Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 februari 2022
Bij brief van 14 januari 2022 heeft de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken mij
verzocht om aan te geven of ik het voorliggende wetsvoorstel ter implementatie van
de EU-klokkenluidersrichtlijn (Richtlijn (EU) 2019/1937) in de huidige vorm handhaaf
of dat ik voornemens ben om één wetsvoorstel voor de implementatie van de EU-richtlijn
en de evaluatie van de Wet Huis voor klokkenluiders in te dienen. Met deze brief reageer
ik op uw verzoek.
Ik wil graag met uw Kamer bezien op welke punten uit de wetsevaluatie het wetsvoorstel
kan worden aangevuld met het oog op verdere versterking van de positie van klokkenluiders.
Dat wil ik graag op korte termijn doen omdat Nederland inmiddels, op 28 januari jl.,
een ingebrekestelling van de Europese Commissie heeft ontvangen (zie bijlage)1. Gelijktijdig met deze brief aan u stuur ik EU-commissaris Reynders een brief met
een verzoek om een gesprek. In dat gesprek zal ik om begrip vragen voor de Nederlandse
situatie en wil ik bewerkstelligen dat Nederland ruimte krijgt voor het zorgvuldig
tot stand brengen van een wet die niet alleen een goede implementatie van de EU-klokkenluidersrichtlijn,
maar ook verdergaande verbetering van de positie van klokkenluiders inhoudt.
Met de ingebrekestelling is de officiële infractieprocedure gestart. Nederland moet
binnen twee maanden op de ingebrekestelling reageren. Op basis van de reactie van
Nederland brengt de Europese Commissie een met redenen omkleed advies aan Nederland
uit. Als Nederland vervolgens in gebreke blijft, maakt de Europese Commissie in beginsel
automatisch de zaak aanhangig bij het Europese Hof van Justitie met mogelijk een forse
boete en/of dwangsom tot gevolg.2 Er is mij veel aan gelegen om een beroepsprocedure bij het Hof met mogelijk serieuze
financiële consequenties te voorkomen.
Ik ga graag spoedig met uw Kamer in overleg om te bezien op welke punten uit de wetsevaluatie
het wetsvoorstel kan worden aangevuld in aanvulling op de wijzigingen die mijn ambtsvoorganger
al bij (eerste) nota van wijziging van 14 december jl. in het wetsvoorstel heeft aangebracht.
Ik wil benadrukken dat het mijn streven is om gezamenlijk binnen afzienbare tijd te
komen tot een wetsvoorstel ter implementatie van de EU-klokkenluidersrichtlijn waarmee
uw Kamer kan instemmen en waarmee tegelijkertijd een beroepsprocedure bij het Hof
wordt voorkomen. Om deze aanpassing van het wetsvoorstel op zorgvuldige wijze te kunnen
doen wil ik, zoals hiervoor beschreven, bij de Europese Commissie begrip kweken.
Tot slot meld ik u dat u mijn reactie op het verzoek van de vaste commissie voor Binnenlandse
Zaken om te reageren op een brief van het Huis voor klokkenluiders van 28 oktober
jl. met als onderwerp «stand van zaken en voortgang Huis voor klokkenluiders» ook
spoedig tegemoet kunt zien.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.G.J. Bruins Slot