00011 Bepaling van de jaarlijkse uitkering aan de regent

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is ingevolge artikel 37, vierde lid, van de Grondwet een regeling te treffen voor de jaarlijkse uitkering aan de regent;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

De regent ontvangt jaarlijks een uitkering ten laste van het Rijk die in mindering wordt gebracht op de jaarlijkse uitkering aan de Koning.

Artikel 2

De uitkering aan de regent is uit de volgende gedeelten samengesteld:

  • het gedeelte van de uitkering aan de Koning dat betrekking heeft op het inkomensbestanddeel, vermeld onder A van de in het tweede lid van artikel 1 van de Wet financieel statuut van het koninklijk huis opgenomen tabel, verminderd met het gedeelte van het bedrag van de uitkering aan de echtgenoot of echtgenote van de Koning vermeld onder A van deze tabel;

  • het gedeelte van de uitkering aan de Koning dat betrekking heeft op de personele en materiële uitgaven, vermeld onder B van de in het tweede lid, van artikel 1 van de Wet financieel statuut van het koninklijk huis opgenomen tabel, verminderd met een tiende deel hiervan.

Artikel 3

De in de artikelen 1 en 2 bedoelde uitkering is vrij van persoonlijke belastingen.

Artikel 4

Bij koninklijk besluit kan aan de regent ten laste van het Rijk een woon- en werkverblijf tot gebruik ter beschikking worden gesteld.

Artikel 5

De Wet van 2 december 1981, houdende bepaling van de som voor de kosten van het regentschap (Stb. 1981, 730), wordt ingetrokken.

Artikel 6

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

De Minister van Financiën,

Naar boven