welke instrumenten heeft het Rijk dan om in te grijpen? Welke mogelijkheden heeft zij om ondoelmatige bestedingen in gebiedsprogramma’s bij andere overheidslagen terug te halen? Welke criteria gaat de regering hanteren om dan in te zetten en welke maatregelen neemt de regering om op voorhand ondoelmatige bestedingen te voorkomen?

De regering is nog steeds voornemens om technische maatregelen en innovatie als oplossingen mee te nemen in het Transitiefonds. Dit kan in de praktijk betekenen dat boeren bijvoorbeeld een nieuwe stalvloer of een Lely Sphere aanschaffen. Wanneer deze later onvoldoende resultaat heeft, kan het zo zijn dat de betreffende boer alsnog dient te stoppen of verplaatst dient te worden om de doelen van het gebiedsplan alsnog te halen. Heeft de regering maatregelen genomen om in deze situatie te voorkomen dat de samenleving op dat moment dubbel moet compenseren, namelijk bij de aanschaf van de technische maatregelen en vervolgens bij de uitkoop opnieuw? Zo niet, waarom niet? Zijn er mogelijke maatregelen te nemen om dergelijke dubbelcompensatie juridisch te voorkomen? Zo ja, welke?

De regering stelt dat handhaving niet gefinancierd kan worden uit het Transitiefonds. Tegelijkertijd ligt het in de lijn der verwachting dat handhaving een aanzienlijk onderdeel van een effectief maatregelenpakket moet zijn. Bij het instellen van gesloten mestkringen bijvoorbeeld is het volgens deze leden belangrijk dat er controle is op de transporten van mest. Bij het gebruik van luchtwassers is het belangrijk dat deze daadwerkelijk aan worden gezet. Bij het gebruik van verschillende uit elkaar liggende percelen op een bedrijf, is het belangrijk dat de mest daadwerkelijk over deze perscelen verspreid wordt uitgereden en niet op een perceel dicht bij de stal. Wanneer er gewerkt gaat worden met een maximaal aantal dieren per hectare, is het belangrijk dat ook deze over alle percelen lopen en niet op één perceel. Welke extra inzet voorziet de regering om de maatregelen in het Transitiefonds goed te kunnen controleren en de handhaving daarop op hoog niveau te kunnen uitvoeren? Welke financiering is hiervoor beschikbaar?

Tot slot zijn de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA benieuwd hoe het staat met het vestigen van het recht van eerste opkoop door gemeenten bij het stoppen van boeren. Wanneer gaat dat ingevoerd worden? Er komen immers, zo constateren deze leden, elke dag boerenbedrijven op de markt en elke dag is dus een verloren kans voor het inzetten van dit instrument om natuurgebieden snel te kunnen ontzien, maar ook om zogenoemde schuifgronden te organiseren waar boeren een nieuwe toekomst kunnen vinden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

Drie «stikstofhoogleraren» (Jan Willen Erisman, Chris Backes en Wim de Vries) gaven op verzoek van het kabinet advies over mogelijke alternatieven voor de kritische depositie waarde (KDW).17 Die zijn er niet, volgens hen. Wel bepleiten zij anders met de KDW om te gaan. De overheid moet volgens hen de vinger aan de pols houden wat betreft de depositie in de Natura2000-gebieden met de KDW als juridische graadmeter en verantwoordingswaarde voor het beleid. Boeren en andere bedrijven zouden moeten mogen sturen op de uitstoot van onder andere stikstof. Uitstootnormen zouden per gebied kunnen verschillen, maar zijn veel beter te sturen door de individuele ondernemer. Ziet de regering mogelijkheden om een relatie tussen emissies en KDW/meetinstrument AERIUS te leggen?

Geld uit het Transitiefonds wordt besteed op basis van een jaarprogramma. Hebben de leden van de VVD-fractie het goed begrepen dat er een limiet op het jaarlijks beschikbare budget zit?

Volgens de leden van de VVD-fractie is innovatie een zeer essentieel en tegelijkertijd een zeer moeilijk punt. Innovatie is volgens deze leden een cruciaal aspect, maar de effectiviteit van innovatieve systemen bleek helaas toch al vaker minder succesvol. Met andere woorden: innovaties zouden moeten doen wat ze beloven en op die manier juridisch houdbaar zijn. Tegelijkertijd is de essentie van innovaties, dat ze af en toe ook kunnen mislukken. Kan de regering toelichten hoe zij innovaties toetst? Kan de regering hierbij aangeven hoe de link precies werkt met het Nationaal Kennisprogramma Stikstof (NKS) en de betrokken partijen als de Nederlandse organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO), Wageningen University & Research (WUR), Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI), Centrum voor Milieuwetenschappen (CML) en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)?

Volgens de evaluatiebepaling, opgenomen in artikel 13 van het voorliggende wetsvoorstel, zendt de Minister binnen vier jaar na de inwerkingtreding van de wet een verslag aan de Staten-Generaal over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk. Echter kent elke doelstelling een eigen verantwoordingsrapportage constateren deze leden. Kan de regering aangeven hoe de Minister dit gaat stroomlijnen tot één overzichtelijk bericht, op basis waarvan conclusies voor het verdere verloop getrokken kunnen worden?

Volgens de leden van de VVD-fractie is natuurherstel het hoofddoel van dit wetsvoorstel. Zij baseren dit op de doelstellingen, zoals genoemd in het tweede lid van artikel 2 van voorliggend wetsvoorstel. Bekend is echter dat sommige planten en dieren zich ten gevolge van veranderende klimatologische omstandigheden sowieso niet zullen kunnen handhaven (in bepaalde gebieden) in Nederland, aldus deze leden. In hoeverre wordt deze kennis meegenomen en toegepast bij de beoordeling van projecten? Eenzelfde vraag geldt ook voor de robuustheid van gebieden. Kan de regering aangeven in welke mate ingezet blijft worden op snippernatuur of is de regering voornemens om te kiezen voor de (realisatie) van robuuste en dus sterkere gebieden met meer kans op succes? Spreekt de regering inmiddels wel in Brussel over het robuuster maken van gebieden als middel om de doelstellingen te bereiken? Zodat de gelden uit het Transitiefonds nog effectiever en duurzamer kunnen worden ingezet.

De leden van de VVD-fractie vragen de regering waarom het beperken van het risico op de ontwikkeling van zoönosen ook niet als doelstelling is opgenomen in het tweede lid van artikel 2 van voorliggend wetsvoorstel. Dit aspect heeft immers een directe link met dierdichtheid, aldus deze leden.

Uit de media hebben de leden van de VVD-fractie begrepen dat het kabinet verwacht dat slechts 20 procent van de potentiële piekbelasters zich vrijwillig zal aanmelden en dat de Minister bezig is met het uitwerken van verdere dwangmiddelen op het gebied van normeren en beprijzen, voor het geval het aantal aanmeldingen te weinig substantieel is om daadwerkelijk stappen te kunnen zetten. Met andere woorden strengere milieuregels en hogere kosten voor boeren die veel stikstof uitstoten. Kan de regering schetsen hoe zij dit gaat vormgeven?

Wat betekent het mislukken van het komen tot een landbouwakkoord voor de bredere kaders, waarbinnen dit voorliggende wetsvoorstel zou moeten functioneren?

Ten slotte is er volgens deze leden een grijs gebied tussen het Transitiefonds en het Klimaatfonds. De klimaatopgave voor het landelijk gebied loopt via het Transitiefonds. Overige maatregelen via het Klimaatfonds. Wie bewaakt dit grijze gebied en hoe krijgt dat vorm?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van D66-fractie betreuren dat er niet meer onderhandeld wordt over een Landbouwakkoord. Zij gingen ervan uit dat dit akkoord zou leiden tot concrete en controleerbare maatregelen, die aantoonbaar bijdragen aan de doelen voor natuur, water en klimaat, en aan een goede toekomst voor boeren in Nederland. De leden van de D66-fractie vragen daarom aan de regering hoe zij gaat waarborgen dat de middelen die met dit transitiefonds beschikbaar komen, gaan leiden tot effectieve en aantoonbare resultaten, ondanks het ontbreken van een Landbouwakkoord?

Hoe kan de regering, ondanks de huidige onduidelijkheden over de concrete maatregelen die werden verwacht in het Landbouwakkoord, de uitvoerbaarheid waarborgen van het ter beschikking stellen van de middelen uit het Transitiefonds? Nu er geen Landbouwakkoord is gesloten komt het kabinet met een landbouwbrief. Kan de regering aangeven wanneer de Kamer deze brief tegemoet kan zien? Blijven de middelen uit het Transitiefonds beschikbaar voor de noodzakelijke transitie nu er geen Landbouwakkoord is gesloten?

De leden van de D66-fractie vinden het ontzettend belangrijk dat dit fonds er komt en dat er snelheid in de uitvoering komt, zodat de doelen ook daadwerkelijk behaald kunnen worden. In hoeverre wil de regering een zogenoemde stok achter de deur instellen voor het moment waarop de doelstellingen niet gehaald lijken te worden?

Deze leden vragen de regering om de noodzaak van artikel 3 van het voorliggende wetsvoorstel te verhelderen. Heeft de regering reeds voorbeelden van maatregelen die onder uitzonderingen in artikel 3 zouden kunnen vallen, en zo ja, welke zijn dat?

Gezien het korte tijdsbestek tot het zomerreces ligt het niet in de lijn der verwachting dat de Tijdelijke wet Transitiefonds landelijk gebied en natuur op tijd in werking zal treden om deze onderdeel te kunnen maken van de Begroting 2024, aldus de leden van de D66-fractie. Dit terwijl de regering een aantal maatregelen heeft aangekondigd (opkoopregelingen Landelijke Beëindigingsregeling Veehouderijlocaties (LBV) en LBVplus en een verplaatsingsregeling waarvan het kabinet heeft aangegeven dat de details in het najaar bekend worden) waarvoor in 2024 uitgaven van enkele miljarden euro's vereist zijn. Op welke manier, zo vragen deze leden, wil de regering deze regelingen financieren zonder beschikking te hebben over het Transitiefonds?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie lezen in de memorie van toelichting het volgende: «Het NPLG wordt uitgevoerd in afstemming met de maatregelen voor energietransitie en woningbouw. Daarnaast is het belangrijk dat de maatregelen uitgevoerd worden met behoud en versterking van de ruimtelijke kwaliteit.» Kan de regering nader duiden wat hier nu bedoeld wordt? Welke maatregelen betreffen dit en tot welk resultaten moeten deze maatregelen leiden? Deze leden verzoeken de regering deze duiding te onderbouwen met concrete voorbeelden?

De Minister voor Natuur en Stikstof geeft aan dat het Kabinet vanuit het fonds ook maatregelen wil financieren die bijdragen aan de verduurzaming van de landbouw om tijdens de transities in het landelijk gebied perspectief te bieden aan de landbouw. Deze leden vragen de regering of het genoemde perspectief voor de landbouw enkel geldt tijdens de transitie of ook na de transitie?

Ten behoeve van integrale weging, regie en bijsturing in de uitvoering stelt de fondsbeheerder een meerjarenprogramma vast. De fondsbeheerder doet dit in samenwerking met de Minister voor Natuur en Stikstof en andere betrokken bewindspersonen, zo lezen deze leden in de memorie van toelichting.18 Kan de regering aangeven welke bewindspersonen dit betreft?

De leden van de PVV-fractie vragen of de regering kan aangeven waarom de klimaatopgave voor de glastuinbouw geen onderdeel uitmaakt van de integrale aanpak in het landelijk gebied? Kan de regering voorts aangeven waarom maatregelen met het oog op het realiseren van die opgave gefinancierd worden uit het in oprichting zijnde Klimaatfonds? De glastuinbouw is toch ook onderdeel van het landelijk gebied, aldus deze leden.

De Minister voor Natuur en Stikstof heeft aangegeven dat voor de wateraspecten de doelen van de Kaderrichtlijn water als uitgangspunt kunnen worden genomen, maar de aanvullende eisen voor kwaliteit en kwantiteit zijn mogelijk afhankelijk van de eisen die de natuur stelt. Wordt hier, zo vragen deze leden, gedoeld op extra maatregelen bovenop de verplichte doelen?

De leden van de PVV-fractie lezen voorts in de memorie van toelichting dat voor het langetermijndoelbereik voor de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn vereist is dat er ook voldoende ruimte komt voor leefgebied buiten Natura 2000-gebieden.19 Kan de regering specificeren om hoeveel ruimte het gaat in deze? Wordt Nederland, zo vragen deze leden, op deze wijze nog verder op slot gezet?

De leden van de PVV-fractie stellen vast dat de ontwikkelruimte voor de verlenging van natuurvergunningen niet is opgenomen als doel. Zij verzoeken de regering om een overzicht aan de Kamer te verstrekken over de looptijden van verstrekte natuurvergunningen in de landbouw, veeteelt, tuinbouw en industrie?

De leden van de PVV-fractie lezen in het verslag van 23 februari 202320 dat het fonds ruimte laat voor de situatie waarin het Rijk besluit om bij te sturen als de resultaten van de gebiedsgerichte aanpak achterblijven. Hebben deze leden het goed begrepen dat de Minister voor Natuur en Stikstof in deze situatie de provincies dwingende maatregelen kan opleggen, ook als een provincie niet vrijwillig wil meewerken? Kan dit ook een onteigening van agrarische bedrijven betreffen en zou dit ook industriële bedrijven kunnen betreffen?

Kan de regering aangeven in welke Europese Richtlijn en specifiek waar in die eventuele richtlijn is opgenomen hoe en wanneer de goede staat van instandhouding betreffende de natuurgebieden met betrekking tot stikstofdepositie bereikt moet worden?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de ChristenUnie

De leden van de fractie van de ChristenUnie betreuren het klappen van het Landbouwakkoord. Dit was volgens hen een unieke kans geweest om met alle stakeholders een akkoord te sluiten dat de toekomst van de landbouw garant zou stellen. Met het oog voor jonge boeren én met het oog voor de natuur. Kan de regering aangeven of het klappen van het landbouwakkoord impact heeft op de uitvoering van de Tijdelijke wet Transitiefonds landelijk gebied en natuur?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdD

De leden van de PvdD-fractie verzoeken de regering om toe te zeggen dat er met het Transitiefonds landelijk gebied en natuur geen veeteelt gefinancierd zal worden.

Vragen en opmerkingen van het lid van de OPNL-fractie

Op 17 november 2022 zijn door de Tweede Kamerleden Boswijk c.s. schriftelijke vragen gesteld over legalisatie van PAS-melders en interimmers.21 Uit het antwoord van de regering is gebleken dat de PAS-melders deel uitmaken van het legalisatieprogramma, maar dat dit niet geldt voor interimmers. Zij zijn in principe geen onderdeel van het legalisatieprogramma en zijn aangewezen op het gebiedsproces als dat is gestart. Daar moet worden bepaald welke activiteiten op welke manier nog kunnen plaatsvinden, zo antwoordt de Minister voor Natuur en Stikstof namens de regering.

Aangezien zowel interimmers als veel PAS-melders zelf weinig of geen bijdrage hebben geleverd aan ontstaan en voortbestaan van de stikstofproblematiek, is een dergelijk onderscheid tussen PAS-melders en interimmers naar het oordeel van het lid van de OPNL-fractie niet goed te verdedigen. Dit lid vraagt daarom aan de regering welke juridische overwegingen er zijn om de interimmers in het legalisatieproces anders te behandelen dan de PAS-melders.

Volgens het lid van de OPNL-fractie blijkt uit berichten in de media dat de kans reëel is dat in verschillende provincies met behulp van het Transitiefonds en andere maatregelen slechts beperkt stikstofruimte vrijkomt. Als het niet of onvoldoende lukt om voor interimmers en PAS-melders de nodige stikstofruimte vrij te spelen, is de regering dan niet bezorgd dat deze groep van agrarische ondernemers samen met het karakteristieke beeld van koeien in de wei uit het landschapsbeeld zal verdwijnen, meer dan nu al het geval is? Is de regering voorts niet bezorgd, wat dat doet met de landschapsbeleving voor boeren, burgers en toeristen en wat dat betekent voor de instandhouding van de biodiversiteit en het agrarische natuurbeheer? Of wat het verdwijnen van bijvoorbeeld de interimmers betekent voor de instandhouding van een vitale plattelandsgemeenschap en economische activiteit in de regio op langere termijn?

Het lid van de OPNL-fractie is van mening dat dit voorjaar drie adviesraden (Raad voor de leefomgeving en infrastructuur, Raad voor het Openbaar Bestuur en de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving) een belangrijk advies hebben uitgebracht aan de regering met als titel «Elke regio telt».22 In dit advies wordt volgens hem gepleit voor een duidelijke rol voor de regering om te zorgen voor de instandhouding van een vitale samenleving en van een gezonde en vitale leefomgeving in heel Nederland, dus ook in de regio. Deze drie adviesorganen constateren dat de regering in de afgelopen jaren de leefbaarheid, en daarmee samenhangend de investeringen in de regio's buiten de Randstad, relatief minder prioriteit heeft gegeven. Zodoende is er ook naar het oordeel van dit lid alle reden om samen met de adviesraden te constateren dat de regering hier aan de lat staat om ervoor te zorgen dat de leefbaarheid in de regio wordt versterkt.

Kan de regering aangeven hoe zij voornemens is om ervoor te zorgen dat met de maatregelen in het kader van het Transitiefonds terdege rekening wordt gehouden met de belangen van de PAS-melders en interimmers in de regio en dat juist zij bij de transitie naar een duurzame landbouw met de hoogste prioriteit worden geholpen bij de toedeling van de stikstofruimte die vrijkomt, met name ook als die vrijkomende ruimte slechts beperkt blijkt te zijn?

De leden van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zien de antwoorden van de regering met belangstelling tegemoet en ontvangen de nota naar aanleiding van het verslag graag uiterlijk 11 augustus 2023.

De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Oplaat

De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, De Boer


X Noot
1

Samenstelling:

Kroon (BBB), Oplaat (BBB) (voorzitter), Kemperman (BBB), Jaspers (BBB), Van Knapen (BBB), Kluit (GroenLinks-PvdA), Janssen-van Helvoort (GroenLinks-PvdA), Fiers (GroenLinks-PvdA), Thijssen (GroenLinks-PvdA), Recourt (GroenLinks-PvdA) (ondervoorzitter), Van Ballekom (VVD), Meijer (VVD), Klip-Martin (VVD), Rietkerk (CDA), Prins (CDA), Aerdts (D66), Van Meenen (D66), Faber-Van de Klashorst (PVV), Visseren-Hamakers (PvdD), Baumgarten (Ja21), Janssen (SP), Holterhues (CU), Dessing (FVD), Schalk (SGP), Perin-Gopie (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL).

X Noot
2

Kamerstukken II 2022–23, 36 296, nr. 2.

X Noot
3

Kabinetsreactie 17 mei 2023 (Kamerstukken II 2022–23, 36 296, nr. 3).

X Noot
6

«Minstens 30.000 mensen verliezen baan als sanering veestapel doorgaat», link: https://www.telegraaf.nl/financieel/761979768/minstens-30–000-mensen-verliezen-baan-als-sanering-veestapel-doorgaat.

X Noot
8

Kamerstukken II 2022–23, 36 296, nr. 2.

X Noot
9

«Alleen een menselijke benadering van boeren helpt ons van het stikstofprobleem af», link: https://www.nrc.nl/nieuws/2023/06/22/alleen-een-menselijke-benadering-van-boeren-helpt-ons-van-het-stikstofprobleem-af-a4167889.

X Noot
10

Kamerstukken II 2022–23, 36 277, nr. 4.

X Noot
11

Kamerstukken II 2022–23, 36 277, nr. 3.

X Noot
12

Algemene Rekenkamer, Adviesaanvraag over wetsvoorstel Tijdelijke wet Transitiefonds landelijk gebied en natuur, 1 juli 2022, 22003662R, p. 3.

X Noot
13

Algemene Rekenkamer, Adviesaanvraag over wetsvoorstel Tijdelijke wet Transitiefonds landelijk gebied en natuur, 1 juli 2022, 22003662R.

X Noot
14

Brief 13 juni 2023 (Kamerstukken I 2022–23, 28 286 V).

X Noot
15

Algemene Rekenkamer, Adviesaanvraag over wetsvoorstel Tijdelijke wet Transitiefonds landelijk gebied en natuur, 1 juli 2022, 22003662R.

X Noot
16

Kamerstukken II 2022–23, 36 277, nr. 3, p. 8–11.

X Noot
18

Kamerstukken II 2022–23, 36 277, nr. 3, p. 11.

X Noot
19

Kamerstukken II 2022–23, 36 277, nr. 3, p. 7.

X Noot
20

Kamerstukken II 2022–23, 36 277, nr. 7, p. 6.

X Noot
21

Kamerstukken II, 2022–23, Aanhangsel, nr. 895.

Naar boven