35 933 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 met het oog op het tegengaan van enkele mismatches die ontstaan bij de toepassing van het zakelijkheidsbeginsel in de vennootschapsbelasting (Wet tegengaan mismatches bij toepassing zakelijkheidsbeginsel)

D VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIËN1

Vastgesteld 2 december 2021

De memorie van antwoord heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de memorie van antwoord en zij hebben naar aanleiding hiervan nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de memorie van antwoord. Ter voorbereiding van de plenaire behandeling hebben zij nog enkele nadere vragen.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de memorie van antwoord en zij hebben naar aanleiding hiervan nog enkele vragen.

1. Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben een aantal vragen en opmerkingen bij de volgende zin in de memorie van antwoord: «Het kabinet meent dat belastingplichtigen die een bedrijfsmiddel hebben verkregen van een gelieerd lichaam in boekjaren die aanvangen op of na 1 juli 2019 geen gerechtvaardigde verwachting konden hebben dat de fiscale gevolgen die onder het huidige recht gelden, zouden blijven gelden gedurende de gehele afschrijvingstermijn van dat bedrijfsmiddel». Op 3 juli 2019 antwoordde de Staatssecretaris van Financiën (de heer Snels) echter als volgt op de vragen van de heer Nijboer2: «Dus de wet is nog steeds de wet, ik geef er geen rulings voor af en ik ga onderzoeken of ik er misschien überhaupt mee moet stoppen. Dat is eigenlijk in een nutshell de samenvatting van het beleid, maar daarvoor moet ik wel even onderzoek hebben en ik heb gezegd dat ik in 2020 hierover de Kamer nader zal informeren». Kortom, hadden de belastingplichtigen niet juist wel, expliciet geformuleerd, de gerechtvaardigde verwachting dat de fiscale gevolgen gelijk zouden blijven gedurende de gehele afschrijvingstermijn van een bedrijfsmiddel, ook al konden ze er geen rulings meer op krijgen?

De leden van de SP-fractie verwelkomen het wetsvoorstel inzake het tegengaan van mismatches, en daarmee van een bepaalde vorm van belastingontwijking door multinationals, maar zijn van mening dat de werking van het wetsvoorstel onnodig beperkt is en hebben daarom nog enkele vragen. Ten eerste betreuren de leden van de SP-fractie het dat de werking van het wetsvoorstel bepaald is vanaf juli 2019 in plaats van vanaf 1 januari 2017, zoals oorspronkelijk het geval was. De Staatssecretaris van Financiën heeft in het debat met de Tweede Kamer gesuggereerd dat mede voor de latere datum gekozen is omdat bedrijven die het betreft pas vanaf 2019 konden vermoeden dat deze vorm van belastingontwijking aangepakt zou worden. De onderbouwing van deze stelling is de leden van de SP-fractie echter bij het lezen van alle stukken niet duidelijk geworden. Naar mening van deze leden zouden bedrijven er sowieso vanuit moeten gaan dat belastingontwijking onwenselijk is en dus aangepakt zou kunnen worden. Bovendien waren er volgens deze leden in 2017 ook al genoeg signalen dat dit met betrekking tot mismatches bij toepassing van het zakelijkheidsbeginsel zou kunnen gebeuren. Kan de regering precies uitleggen op grond waarvan zij van mening is dat bedrijven dit in 2017 nog niet konden weten? Stond dit niet toen ook al op de (internationale) politieke agenda, zo vragen de leden van de SP-fractie?

2. Flankerende maatregel

Door de heer Gert-Jan de Ruiter is er recent een interessant opiniestuk geschreven in NL Fiscaal3 met de titel: «Artikel 8bd en niet aan VpB onderworpen Nederlandse lichamen: overkill in een mijnenveld?» Graag verzoeken de leden van de VVD-fractie de regering om op het artikel te reflecteren, meer specifiek op de vraag of er uit de genoemde passage uit de memorie van toelichting kan worden afgeleid dat artikel 8bd van de Wet Vennootschapsbelasting 1969 (toch) niet van toepassing is, als de inbrenger een niet belastingplichtig of subjectief vrijgesteld lichaam is.

De memorie van antwoord beschrijft een heldere toelichting op de strekking van het amendement Maatoug c.s. en de reikwijdte van de flankerende maatregel. In verband daarmee hebben de leden van de VVD-fractie een aantal aanvullende vragen. Hoe verhoudt deze regel zich tot het Unierechtelijke antimisbruikleerstuk en de antimisbruikbepalingen in de Fusierichtlijn? Hoe is de bewijslastverdeling bij deze flankerende maatregel geregeld? Hoe verhoudt zich deze bewijslastverdeling tot de bewijslastverdeling in de Fusierichtlijn? En levert dit geen strijd op met EU-recht?

De leden van de CDA-fractie verzoeken de regering om een nadere toelichting te geven op de uitleg in de memorie van antwoord inzake artikel 8bd van de Wet Vennootschapsbelasting 1969 ten aanzien van niet-onderworpen of subjectief vrijgestelde lichamen. Is het werkelijk de bedoeling van dit artikel dat ook bijvoorbeeld vrijgestelde zorginstellingen, overheidsinstellingen en pensioenfondsen geen kapitaalstortingen in natura meer kunnen doen in een belaste dochtervennootschap zonder dat hierdoor een fiscale claim bij die dochter wordt geïntroduceerd (die er voorheen helemaal niet was)? In dit verband vragen deze leden de regering ook om een reactie op het artikel van Gert-Jan de Ruiter in NL Fiscaal4(«Artikel 8bd en niet aan VPB onderworpen Nederlandse lichamen: overkill in een mijnenveld?») en de daarin door deze auteur gedane aanbevelingen.

De leden van de SP-fractie hebben een vraag naar aanleiding van het verworpen amendement van het lid Maatoug c.s. dat beoogde een specifieke antimisbruikbepaling op te nemen (een zogenoemde SAAR: Special Anti Abuse Rule). De Staatssecretaris van Financiën heeft dit amendement ontraden met als argument dat dit via internationale afspraken aangepakt wordt. Kan de regering aangeven om welke internationale afspraken het hier precies gaat? De leden van de SP-fractie ontvangen graag een overzicht van deze afspraken en de status daarvan, inclusief de verwachte wijze en datum van implementatie. En kan de regering voorts aangeven op grond waarvan zij van mening is dat het beter is deze nog nader te definiëren internationale afspraken af te wachten in plaats van in afwachting daarvan het nu ook via dit wetsvoorstel te regelen? Wat zou er volgens de regering op tegen zijn geweest deze antimisbruikbepaling in het nu voorliggende wetsvoorstel op te nemen? Zou een dergelijke SAAR internationale afspraken in de weg staan, zo ja, waarom?

3. Uitvoeringsaspecten

Op vragen van de VVD-fractie antwoordt de regering dat de Belastingdienst risicogericht toezicht houdt. Hoeveel procent van de transacties worden bij risicogericht toezicht beoordeeld, zo vragen deze leden?

4. Gevolgen voor het bedrijfsleven

De leden van de VVD-fractie vragen welke werkgelegenheidseffecten het wetsvoorstel heeft, ervan uitgaande dat ondernemingen die door het wetsvoorstel geraakt worden, Nederland gaan verlaten? Wat zouden daarvan de budgettaire aspecten zijn?

De leden van de commissie zien de beantwoording van voorgaande vragen met belangstelling tegemoet. Zij verzoeken de regering de nota naar aanleiding van het verslag uiterlijk vrijdag 3 december 2021 aan de Eerste Kamer toe te zenden. Onder voorbehoud van tijdige beantwoording achten zij het wetsvoorstel gereed voor plenaire behandeling.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Essers

De griffier van de vaste commissie voor Financiën, Van Dooren


X Noot
1

Samenstelling: Essers (CDA), (voorzitter), Prast (PvdD), Backer (D66), Ester (CU), Faber-van de Klashorst (PVV), Van Apeldoorn (SP), Van Strien (PVV), Jorritsma-Lebbink (VVD), N.J.J. van Kesteren (CDA), Schalk (SGP), Van Rooijen (50PLUS), Adriaansens (VVD), Van Ballekom (VVD), Berkhout (Fractie-Nanninga), Crone (PvdA), Frentrop (FVD), Geerdink (VVD), Karimi (GL), (ondervoorzitter), Van der Linden (Fractie-Nanninga), Otten (Fractie-Otten), Rietkerk (CDA), Rosenmöller (GL), Vendrik (GL), Van der Voort (D66), Raven (OSF) en Fiers (PvdA).

X Noot
2

Kamerstuk II, 2018–2019, 25 087, 244

X Noot
4

Idem

Naar boven