35 335 Voorstel van wet van de leden Kathmann en Maatoug houdende wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag en enige andere wetten in verband met de invoering van een uniform wettelijk minimumuurloon en enige andere wijzigingen (Wet invoering minimumuurloon)

H BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 januari 2023

Hierbij bied ik u aan het ontwerpbesluit tot uitvoering van de Wet invoering minimumuurloon (Besluit invoering minimumuurloon).

Inhoud ontwerpbesluit

In dit ontwerpbesluit worden technische wijzigingen doorgevoerd in 17 algemene maatregelen van bestuur (amvb’s) die samenhangen met het wetsvoorstel tot invoering van een minimumuurloon. Dit betreft een initiatiefwetsvoorstel van de Kamerleden Kathmann (PvdA) en Maatoug (GroenLinks). Dit voorstel is momenteel in behandeling in Uw Kamer.1

De technische wijzigingen uit het ontwerpbesluit betreffen wijzigingen in amvb’s van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, het Ministerie van Financiën, het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Voor nadere inhoud van het ontwerpbesluit verwijs ik u naar de ontwerp-nota van toelichting.

Voorlegging

De voorlegging geschiedt in het kader van de wettelijk voorgeschreven voorhangprocedure (artikel 18, negende lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, artikel 19ab, vijfde lid, van de Ziektewet, artikel 6, vijfde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, artikelen 1a:1, negende lid, 2:5, zevende lid, 3:1, negende lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, artikel 2, achtste lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, artikel 82a, zevende lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen) en biedt uw Kamer de mogelijkheid zich uit te spreken over het ontwerpbesluit voordat het aan de Afdeling advisering van de Raad van State zal worden voorgelegd en vervolgens zal worden vastgesteld.

Op grond van de aangehaalde bepalingen geschiedt de voordracht aan de Koning ter verkrijging van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State over het ontwerpbesluit niet eerder dan vier weken nadat het ontwerpbesluit aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Een gelijkluidende brief heb ik gezonden aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip


X Noot
1

Kamerstukken I 2021/22, 35 335, A.

Naar boven