36 352 Wijziging van de Wet hersteloperatie toeslagen houdende aanvullende maatregelen voor kinderen, ex-partners van gedupeerde aanvragers kinderopvangtoeslag, nabestaanden van overleden gedupeerde aanvragers kinderopvangtoeslag en overleden kinderen (Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen)

Nr. 6 VERSLAG

Vastgesteld 25 mei 2023

De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Tielen

De adjunct-griffier van de commissie, Meijerink

Inhoudsopgave

   
 

Inleiding

I.

ALGEMEEN

I

Algemene toelichting

1

Inleiding

2

Aanleiding voor aanvullende herstelmaatregelen

3

Herstelmaatregelen voor ex-partners

4

Kindregeling

5

Regeling nabestaanden overleden gedupeerden

6

Regeling nabestaanden overleden kinderen

7

Uitbreiding vooraankondiging en aanpassen zienswijzetermijn

9

Rechtsbescherming

11

Budgettaire aspecten

12

Uitvoering

15

EU-aspecten

16

Advies en consultatie

18

Evaluatie

Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben nog enkele vragen.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken. Zij hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen. Deze leden vinden het goed dat ex-partners ook erkenning krijgen, omdat zij eveneens hard geraakt kunnen zijn door de toeslagenaffaire en het niet altijd mogelijk is samen met de ex-partner tot een verdeling te komen van de compensatie die de aanvrager heeft gekregen. Dat geldt ook voor nabestaanden die recht hebben op wat hun ouders of kinderen zouden krijgen voor het leed dat hen is aangedaan. Deze leden hebben wel enige moeite met de generieke vormgeving van de compensatie, waarbij de ruimte beperkt is vanwege eerder door het regering gedane beloften, zonder dat consequenties van uitvoering en proportionaliteit in goed overleg met de Kamer zijn overwogen. Zij zijn van mening dat daardoor grote rechtsongelijkheid kan ontstaan en hebben vraagtekens bij de proportionaliteit van de ruimhartige compensatie in gevallen waarin de schade heel beperkt kan zijn. Zij hebben dan ook enkele vragen en opmerkingen bij de vormgeving van deze wet.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de aanvullende regelingen voor ex-partners en overleden ouders en kinderen gedupeerd in het toeslagenschandaal.

De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel

De leden van de GroenLinks-fractie hebben het wetsvoorstel met interesse gelezen. Zij maken zich enige zorgen over de hoge complexiteit van het wetsvoorstel en hebben enkele vragen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met gemengde gevoelens kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Deze leden zijn van mening dat dat alle ouders, inclusief ex-partners, die gedupeerd zijn door het toeslagenschandaal ruimhartig gecompenseerd dienen te worden. Deze leden achten het daarom een goede zaak dat de regering de bestaande herstelregeling nu uitbreidt voor ex-partners, zodat ook zij toegang krijgen tot de kwijtschelding van bestuursrechtelijke schulden en betalingsachterstanden van privaatrechtelijke schulden, alsook compensatie voor werkelijke schade. Tegelijkertijd hebben deze leden twijfels bij de forfaitaire uitkering van tienduizend euro voor ex-partners. Deze leden vrezen dat deze extra uitkering tot rechtsongelijkheid leidt tussen gedupeerden die samen zijn gebleven, en gedupeerden voor wie dat niet geldt. Om deze en andere redenen hebben deze leden een aantal kritische vragen over het wetsvoorstel.

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij hebben daarover enkele vragen. Deze leden begrijpen en onderschrijven de wens om gedupeerden te helpen, op allerlei manier. Tegelijk zijn deze leden kritisch op voorliggend wetsvoorstel. Zij hebben dan ook nog enkele vragen.

Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van het wetsvoorstel.

Het lid Omtzigt heeft kennisgenomen van het wetsvoorstel.

I. ALGEMEEN

I Algemene toelichting

De leden van de SP-fractie waarderen deze toevoegingen en vinden het terecht dat er na jaren wachten eindelijk hulp komt voor ex-partners en de families van overleden gedupeerden.

Alhoewel de leden van de SP-fractie blij zijn dat deze regelingen er eindelijk zijn, willen zij toch graag meegeven aan de regering dat deze regelingen onnodig waren geweest als de huidige compensatieregeling was uitgegaan van het gezin en de omgeving in plaats van alleen de toeslagenaanvrager. Dat dit nu «er in geregeld» moet worden, is moeizaam voor de herstelorganisatie (UHT) maar ook voor pijnlijk voor de gedupeerden.

De leden van de SP-fractie lezen met verbazing dat de regering aangeeft dat er een externe partij zal worden ingehuurd om de aanvraag van compensatie werkelijke schade in de ex-partnerregeling uit te voeren. De leden vragen zich af waarom deze taak niet aan de UHT wordt toegewezen. Waarom hebben we een Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen als zij het herstel niet kan uitvoeren?

De leden van de SP-fractie zouden ook graag een onderbouwing willen van het besluit voor een forfaitair bedrag van 10.000 euro voor ex-partners. Is het door de lessen van de hersteloperatie niet zinvol om direct alles in één keer te regelen? Om tafel met de ex-partner en de zaak niet zo te regelen dat ook ex-partners door alle hoepels en procedures moeten die de UHT en regering hebben bedacht, maar de afhandeling nodeloos rekken en duur maken? Ziet de regering mogelijkheden om dit directer af te handelen en de verschillende fases over te slaan, ook om ervan te leren voor de reguliere hersteloperatie?

De leden van de SP-fractie zijn verbaasd dat nabestaanden van overleden gedupeerde aanvragers niet worden geïnformeerd door de UHT of Belastingdienst dat zij aanvraag mogen doen op de nieuwe regelingen wanneer de gedupeerde aanvrager overlijdt. Waarom wordt een toeslagenpartner of kind niet geïnformeerd dat zij een aanvraag mogen doen op de nieuwe regeling wanneer de gedupeerde aanvrager overlijdt? Waarom worden kinderen wel geïnformeerd over de regeling wanneer één van de andere kinderen een aanvraag doet? Kan de regering deze logica uitleggen? Op welke wijze worden toeslagpartners en kinderen van overleden gedupeerde aanvragers geïnformeerd over deze nieuwe regeling? Waarom moeten nabestaanden van gedupeerde aanvragers binnen zes maanden een aanvraag op de nieuwe regeling doen? Kan de regering de reden voor dit tijdslimiet uitleggen?

De leden van de SP-fractie roepen de regering met klem op om de gezinnen die vallen onder dit wetsvoorstel niet de afschrikwekkende procedure van de hersteloperatie en -organisatie te geven die nu bestaat. Kan de regering toezeggen dat met deze gezinnen om tafel, waar zij dat willen, tot een oplossing en afspraken voor herstel wordt gekomen? Is de regering bereid dit te doen?

De leden van de PvdA-fractie vinden het belangrijk dat er ook voor de ex-partners een regeling komt, maar met name dat deze regeling makkelijk en snel uitvoerbaar is. Het blijft onuitlegbaar richting de gedupeerden dat de hersteloperatie zo lang duurt. Daarom willen zij de regering in de eerste plaats vragen of de regering de gewekte verwachtingen uit dit wetsvoorstel waar kan maken.

De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat zij geen duidelijk overzicht hebben van de verschillende situaties van gedupeerden en hoe zij behandeld worden binnen de hersteloperatie. Zij vragen de regering daarom alle mogelijke situaties die in dit wetsvoorstel en in de Wet hersteloperatie toeslagen aan bod komen in een tabel zetten, met daarbij een korte samenvatting van de problematiek en de aanpak per situatie in de hersteloperatie.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering daarnaast te reflecteren op de hoge complexiteit van dit wetsvoorstel en de hersteloperatie als geheel. Hoe waarborgt de regering dat gedupeerden de weg kunnen vinden in alle verschillende regelingen, organisaties en loketten?

Het lid van de BBB-fractie moet echt iets van het hart op dit dossier, zoals ze ook in het debat op dinsdag 23 mei 2023 heeft aangegeven: «Wij weten niet meer wat we met deze Minister-President moeten. Het vorige kabinet is afgetreden vanwege het ONTSTAAN van deze toeslagenaffaire. De posten werden herverdeeld en hups, dezelfde coalitie met dezelfde Minister-President gaat weer vrolijk verder, zoals we gisteravond nog op tv zagen. Deze jaren zou gewerkt worden aan het OPLOSSEN van de problemen die zijn ontstaan door de toeslagenaffaire. Er werden vele oplossingen medegedeeld, inclusief harde deadlines. Elke nieuwe belofte leidde echter weer tot nieuwe teleurstellingen.»

Maar daarnaast beseft het lid van de BBB-fractie dat waar we maatregelen kunnen nemen om de positie van de gedupeerden ook maar iets te verbeteren, we dit moeten doen oppakken. Daarom is dit lid blij met voorliggend voorstel met aanvullende herstelmaatregelen voor ex-toeslagpartners van gedupeerde aanvragers van kinderopvangtoeslag, kinderen en (voormalig) pleegkinderen van ex-partners, bepaalde nabestaanden van overleden gedupeerde aanvragers en nabestaanden van overleden kinderen.

Het lid Omtzigt onderkent dat dit wetsvoorstel een verdere invulling geeft aan het doel van de hersteloperatie, namelijk het compenseren van gedupeerden voor de hardheid die wet en praktijk kenden. Maar dit lid vreest dat de opzet van deze wet zal leiden tot een toename van onevenwichtigheden en daarmee ook van (juridische) kwetsbaarheden.

Bij het lid Omtzigt rijst voorts de vraag of de voorgestelde uitbreidingen van de groepen die voor herstel in aanmerking komen, wel uit te voeren is en of verdere vertragingen niet uit zullen blijven. Grote moeite heeft dit lid met het uitbesteden van de afhandeling van werkelijke schade van ex-partners.

1 Inleiding

Het lid Omtzigt onderschrijft de conclusie van de Raad van State dat het nieuwe voorstel niet alleen de uitvoering verder onder druk zet door de nieuwe stroom aanvragen, maar ook dat dit wetsvoorstel de (juridische) risico’s – vooral waar het gaat om het gelijkheidsbeginsel – groter maakt. Steeds minder goed kan worden uitgelegd waarom bepaalde groepen in de hersteloperatie worden betrokken en andere niet. Het lid Omtzigt deelt de angst van de Raad van State dat dit kan leiden tot de roep om verdere uitbreidingen.

2 Aanleiding voor aanvullende herstelmaatregelen

De leden van de D66-fractie herkennen de noodzaak om tot aanvullende maatregelen te komen om ex-partners, kinderen en nabestaanden te helpen.

Kan de regering aangeven in hoeverre er nog andere situaties in de praktijk voorkomen die niet in dit wetsvoorstel zijn opgenomen? Zijn er nog groepen potentiële gedupeerden die niet onder de Wet hersteloperatie toeslagen vallen en ook niet onder dit wetsvoorstel, en zo ja, waarom zijn zij niet meegenomen?

Kan de regering toelichten wat bedoeld wordt met de zin «maar daarmee is niet voorzien in de toekenning van de herstelmaatregelen voor een gedupeerde ouder en diens gezinsleden»?

3 Herstelmaatregelen voor ex-partners

De leden van de VVD-fractie vragen naar stand van zaken omtrent de VSO-trajecten. Is de regering van plan om ook VSO-trajecten mogelijk te maken voor ex-partners? Kunnen de ex-partners – indien zij dit willen – bijvoorbeeld gemakshalve aansluiten bij VSO’s van hun ex-partner?

De leden van de D66-fractie vragen de regering een uitputtende opsomming te geven van waar de ex-partnerregeling afwijkt ten opzichte van de regelingen voor gedupeerde aanvragers.

De leden van de CDA-fractie begrijpen uit de memorie van toelichting dat het forfaitaire compensatiebedrag voor ex-partners 10.000 euro is. Enerzijds begrijpen deze leden dat sommige ex-partners eveneens heel hard zijn geraakt door de toeslagenaffaire en dat het terecht is dat zij een compensatiebedrag krijgen. Wel vragen deze leden op welke gebieden rechtsongelijkheid zal ontstaan. Bijvoorbeeld bij dubbele aanvragers of mensen die nog bij elkaar zijn, die krijgen maar één compensatiebedrag. Zij vragen of het regering de risico’s van juridische houdbaarheid kan toelichten. Ook vragen deze leden in hoeveel procent van de gevallen het ministerie denkt dat ex-partners onder de regeling dubbele aanvrager zullen vallen, en in hoeveel procent van de gevallen onder de ex-partnerregeling.

Deze leden vinden dat door het regering terecht wordt geconstateerd dat het begrip ex-partner breed is. Er zijn immers ook ex-partners die de andere ouder en soms ook zelfs hun kinderen aan het lot hebben overgelaten. Zij vragen hoe we kunnen voorkomen dat deze ex-partners beloond worden voor dit gedrag door middel van compensatie. Deze zorg zit diep bij sommige ouders en levert veel stress op en versterkt het gevoel van onrechtvaardigheid. Zij vragen het regering aan te geven hoe aan deze zorg tegemoet kan worden gekomen.

De leden van de CDA-fractie kunnen zich vinden in enerzijds de onderkenning van de Raad van State dat dit een volgende stap is in de verdere invulling aan het doel van de hersteloperatie. Maar tegelijk delen deze leden ook de zorg voor de grofmazige en ruimhartige opzet en de maatregelen om aanvragen zo mogelijk te kanaliseren. Zij zien namelijk tegelijk dat de overheid inmiddels de hersteloperatie aan het aanpassen is aan «meer menselijke maat» en dat is natuurlijk niet zomaar. Deze leden vragen de regering aan te geven of het niet verstandig is om deze aanpassingen en lessen in de uitwerking van voorliggende wetten mee te nemen.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering verder een nadere onderbouwing te geven op de opmerking van de Raad van State met betrekking tot het op basis van een fictie aanmerken van gedupeerden, in relatie tot de voorzieningen die hier tegenover staan. Ook vragen zij de regering een onderbouwing te geven van de opmerking van de Raad van State over het huwelijksvermogensrecht in relatie tot mogelijke procedures.

De leden van de SGP-fractie vragen of met dit wetsvoorstel alle potentiële doelgroepen en herstelregelingen wettelijk geregeld zijn, of zijn er meer groepen die mogelijk in aanmerking gaan komen voor aanvullende herstelmaatregelen.

Het lid Omtzigt vreest dat de herstelmaatregelen voor ex-partners zullen leiden tot een rechtsongelijkheid tussen ex-partners en partners die bij elkaar gebleven zijn. Als je niet gescheiden bent, heeft de partner- die alle ellende ook meegeleefd heeft – geen recht op compensatie. Wat is de objectieve rechtvaardigheidsgrond voor het wel toekennen van een bedrag aan de ex-partner en niet aan de partner? In de Memorie van Toelichting schrijft de regering dat met de keuze voor een forfaitaire compensatie van 10.000 euro voor de ex-partner het verschil met partners die nog bij elkaar zijn (zij krijgen gezamenlijk 30.000 euro), beperkt is. Het lid Omtzigt deelt die mening niet, hij is van mening dat voor deze gezinnen een bedrag van 10.000 euro ongekend hoog is. Ook de Raad van State wijst er meer in het algemeen op dat de grofmazige en ruimhartige vormgeving van de hersteloperatie de regeling kwetsbaar maakt in het licht van het gelijkheidsbeginsel. Het lid Omtzigt vraagt of de regering deze zorg kan delen. Zo nee, waarom niet?

De leden van de van de GroenLinks-fractie vragen de regering toe te lichten wat bedoeld wordt met «De onterechte terugbetaling van kinderopvangtoeslag wordt al via de compensatieregeling voor de aanvrager afgewikkeld. Er vindt daarom voor de beoordeling van de gedupeerdheid van de ex-partner geen integrale beoordeling plaats».

3.1 Begrip ex-partner

De leden van de VVD-fractie vinden het belangrijk dat betrokken ex-partners herstel krijgen in de hersteloperatie toeslagen. De leden vragen zich echter af hoe betrokkenheid gedefinieerd wordt, hoe dit getoetst wordt en wat de reikwijdte is. Is het regime voor elke vorm van betrokkenheid bijvoorbeeld hetzelfde?

De leden van de VVD-fractie vinden het belangrijk dat er een duidelijke reikwijdte inclusief (onder)grens is aan het begrip ex-partner. Deze leden vragen wat er in de uitvoering gaat gebeuren als mensen zich melden die enkele dagen «te kort» een relatie hebben gehad. Hoeveel ruimte voor maatwerk is er hier? Een partner die bijvoorbeeld 8 maanden een toeslagenpartner was en achteraf grote financiële betrokkenheid heeft gehad, heeft een andere positie dan een toeslagenpartner van 14 maanden die na het beëindigen van de relatie minimale betrokkenheid gehad heeft. Graag een reflectie.

De leden van de D66-fractie vragen de regering een onderbouwing te geven voor de inschatting dat sprake zou kunnen zijn van 11.000 aanvragen van voormalig toeslagpartners. Wat is de inschatting voor hoeveel personen niet voldoen aan de definitie van ex-partner? In hoeverre wordt het duurcriterium, gedurende ten minste een jaar na de dagtekening van de beschikking die heeft geleid tot toekenning van een herstelmaatregel aan de aanvrager, niet als arbitrair ervaren? Klopt het dat op de definitie van ex-partner geen hardheidsclausule van toepassing is? Waarom acht de regering dit niet van meerwaarde? De leden van de D66-fractie zetten hier grote vraagtekens bij.

De leden van de CDA-fractie lezen bij de criteria om aanspraak te maken op de ex-partnercompensatie, dat ex-partners aan een van de twee moeten voldoen, namelijk aan het duurcriterium óf het kindcriterium. Onder het duurcriterium moeten zij in ieder geval gedurende één jaar toeslagpartner zijn geweest van de aanvrager. Onder het kindcriterium moet de compensatie op de kinderopvang van het kind of toenmalige pleegkind van de toeslagpartner gaan. Ten aanzien van de criteria geeft de regering aan dat ex-partners die te kort onderdeel hebben uitgemaakt van het huishouden en verder van de problematiek staan, worden uitgesloten van de regeling. Deze leden vragen de regering waarom in het zoeken van een balans is gekozen voor een duur van één jaar, aangezien dat hen relatief kort lijkt om aanspraak te kunnen maken op compensatie, maar ook brede ondersteuning en kwijtschelden van schulden. Zij vragen de regering om nadere toelichting waarom zo’n korte periode proportioneel is. Kan de regering aangeven hoe gedupeerden zelf naar deze balans kijken? Hebben zij zelf voorstellen gedaan?

De leden van de CDA-fractie vragen of de regering hier niet een criterium heeft overwogen zoals een minimale hoogte van terugvordering of een relatie met het bedrag dat de aanvrager gecompenseerd krijgt, waarbij naar rato van de duur van de relatie kan worden ingeschat of significante schade is geleden. Kan het zo zijn dat een ex-partner die weinig impact van de toeslagenaffaire heeft geleden, toch relatief eenvoudig aanspraak kan maken op de compensatie, schuldenkwijtschelding en ook op de andere ondersteuning?

Ook vragen deze leden of de regering heeft overwogen in gesprek te gaan met de ex-partners en aan de hand van hun gegevens en hun verhaal een inschatting te maken van wat redelijk is. Waarom zijn niet bijvoorbeeld twee sporen gemaakt, een spoor voor licht gedupeerden en een voor zwaar-gedupeerden, zodat zonder al te veel beoordeling van de werkelijke schade, toch meer kan worden aangesloten bij de betreffende situatie?

De leden van de PvdA-fractie zijn benieuwd naar de onderbouwing voor het duurcriterium. Waarom heeft de regering ervoor gekozen om iemand als ex-partner aan te merken, wanneer deze voor een periode van een jaar na de dagtekening van de beschikking die heeft geleid tot toekenning van een herstelmaatregel aan de aanvrager toeslagenpartner is geweest?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering toe te lichten waarom gekozen is voor een jaar na de relevante beschikking als minimale termijn in het ex-partnerbegrip. Is hiervoor ook een kortere of juist langere termijn overwogen?

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat het, om onder het ex-partnerbegrip te vallen, nodig is om te voldoen aan ofwel het duurcriterium ofwel het kindcriterium. Deze leden vragen waarom voor twee afzonderlijke criteria gekozen is, in plaats van de samenloop van beide. In dit licht vragen deze leden welk deel van de genoemde 11.000 ex-partners voldoet aan het duur- of kindcriterium, of beide.

Ook wijzen deze leden op de theoretische mogelijkheid dat een ex-partner bij meerdere aanvragers onder het ex-partnerbegrip valt. Wordt de voorgestelde forfaitaire uitkering in dit geval ook meermaals uitgekeerd?

De leden van de SGP-fractie begrijpen dat er niet wordt bezien in hoeverre ex-partners gevolgen hebben ondervonden van de problemen met de kinderopvangtoeslagen, en dat zelfs niet wordt bezien of er sprake is van gevolgen. Waarom wordt hier niet op getoetst? Ontstaat daardoor niet de situatie dat veel ex-partners onterecht een compensatie krijgen, of dat de compensatie niet in verhouding staat tot de geleden schade?

Het lid Omtzigt vindt de definitie van ex-partner erg ruim. Als iemand in 2006 een relatief geringe terugvordering heeft gehad en in 2014–2016 een fiscaal partner had die van de gevolgen niets gemerkt heeft, dan heeft die partner wel recht op een regeling waarbij hij 10.000 euro krijgt, krijgt hij private schulden kwijtgescholden en meer. Het lid Omtzigt mist de poging om een link tussen het hebben ondervonden van de gevolgen van de terugvordering en de uitkering. Omdat de groep onder de Catshuisregeling veel te royaal was en ook heel veel mensen met relatief weinig schade (bijvoorbeeld wel een stopzetting maar even later weer een hervatting of een terugvordering van een gering bedrag in een CAF-zaak), zullen veel ex-partners van mensen die zeer weinig tot weinig schade hebben geleden ook onder de regeling vallen, terwijl zij daarvoor echt geen idee hadden dat ze slachtoffer van iets waren. Dit lid vraagt de regering dit nader te motiveren.

3.2 Forfaitaire compensatie

De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd naar een uitgebreide toelichting van de regering wat de ratio is achter de hoogte van 10.000 euro als het forfaitaire bedrag.

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de redenering van de regering om een forfaitaire compensatie toe te kennen aan ex-partners. Acht de regering het nog wenselijk dat de gedupeerde de 30.000 euro forfaitaire compensatie deelt met de ex-partner indien die ex-partner ook de eigen forfaitaire 10.000 euro heeft ontvangen? Zo nee, wil de regering de positie van de gedupeerde dan beschermen, als die in bijvoorbeeld een civielrechtelijke zaak de 30.000 euro moet delen met de ex-partner?

De leden van de D66-fractie vragen de regering hoe de uitvoering van de forfaitaire compensatie zal plaatsvinden. Is dit op volgorde van aanmelding? Hoe ziet de informatiebrief en beschikking eruit? Per uiterlijk wanneer staan de betalingen op de rekening van de ex-partners?

De leden van de ChristenUnie-fractie wijzen erop dat de forfaitaire uitkering aan ex-partners leidt tot rechtsongelijkheid tussen gedupeerden die samen zijn gebleven, en stellen die bij elkaar zijn gebleven. Zoals in de Memorie van Toelichting vermeld staat, was het altijd de bedoeling van de forfaitaire Catshuisregeling dat het uitgekeerde bedrag van 30.000 euro gedeeld zou worden tussen beide toeslagpartners. Dat dit in de praktijk niet altijd gebeurt, vinden deze leden op zichzelf geen reden om ex-partners een extra forfaitair bedrag uit te keren, waardoor het totaalbedrag dat van stellen die wel bij elkaar gebleven zijn te boven gaat. Deze leden vragen de regering om te reflecteren op deze rechtsongelijkheid.

Voorts roepen deze leden in herinnering dat de gedachte achter de forfaitaire Catshuisuitkering was dat ouders met een schade onder de 30.000 euro na ontvangst van dit bedrag niet zouden opteren voor aanvullend herstel. Klopt de observatie van deze leden dat dit in de praktijk zeer beperkt lijkt te gebeuren? Is de regering met deze leden van mening dat hetzelfde effect zou kunnen optreden bij deze forfaitaire uitkering voor ex-partners, namelijk dat ex-partners na ontvangst van het forfaitaire bedrag zich alsnog aanmelden voor de compensatie van de werkelijke schade boven het forfaitaire bedrag, terwijl de werkelijke schade het forfait niet te boven gaat? Zou het – gegeven het feit dat ouders hiervoor waarschijnlijk zullen opteren – niet verstandiger zijn geen forfait toe te kennen dan wel dit te verlagen, en deze ouders eenvoudigweg toegang te geven tot het traject dat ziet op de vergoeding van de werkelijke schade voor ex-partners en schuldkwijtschelding? Welke bedragen lager dan 10.000 euro heeft de regering overwogen, en waarom is precies gekozen voor het bedrag van 10.000 euro?

Ook wijzen deze leden erop dat deze uitkering, waarbij het bedrag niet afhangt van de specifieke omstandigheden van de casus, leidt tot de situatie dat ex-partners met een schade die groter is dan het forfaitaire bedrag te weinig compensatie ontvangen, terwijl een andere groep ex-partners juist een geldbedrag ontvangt dat buitenproportioneel hoger is dan het ondergane nadeel. Ook ten aanzien van dit punt vragen deze leden de regering om een reflectie.

In de uitvoeringstoets valt te lezen dat andere werkzaamheden vertraging oplopen door deze maatregel. De leden van de SGP-fractie vragen om welke andere werkzaamheden dat zijn.

De forfaitaire compensatie voor de ex-partner bedraagt 10.000 euro. Het lid Omtzigt vraagt of de regering kan toelichten waar de hoogte van dit bedrag op is gebaseerd.

3.2.1 Doel en hoogte forfaitaire compensatie

De leden van de CDA-fractie lezen dat het forfaitaire bedrag 10.000 euro is, waarbij de redenatie is dat het substantieel genoeg wordt geacht om echt iets te betekenen, maar dat het verschil met partners die nog bij elkaar zijn (30.000 euro) beperkt blijft. Deze leden vragen de regering nader te onderbouwen waarom 10.000 euro het meest geschikte bedrag is, aangezien daarin ook een balans gevonden moet worden tussen mensen die nauwelijks schade hebben ondervonden en mensen die meer geleden hebben.

Het regering geeft aan dat met het bedrag van 10.000 euro het verschil met de Catshuisregeling (30.000 euro) beperkt blijft. Deze leden vragen wat de regering hier eigenlijk mee bedoelt, omdat dit toch om 33 procent hogere compensatie gaat.

De leden van de PvdA-fractie lezen dat de 10.000 euro voor ex-partners substantieel genoeg wordt geacht om echt iets te betekenen voor ex-partners. Verder schrijft de regering dat er wordt verwacht dat deze regeling een groot deel van de geleden materiële en immateriële schade vergoedt. Hoe is dit vastgesteld? Kan de regering verder onderbouwen waar het gekozen forfaitaire bedrag van 10.000 euro op gebaseerd is?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering toe te lichten waarop de hoogte van het forfaitaire bedrag gebaseerd is. Op basis waarvan stelt de regering dat 10.000 euro «substantieel genoeg wordt geacht om echt iets te betekenen»?

De leden van de SGP-fractie vragen of het klopt dat ex-partners alleen aanspraak kunnen maken als het toeslagpartnerschap was verbroken voor uitbetaling aan de toeslagaanvrager. Waarom is ook geen extra peildatum, bijvoorbeeld van bekendmaking van dit wetsvoorstel opgenomen? Ontstaat door de huidige invulling van de voorwaarde niet de volgende situatie: twee toeslagenpartners doen een aanvraag voor de 30.000 euro-regeling en zorgen dat ze tijdelijk geen toeslagpartner zijn; daardoor maakt de ene aanspraak op 30.000 euro en de andere op 10.000 euro. Door tijdelijk ervoor te zorgen dat men geen toeslagpartner is, kan 10.000 euro meer gekregen worden. Hoe worden dit soort situaties voorkomen?

Waar is de termijn van één jaar van het duurcriterium op gebaseerd, zo vragen de leden van de SGP-fractie.

De leden van de SGP-fractie wijzen op het feit dat de forfaitaire compensatie kan leiden tot grote onevenwichtige uitkomsten. Zo is het in de eerste plaats het geval dat toeslagpartners die nog samen zijn 30.000 euro krijgen, terwijl toeslagpartners die niet meer samen zijn 40.000 euro krijgen. De scheiding resulteert dus in 10.000 euro extra compensatie. Maar ook kan het gebeuren dat ex-partners het oorspronkelijke bedrag van 30.000 euro gedeeld hebben, terwijl de ex-partner nu nog 10.000 euro extra krijgt. Dit wringt te meer, doordat ex-partners deze tegemoetkoming krijgen ongeacht de mate en termijn van schade. Voor sommige ex-partners is deze regeling daardoor enorm gunstig. Daar komt nog bij dat de uitvoering van deze regeling voor vertraging van de hersteloperatie zorgt, waardoor andere gedupeerden juist langer moeten wachten. Kan de regering hierop reflecteren? Worden hiermee niet ongewenste situaties gecreëerd?

Het lid van de BBB-fractie vraagt waar het forfaitaire bedrag van 10.000 euro op is gebaseerd. Op blz. 52 van de Memorie van Toelichting staat dat wordt verwacht dat een groot deel van de geleden materiële en immateriële schade hiermee wordt vergoed, maar hoe is dit vastgesteld?

3.2.2 Aanvraag en toekenning van forfaitaire compensatie

De leden van de D66-fractie vragen de regering een onderbouwing te geven waarom het nodig is om zes maanden na de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel het loket voor ex-partners te openen. Waarom is dit niet vier of acht maanden afgezet tegen de 11.000 aanvragen?

Hoe lang kan de uitbetaling van de forfaitaire compensatie maximaal worden uitgesteld?

Het is voor de leden van de PvdA-fractie niet duidelijk wanneer personen die niet worden aangeschreven door Belastingdienst/Toeslagen een aanvraag kunnen indienen voor de ex-partnerregeling. Zo lezen zij in de Memorie van Toelichting dat dit na zes maanden zal zijn, maar in het nader verslag dat tijdens de uitvoering moet worden besloten wanneer het briefvereiste vervalt.

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat ouders de uitkering van het voorgestelde forfaitaire bedrag kunnen uitstellen, zodat deze niet in de schuldenboedel verdwijnt. Deze leden vragen hoe de regering wil waarborgen dat ex-partners deze optie en de gevolgen daarvan ten volle overzien, en vragen tevens of het vertragen van een dergelijke uitkering teneinde het buiten de boedel te houden wel past binnen de wettelijke kaders van bijvoorbeeld de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp).

Worden alleen ex-partners aangeschreven van wie de toeslagpartner vastgesteld gedupeerd is, zo vragen de leden van de SGP-fractie. In de uitvoeringstoets is namelijk te lezen dat het risico bestaat dat een deel van de burgers die wordt aangeschreven toch geen recht kan hebben. Waarom wordt dit niet vooraf bepaald?

Waarom worden alle mogelijke en bekende rechthebbenden in één keer aangeschreven, en niet in fases, om de uitvoering te verbeteringen, zo vragen de leden van de fractie van de SGP.

In het nader rapport (Kamerstuk 36 352, nr. 4), wordt gesteld dat pas tijdens de uitvoering van de ex-partnerregeling kan worden bezien op welk moment het briefvereiste voor de aanvraag van de ex-partnerregeling vervalt en ex-partners die niet benaderd zijn door UHT zich kunnen melden, zo leest het lid van de BBB-fractie. In het wetsvoorstel is echter een termijn van zes maanden na inwerkingtreding opgenomen. Waarop is deze termijn gebaseerd?

3.3 Aanvullende compensatie voor werkelijke schade

De leden van de CDA-fractie vragen wanneer de beoordeling van eventuele extra schade van de ex-partner plaatsvindt. Zij vragen of dit de reguliere afhandeling kan doorkruisen, waardoor het traject van «regulier herstel» nog langer duurt.

Voor de uitvoering van de schaderegeling voor ex-partners wordt onderzocht of een marktpartij deze taak kan uitvoeren. Dit doet bij het lid Omtzigt enkele vragen rijzen. Zo vraagt dit lid of de bestuursrechtelijke bescherming kan afwijken van de uitvoering van de schaderegeling voor de andere gevallen, die door de overheid worden uitgevoerd. Zo ja, kan de regering dan toelichten, op welke punten een afwijking te mogelijk is? In het verlengde hiervan constateert het lid Omtzigt dat de UHT een mediation-tender heeft uitgeschreven als hulpmiddel om langslepende zaken met gedupeerde ouders sneller op te lossen. Het lid Omtzigt vraagt of de tender wel voldoet aan de standaarden die hiervoor zijn opgesteld. Kunnen de ingehuurde mediators wel een neutrale rol in de toeslagenaffaire hebben, als alleen de UHT bepaalt welke mediators worden toegelaten, alleen de UHT bepaalt wat de vergoeding per mediation is, en als de UHT eist dat er een Vaststellingsovereenkomst moet komen als uitkomst van de mediation en dat elke andere uitkomst een einde van de mediation zou betekenen? Graag een reactie van de regering hierop.

3.3.2 Aanvraag en toekenning werkelijke schade

De leden van de CDA-fractie lezen bij de CWS-beoordeling dat wordt overwogen een externe marktpartij de evaluatie te laten uitvoeren. Deze leden vragen of voldoende goedgeschoolde mensen kunnen worden gevonden om dit te doen, en ook zouden zij graag een inschatting van de kosten hiervan zien. Op basis waarvan denk de regering dat deze marktpartij een goede beoordeling van mate van gedupeerdheid kunnen maken en op welke manier zullen zij dat doen? Hoe zal de externe partij bij de informatie van de ouders kunnen? Is dit informatie die vanuit de Belastingdienst benodigd is eenvoudig te verkrijgen is door een dergelijke marktpartij, en zullen dergelijke informatieverzoeken niet vele vertragingen opleveren voor de reguliere hersteloperatie? Hoe kan het dat met een externe marktpartij het CWS-proces naar verwachting wel snel kan worden doorlopen, terwijl dat in het reguliere proces juist een bottleneck vormt?

De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre uitbesteden meerkosten met zich meebrengt ten opzichte van intern organiseren. Zij vragen de regering een rekenvoorbeeld te geven van een post zonder CWS en een post met CWS in het reguliere en het uitbestede proces. Ook vragen zij de regering de mogelijke efficiencywinst te kwantificeren.

De leden van de PvdA-fractie lezen dat de Raad van State kritische vragen stelt over de uitvoerbaarheid van de regeling en vertragingen voorspelt. De aan het woord zijnde leden vinden het belangrijk dat de regering realistische verwachtingen schept met betrekking tot dit wetsvoorstel. Heeft de regering dat gedaan in dit wetsvoorstel? Kan de regering onderbouwen waarom zij gekozen hebben om een marktpartij de uitvoering van de schaderegeling te laten doen, welke risico’s hieraan verboden zijn en wat dit betekent voor de uitvoeringskosten? De Raad van State waarschuwt ook voor het risico dat wettelijke termijnen niet gehaald kunnen worden. De regering schrijft zelf in reactie hierop zich zorgen te maken over uitvoering van bezwaar- en beroepszaken. Hoeveel bezwaar- en beroepszaken verwacht de regering? Hoe houdt de regering de uitvoering behapbaar?

De leden van de GroenLinks-fractie zijn verbaasd over de opmerking dat «voor de uitvoering van de schaderegeling voor ex-partners onderzocht [wordt] of een marktpartij deze taak kan uitvoeren». Kan de regering toelichten waarom een marktpartij dit beter zou kunnen dan de overheid? Hoeveel hoger zijn de uitvoeringskosten als inderdaad gekozen wordt voor een marktpartij? En kan de regering toelichten of er risico’s verbonden zijn aan deze keuze, en zo ja, welke?

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de regering voornemens is voor de uitvoering van het traject dat ziet op de vergoeding van de werkelijke schade voor ex-partners gebruik te maken van een externe marktpartij. Gelet op de druk die er momenteel ligt bij de herstelorganisatie en de CWS begrijpen deze leden de gedachte hierachter, namelijk het ontlasten van de genoemde organisaties. Tegelijkertijd vragen deze leden de regering of het aantrekken van een externe partij niet tot gevolg zal hebben dat deze partij met UHT en CWS concurreert om schaarse werknemers. Ook vragen deze leden naar de kosten de voorgestelde private uitvoering van het werkelijkeschadetraject, ook in vergelijking met een eventuele uitvoering door een publieke organisatie.

Tevens vragen deze leden hoe de vergoeding van de werkelijke schade van ex-partners interacteert met een eventueel CWS-traject van de andere partner. Hoe wordt in dezen omgegaan met een werkelijkeschadecomponent die voor beide ouders van toepassing is? Is er de mogelijkheid dat zo’n schadecomponent zowel in het CWS-traject als het traject voor de ex-partner vergoed wordt? Welke andere mogelijke interacties voorziet de regering, en hoe is het werkelijkeschadetraject voor ex-partners daarop ingericht?

3.4 Aanpak schulden van ex-partners

De leden van de VVD-fractie merken op dat de schuldregeling voor ex-partners op bepaalde aspecten anders is t.o.v. de schuldregeling voor rechtstreeks gedupeerden. Hoe gaat dit aan de ex-partners duidelijk worden gemaakt zodat zij realistische verwachtingen hebben?

De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het verstandig dat de regering met het onderhavige wetsvoorstel voorziet in de een schuldenaanpak voor bestuursrechtelijke schulden en een deel van de privaatrechtelijke schulden. Deze leden wijzen op het feit dat de afwezigheid hiervan geleid heeft tot schrijnende situaties, en verwelkomen dit deel van het wetsvoorstel.

3.4.1 Context en doel

De leden van de CDA-fractie vragen of het regering het proportioneel acht dat iemand die bijvoorbeeld heel 2015 partner is geweest van een gedupeerde ouder, waarna de relatie verbroken is, aanspraak kan maken op kwijtschelding van al zijn schulden tot en met 2021, zonder dat de link met de toeslagenaffaire wordt onderzocht. Zij vragen of het te verantwoorden is dat de regering er op die manier vanuit gaat dat alle schulden daarna vervolgschulden zijn van hetgeen is ontstaan als gevolg van de toeslagenaffaire.

3.4.2 Aanpak van bestuursrechtelijke schulden

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering nader kan toelichten waarom voor ex-partners alle betaalachterstanden van private schulden en publieke schulden worden kwijtgescholden. Wat is de afweging om bijvoorbeeld ook verkeersboetes kwijt te schelden voor ex-partners? Deze leden merken op dat de forfaitaire 10.000 euro voor de ex-partners in plaats van 30.000 euro voor gedupeerden een onderscheid kan suggereren. Waarom is de schuldregeling dan vrijwel hetzelfde?

De leden van de D66-fractie vragen hoe de regering omgaat met schulden van buitenlandse overheden. Worden hier, in lijn met de aanpak van privaatrechtelijke schulden, enkel betalingsachterstanden opgelost of geldt kwijtschelding?

3.4.3 Aanpak van privaatrechtelijke schulden

In hoeverre worden ex-partners geholpen bij het indienen van de aanvragen, zo vragen de leden van de D66-fractie. Is het mogelijk om een aanvraag later dan zes maanden na de dagtekening van de beschikking tot toekenning van de compensatie in te dienen?

3.4.5 Verschil met schuldenregeling voor gedupeerde aanvragers van kinderopvangtoeslag

De leden van de D66-fractie vragen de regering toe te lichten op welke termijn zij de in aanmerking komende publieke en private schulden verwacht te kunnen behandelen, gezien de regering het niet nodig lijkt te vinden om een moratorium in te stellen.

3.4.6 Overwogen alternatieven

De leden van de CDA-fractie lezen dat er ex-partners zijn die hebben gevraagd om schulden bij de Belastingdienst te pauzeren. Zij vragen hoe met deze verzoeken is omgegaan.

De leden van de CDA-fractie lezen dat diverse alternatieven zijn overwogen, onder andere van maatwerk. Snelheid lijkt het zwaarste argument om niet voor deze in de ogen van deze leden betere oplossing te kiezen. Zij vragen of dit klopt. Ook vragen zij of als wel voor die optie zou worden gekomen, het nog steeds klopt dat dan in 2026 tot compensatie zou kunnen worden overgegaan, waarmee je ook gelijk zou kunnen gaan lopen met de afronding van de integrale beoordelingen van de groep gedupeerde aanvragers van de kinderopvangtoeslag. Ook vragen deze leden wat de consequenties zouden zijn als je wacht tot na de integrale beoordelingen met beoordeling van de ex-partner dossiers, als er weer iets meer ruimte is. Zou je dan niet vertragingen kunnen voorkomen?

3.6 Noodvoorziening

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen ten aanzien van de noodvoorziening – die zij van harte toejuichen – waarom gekozen is voor een bedrag van 500 euro. Zijn er signalen uit de reguliere hersteloperatie dat dit bedrag niet afdoende was, en als dit voorkomt, is er dan de mogelijkheid om discretionair af te wijken van het genoemde bedrag?

3.7 Brede ondersteuning

De leden van de D66-fractie vragen de regering wat erop tegen is de brede ondersteuning te bieden op het moment van aanvragen van de ex-partnerregeling. Dit voorstel is gebaseerd op de verwachting dat ex-partners snel compensatie krijgen en daarmee ook snel recht krijgen op brede ondersteuning. Met de pauzeknop voor brede ondersteuning staat het maken van een nieuwe start wel stil, terwijl de brede ondersteuning voor de ex-partner en diens gezin wordt aangeboden nadat aan de ex-partner de compensatie van 10.000 euro is toegekend.

3.7.2 Brede ondersteuning in het buitenland

De leden van de D66-fractie vragen de regering aan te geven in hoeverre de brede ondersteuning in het buitenland voor ex-partners afwijkt van de gedupeerde aanvragers in het buitenland. Ex-partners krijgen vanaf het ambtshalve aanbod van OTB drie maanden bedenktijd om de wens om te remigreren kenbaar te maken. Is dit hetzelfde als voor de gedupeerde aanvrager?

De leden van de CDA-fractie lezen dat de brede ondersteuning via het leefgebied gezin ook geldt voor de huidige partner van de ex-partner en de kinderen van de ex-partner. Ook hier hebben deze leden zorgen bij de proportionaliteit, omdat mogelijk ondersteuning zal worden geboden aan gezinnen waar nauwelijks causaliteit bestaat met de toeslagenaffaire. Zij vragen de regering hier nader op te reflecteren.

3.8 Terugvordering

Bij onjuiste informatie kunnen uitkeringen weer teruggevorderd worden van ex-partners. De leden van de VVD-fractie vinden dit belangrijk, omdat misbruik druk zet onder het draagvlak voor de ruimhartige compensatie voor gedupeerden en hun ex-partners. De leden willen graag weten hoe de regering de balans wil vinden tussen enerzijds duidelijk maken dat er bij misbruik zal worden teruggevorderd, en anderzijds ervoor wil zorgen dat dit geen ex-partners die te goeder trouw zijn afschrikt – wat mogelijk tot niet-gebruik van relevante regelingen kan leiden.

4 Kindregeling

De leden van de CDA-fractie begrijpen dat kinderen van ex-partners die gedurende het toeslagenpartnerschap onderdeel waren van het gezin ook onder de regelingen vallen. Zij vragen hoeveel extra kinderen het regering verwacht met de uitbreiding van deze regeling.

Alhoewel het lid Omtzigt begrip heeft voor het feit dat de regering ook oog heeft voor de kinderen die in een huishouden opgroeiden waar het toeslagenschandaal effect op sorteerde, vreest dit lid dat de doelgroep van de kindregeling veel te ruim is. Deze groep omvat namelijk ook kinderen die uitwonend waren ten tijde van het toeslagpartnerschap. Hoe denkt de regering zeker te kunnen stellen dat deze groep alleen een beroep kan doen op compensatie als duidelijk is dat de ouders daadwerkelijk een beroep op deze kinderen heeft gedaan? Wordt dit slechts marginaal getoetst? Dat zou het lid Omtzigt zeer bevreemden.

Uit de uitvoeringstoets blijkt dat de verruiming van de hardheidsconclusie niet uitvoerbaar is binnen de gestelde termijnen, zo lezen de leden van de SGP-fractie. Wat betekent dit concreet? Wordt er dan een maatregel voorgesteld die niet uitvoerbaar is en dus in de praktijk ook geen effect zal hebben? Binnen welke termijn is de verruiming wel uitvoerbaar?

4.1 Kinderen van ex-partners

In de ogen van het lid Omtzigt is de definitie van kinderen van ex-partners te ruim. Begrijpt het lid Omtzigt nu goed dat een kind dat op 1 januari 2005 20 was en op 1 januari 2015 30 was ook onder regeling valt?

4.4 Overwogen alternatieven

De leden van de CDA-fractie vragen of het klopt dat ook voor kinderen die niet in de regeling vallen, maar wel onderdeel uitmaken van het gezin van de ex-partner, brede ondersteuning mogelijk is. Zij vragen of dat alleen gaat om gezinsondersteunende maatregelen (denk aan een koelkast enz.), of ook specifiek voor dit kind geldende maatregelen. Zij vragen ook hoe discussie hierover bij de diverse gemeenten die dit wellicht allemaal anders zullen wegen kan worden voorkomen.

5 Regeling nabestaanden overleden gedupeerden

De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd naar de bewijslast voor de nabestaanden. De leden willen graag weten of deze bewijslast behapbaar en dus niet te complex is. Hoe wordt erop toegezien dat dit zo is en blijft? Hoe wordt de menselijke maat geborgd, juist op dit intens gevoelige punt? En hebben de nabestaanden een rechtstreekse claim op het forfaitaire bedrag, en vragen de nabestaanden dit zelf aan of wordt dit automatisch toegewezen?

Als een gedupeerde overlijdt voordat zijn gedupeerdheid is vast komen te staan, kan de herstelbetaling uitgekeerd worden aan de eigen levende kinderen van de overleden aanvrager. Het lid Omtzigt moet daarmee concluderen dat het forfaitaire bedrag van 10.000 euro zo naar de biologische kinderen van een ex-partner kunnen vloeien, die altijd bij hun andere ouder hebben gewoond en in het geheel geen last hebben gehad van het toeslagenschandaal. Acht de regering dit niet veel te ruim?

5.1 Inleiding

De leden van de CDA-fractie vinden het terecht dat door nabestaanden nog steeds aanspraak kan worden gemaakt op de compensatie die anders ontvangen zou zijn, en waar zij indirect ook mee zouden zijn gecompenseerd. Zij vragen of bij de zelfstandige aanspraak ook voldoende rekening is gehouden met fiscale aspecten, dat wil zeggen, of de nabestaanden moeten afrekenen over ontvangen bedragen of het risico lopen gekort te worden op eventuele uitkering door het verkrijgen van deze incidentele middelen.

5.3 Begunstigden van de regeling

De leden van de D66-fractie vragen de regering of iemand die op het moment van overlijden van de gedupeerde diens ex-partner was, op dezelfde manier recht heeft op de ex-partnerregeling als ex-partners van andere gedupeerden. Deze leden vragen hoe in het voorstel omgegaan wordt met de ex-partner van een toeslagpartner op het moment van overlijden.

5.4 Herstelregelingen

De leden van de CDA-fractie lezen dat er niet voor is gekozen de werkelijke schade van overleden gedupeerden te compenseren, omdat het moeilijk vast te stellen zou zijn of hier sprake van is. Deze leden vraagt hoe omgegaan wordt met situatie waarin het zo evident is dat de schade heel veel groter is dan de Catshuisregeling. Zij vragen of in die gevallen toch opties tot maatwerk beschikbaar zijn, zonder dat dit direct tot een gang naar de rechter hoeft te leiden.

6 Regeling nabestaanden overleden kinderen

De leden van de SP-fractie lezen met veel verdriet dat er circa 200 gedupeerde ouders en 413 kinderen van gedupeerde ouders zijn overleden. Deze leden vragen de regering of zij kan aangeven over hoe dit aantal is opgebouwd. Over welke periode zijn deze ouders en kinderen overleden? Is dit statistisch gezien een hoger aantal overlijdens vergeleken met niet-gedupeerden?

Met dit voorstel krijgen ook de kinderen die getroffen zijn door de toeslagenproblematiek compensatie. Dit recht op compensatie verdwijnt niet als het kind overlijdt. Bij de UHT is bekend dat in de periode van 1 januari 2005 tot aan de inwerkingtreding van de WHT op 4 november 2022 413 kinderen van gedupeerde aanvragers zijn overleden. Het lid Omtzigt zou graag van de regering horen of voldoende zicht is op de aard van deze overlijdens. Weet de regering de doodsoorzaak van deze kinderen? Zo ja, dan de regering ons daarvan dan een overzicht doen toekomen? Tevens verneemt hij graag van de regering of de sterfte onder deze kinderen hoger was dan de sterfte onder de algemene bevolking.

Heel wezenlijk is de conclusie van de Raad van State dat de voorgestelde uitbreiding van de mogelijkheden tot tegemoetkoming nadat een kind is overleden een geheel ander karakter heeft dan andere regelingen in de hersteloperatie. Bij deze regeling gaat het uitsluitend om de erkenning van leed. De regeling heeft daarmee niet meer het karakter van een schaderegeling maar die van een regeling ter voldoening van een dringende morele verplichting. Daarmee valt een belangrijke begrenzing weg, namelijk de hoogte van de schade. Het lid Omtzigt vraagt de regering of zij bewust deze weg is ingeslagen en deze fundamentele stap beter te motiveren.

7 Uitbreiding vooraankondiging en aanpassen zienswijzetermijn

De leden van de CDA-fractie lezen dat wordt voorgenomen de werkwijze te verbeteren, waarin op een vroeger moment met de ouders de feiten en de uitkomst van de beoordeling worden besproken, zowel van een positieve als negatieve beslissing. Zij zijn het eens met deze werkwijze, en vragen de regering nader in te gaan op welke manier een zienswijze kan worden gegeven en hoe die verder wordt behandeld. Deze leden verwachten dat veel meer zienswijzen zullen worden gegeven op negatieve beslissingen dan positieve en vragen daarom naar een inschatting van de impact van deze uitbreiding. In aanvulling hierop vragen zij waarom het noodzakelijk is de zienswijzetermijn te verkorten van zes naar twee weken, en in hoeverre dit nou echt versnelling oplevert in plaats van meer complexiteit voor de ouders.

De regering verwacht dat een zienswijzetermijn van twee weken ook volstaat. Het lid van de BBB-fractie hoort graag waar de regering dat op baseert, en welke concrete verbeteringen in het proces zouden leiden tot deze conclusie. Daarnaast wil het lid van de BBB-fractie graag weten of de zienswijzetermijn dan wel in verhouding is met de totale doorlooptijd van alle herstelacties en niet juist ervaren wordt als een ontmoediging van het leveren van een zienswijze. Hoe kijkt de regering hier tegenaan?

Het lid Omtzigt constateert met verbazing dat de zienswijzetermijn van zes naar twee weken wordt teruggeschroefd. De regering verwacht namelijk dat de zienswijzetermijn van twee weken ook volstaat, nu de vooraankondiging is uitgebreid. Het lid Omtzigt betwijfelt of de uitbreiding van de vooraankondiging de beperking van de zienswijzetermijn goed maakt. Wordt de verkorting van de zienswijzetermijn wel geëvalueerd? Zo ja, wanneer?

9 Rechtsbescherming

De leden van de CDA-fractie lezen dat gedupeerde ex-partners gratis rechtsbijstand kunnen ontvangen voor het verzoek tot betaling of overname van private schulden en de regeling voor werkelijke schade. Verderop lezen deze leden over de zorgen van de Raad voor Rechtsbijstand. Deze leden vragen of de kosteloze juridische bijstand tijdig geregeld voor deze groep aangezien het proces hieromtrent nog loopt. Hoe groot is het risico dat we dit niet goed kunnen inregelen omdat capaciteit hiervoor ontbreekt en we mensen moeten gaan teleurstellen?

11 Budgettaire aspecten

De leden van de PVV-fractie verzoeken de regering om de budgettaire aspecten uitgebreid nader toe te lichten dan wel te verduidelijken. Kan de regering hierbij in ieder geval stil staan bij de volgende aspecten: wat is het totale budgettaire beslag dat samenhangt met de voorliggende wetgeving, waaruit wordt het gedekt, hoeveel wordt er ingezet voor compensatie, hoeveel gaat er naar apparaatskosten, hoeveel wordt uitgegeven aan externe commerciële partijen, hoeveel verwacht de regering uit te geven aan dwangsommen in verband met (het significante risico op) wettelijke termijnoverschrijding?

De leden van de PVV-fractie verzoeken de regering om tevens nader toe te lichten wat de budgettaire aspecten zijn indien de uitvoering van de schaderegeling voor ex-partners bij een externe partij komt te liggen. Is de 150 fte waar in de uitvoeringstoets naar wordt verwezen dan niet benodigd, bestaat er dan geen significant risico meer op het overschrijden van wettelijke termijnen is er dan geen herprioritering van de IV-portfolio noodzakelijk?

Het lid van de BBB-fractie hoort graag hoe de bedragen uit deze paragraaf gerelateerd kunnen worden aan de eerste suppletoire begroting c.q. de Voorjaarsnota 2023.

12 Uitvoering

In meer algemene zin vragen de leden van de PVV-fractie breed te reflecteren op de gevolgen van het voorliggende wetsvoorstel voor de reeds lopende hersteloperatie.

Kan de regering hierbij specifiek aandacht besteden aan de volgende aspecten: het samenstellen van individuele dossiers, het (nu al) niet halen van wettelijke termijnen, de in de uitvoeringstoetsen aangekondigde significante risico’s op het niet halen van wettelijke termijnen?

Het Adviescollege toetsing regeldruk heeft onderhavig wetsvoorstel niet geselecteerd voor een advies. Is de regering bereid om expliciet advies te vragen nu diverse regelingen worden aangemerkt als inhoudelijk complex?

De leden van de CDA-fractie lezen dat er enkele risico’s zijn in de uitvoering. Dat zijn tijdige uitvoering van een op voorhand niet in te schatten hoeveelheid bezwaar en beroep, het niet kunnen aantrekken van voldoende personele capaciteit, en herprioritering in de IV-portefeuille. Deze leden hebben zorgen bij deze uitvoeringsgevolgen en vragen de regering een goed gebalanceerde overweging te maken, of een snelle uitvoering in goede verhouding staan tot de kwaliteit en uitvoeringskosten. Zij vragen de regering eveneens te reflecteren op het later uitvoeren van de regeling als er weer meer capaciteit beschikbaar is.

Ten aanzien van de IV-capaciteit zijn de leden van de CDA-fractie benieuwd ten koste van welke projecten dit precies gaat in de IV-portefeuille van de Belastingdienst. Zij vragen de regering hier nader inzicht in te geven om mee te kunnen nemen in de afwegingen.

De leden van de GroenLinks-fractie zijn benieuwd naar de prioritering in de uitvoering. Hoe wordt beoordeeld welke gevallen het meest urgent zijn en daarom het snelst moeten worden afgehandeld?

De leden van de SGP-fractie maken zich grote zorgen over de uitvoerbaarheid van dit wetsvoorstel. Diverse uitvoeringstoetsen laten zien dat de hersteloperatie vertraging op zal lopen, maar ook dat dit wetsvoorstel nauwelijks uitvoerbaar is. Wat is de impact van dit wetsvoorstel op de voortgang van de lopende hersteloperatie? In hoeverre is er een risico op ernstige verstoring, waardoor wellicht een deel van de hersteloperatie stopgezet moet worden?

De leden van de fractie van de SGP zijn van mening dat de uitvoering van dit wetsvoorstel goed gemonitord moet worden, zodat er, mocht dit nodig zijn, snel ingegrepen kan worden. Hoe worden de uitvoeringsgevolgen gemonitord?

De leden van de SGP-fractie lezen op diverse plekken dat het zeer waarschijnlijk is dat wettelijke termijnen, bijvoorbeeld in het kader van bezwaar en beroep, niet gehaald zullen worden. En dat dit wetsvoorstel ervoor zorgt dat de termijnen nog verder uit beeld komen. De leden wijzen erop dat het wettelijk verplicht is om deze termijnen te halen. Wordt door het aannemen van dit wetsvoorstel niet inbreuk gedaan op andere wettelijke bepalingen?

12.1 Belastingdienst en Belastingdienst/Toeslagen

De leden van de PVV-fractie merken op dat in de Memorie van Toelichting (pagina 41) gesteld wordt dat Belastingdienst/Toeslagen alle voorgestelde maatregelen uitvoerbaar acht. Kan de regering deze stelling nader onderbouwen aangezien in twee uitvoeringstoetsen (Commissie Werkelijke schade nabestaanden Wet hersteloperatie toeslagen en hardheidsclausule kindregeling ex-partners, ex-partner en nabestaandenregeling Wet hersteloperatie toeslagen) het eindoordeel is dat de regelingen niet uitvoerbaar zijn en één regeling (forfaitair bedrag ex-partners) vermoedelijk niet uitvoerbaar is in verband met complexiteit, niet beschikbare capaciteit en overschrijding van wettelijke termijnen?

Uit de Memorie van Toelichting volgt dat de regering de IV-portfolio moet herprioriteren. Kan de regering aan de leden van de PVV-fractie aangeven welke keuze de regering hierin voornmens is te maken?

12.2 Uitvoerder aanvullende compensatie werkelijke schade

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse gelezen dat er wordt gekeken naar een marktpartij voor de uitvoering. Hoe wordt deze marktpartij op hetzelfde niveau gebracht als de CWS? En hoe wordt geborgd dat de marktpartij binnen relevante kaders opereert, bijvoorbeeld op het vlak van kosten en privacy? Als de samenwerking met een marktpartij een succes is, is de regering dan van plan om meer marktpartijen in te schakelen om te helpen in de hersteloperatie? Kan de regering hier uitgebreid op reflecteren?

De leden van de PVV-fractie verzoeken de regering om nader te reflecteren op de gevolgen voor rechts(on)gelijkheid indien de ene gedupeerde zich moet wenden tot de Commissie Werkelijke Schade en de andere gedupeerde (de ex-partner) zich voor werkelijke schade moet wenden tot een extern ingehuurd commercieel bureau.

12.3 Gemeenten en VNG

De leden van de CDA-fractie lezen dat de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) aangeeft dat er voldoende voorbereidingstijd nodig is voor gemeenten. Kan de regering aangeven hoeveel tijd dat zou moeten zijn? Ook vragen deze leden de regering een werkwijze te schetsen om tot zoveel mogelijkheid eenduidigheid te komen in de uitvoering en heldere communicatie richting gemeenten. Deze leden zien dat daar in de reguliere hersteloperatie vaak onduidelijkheid optreedt en dat ouders aangeven dat er ongelijkheid zit in steun door verschillende gemeenten. Kan de regering aangeven hoe zij hiermee wil omgaan en of mogelijk een sterkere coördinerende rol richting gemeenten nodig is?

De leden van de CDA-fractie vragen of gemeenten de brede ondersteuning op de vijf leefgebieden van ex-partners er zomaar bij kunnen hebben. Hoeveel extra werk verwachten we hierdoor bij gemeenten? Zij vragen hoe groot de impact is voor gemeenten van deze uitbreiding in taken, en of ze verwachten dit redelijkerwijs waar te kunnen maken. Zij ontvangen graag een nadere beschouwing van de VNG op de uitvoerbaarheid van deze regelingen.

15 EU-aspecten

De leden van de VVD-fractie vrezen dat gedupeerde ondernemers door EU-regels niet een waardig herstel kunnen krijgen, omdat dit mogelijk onder staatssteun kan vallen. Kan de regering duidelijk maken hoeveel ex-partners niet (volledig) gecompenseerd kunnen worden door Europese staatssteunregels? Om welke bedragen gaat dit? En onderzoekt de regering ook alle (onorthodoxe) middelen om deze doelgroep toch volledig te compenseren? Is de regering bereid om naar de EU te gaan om hierover in gesprek te gaan met de Europese Commissie? Is de regering bereid om te laten onderzoeken of het echt als staatssteun gezien zal worden? Is de regering het met deze leden eens dat ook ondernemers erop moeten kunnen rekenen dat de overheid hen zal compenseren voor het aangedane leed?

De leden van de CDA-fractie lezen wederom van de mogelijke strijdigheid met staatssteunregels voor gedupeerde ondernemers. Zij vragen allereerst of überhaupt sprake kan zijn van staatssteun, omdat het karakter van de betalingen een terugbetaling of schadecompensatie is. En mocht er toch sprake zijn van staatssteun, dan zijn zij van mening dat dit mogelijk om gerechtvaardigde staatssteun kan gaan, en vragen of de regering de casuïstiek reeds met de Europese Commissie heeft besproken. Zij vragen of de regering bij de Commissie kenbaar kan maken waarom het gerechtvaardigd is dat inwoners in het kader van de toeslagenaffaire geld uitgekeerd krijgen waar zij recht op hebben, en hiervoor begrip te vragen.

Heeft de regering enig zicht op hoeveel ex-partners compensatie van werkelijke schade mislopen door deze beperkingen in het kader van de staatssteunregels en om welke bedragen het daarbij gaat, zo vraagt het lid van de BBB-fractie?

16 Advies en consultatie

De leden van de VVD-fractie hebben met zorg kennisgenomen van het feit dat de Raad van State waarschuwt voor vertraging indien er niet of nauwelijks buffers zijn voor eventuele tegenvallers. Kan de regering deze uitspraak verder duiden: hoe gaat de regering de uitvoering voorbereiden op mogelijke tegenvallers?

De leden van de VVD-fractie hebben eveneens bezorgd kennisgenomen van de waarschuwing van de Raad van State voor oprekking grenzen van niet-gedupeerden. De leden vragen of er meer niet-gedupeerden onder compensatieregelingen zullen vallen. Zij krijgen ook hun schulden kwijtgescholden. Is de regering bang voor een eventuele aanzuigende werking? Hoe groot wordt het risico op deze werking geacht? Is er een inschatting te maken hoeveel niet-gedupeerden op deze manier onder de compensatieregelingen vallen? En wat kan de regering doen om dit zoveel mogelijk in te perken?

De leden van de VVD-fractie lezen dat er volgens de Raad van State een risico bestaat dat wettelijke termijnen niet gehaald worden door arbeidsmarktkrapte. Hoe reflecteert de regering hierop?

16.1 Raad voor de rechtspraak

De Raad voor de Rechtspraak geeft aan meer rechtszaken te verwachten, zo lezen de leden van de CDA-fractie. Wat is hun verwachting indien deze aanvullende maatregelen niet genomen worden met betrekking tot een gang naar de rechter? Is het niet logisch te veronderstellen dat het aantal rechtszaken in dat geval nog vele malen hoger zal zijn?

16.2 Raad voor Rechtsbijstand

De leden van de CDA-fractie lezen dat de Raad voor de Rechtsbijstand kritisch is op de ingeslagen weg van de hersteloperatie, juridisering en onvoldoende en te late genoegdoening van gedupeerden, die met dit voorstel verder wordt voortgezet. Deze leden merken op dat bij de reguliere hersteloperatie deze kritiek ook vaak is geuit door betrokkenen en dat daar nu een andere manier van werken wordt verkend. Zij hadden het logisch gevonden dat die lessen ook worden meegenomen bij deze aanvullende wetgeving en vragen de regering waarom dit niet meer is gedaan.

18 Evaluatie

Het lid van de BBB-fractie vraagt of de uitbreiding van de vooraankondiging en de verkorting van de zienswijzetermijnen ook worden geëvalueerd en zo ja, wanneer. Wanneer wordt de uitvoering van de regeling voor nabestaanden van overleden kinderen geëvalueerd? Zullen de regelingen uit onderhavig wetsvoorstel ook meegenomen worden in de invoeringstoets?

Naar boven