Noot 1 (zie blz. 4644)
Interpellatievragen van het lid De Hoop Scheffer (CDA) aan
de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de minister-president
over uitspraken van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over
de zogeheten «pil van Drion». (Ingezonden 19 april 2001)
Vragen aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport:
1
Heeft de minister het interview zoals dat staat afgedrukt in de NRC van
zaterdag 14 april jl. geautoriseerd?
2
Staat de minister nog achter haar uitspraak in een interview met de Volkskrant
van 16 juli 1999, waarin zij stelt dat: «Ik ben tot mijn eigen grenzen
gegaan. Als ik in mijn eentje in het kabinet zat, zou ik het niet verder willen
versoepelen.»?
3
Zo ja, hoe beoordeelt zij haar interview in de NRC in het licht van die
uitspraak?
Vragen aan de minister-president:
1
Heeft de minister van Justitie namens het kabinet gesproken toen hij in
het debat over de Euthanasiewet in de Tweede Kamer op 27 november 2000 in
reactie op het interview van mevrouw Borst in het NOS-Journaal stelde dat
hij het debat over de pil van Drion «niet voornemens was in de komende
twee jaar te entameren.»?1
2
Heeft de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport namens het kabinet
gesproken toen zij in de schriftelijke behandeling ter voorbereiding op het
debat over de Euthanasiewet in de Eerste Kamer stelde dat de regering over
zaken die nog door de rechter moeten worden behandeld, zoals de zaak Brongersma,
niet rept.?2
3
Heeft de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport namens het kabinet
gesproken toen zij in de NRC van 14 april jongstleden stelde over de tegenstemmers
van de Euthanasiewet: «Daar ben ik ieder contact mee kwijt, met mensen
die zo denken.»?
4
Zo ja, hoe verhoudt zich dat tot de eerdere uitspraak van de premier dat
hij een «premier voor alle Nederlanders is»?
5
Zo neen, deelt de premier de mening dat de kwaliteit van de democratie
mede wordt bepaald door de manier waarop de meerderheid rekening houdt met
de minderheid?
6
Heeft de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport namens het kabinet
gesproken toen zij in de NRC van 14 april jl. over stervenshulp stelde «dat
we stervenshulp net als het staken van een behandeling tot normaal medisch
handelen rekenen.»?
7
Zo neen, wat is het kabinetsstandpunt in dezen en hoe beoordeelt de premier
deze uitspraak?
8
Heeft de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport namens het kabinet
gesproken toen zij in de NRC van 14 april jl. stelde dat «De 'ondraaglijkheid'
van lijden is subjectief, daarover kan alleen de betrokkene zelf oordelen.»?
9
Zo neen, wat is het kabinetsstandpunt in dezen en hoe beoordeelt de premier
deze uitspraak?
10
Heeft de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport namens het kabinet
gesproken toen zij in de NRC van 14 april jl. over de pil van Drion stelde:
«Ik ben er niet tegen als het zo zorgvuldig geregeld kan worden dat
het alleen die hoogbejaarden betreft die klaar met het leven zijn.»?
11
Zo neen, wat is het kabinetsstandpunt in dezen en hoe beoordeelt de premier
deze uitspraak?
12
Heeft de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport namens het kabinet
gesproken toen zij in de NRC van 14 april jl. over de pil van Drion stelde:
«Over dit onderwerp moeten we een uitvoerige maatschappelijke discussie
hebben.»?
13
Zo neen, wat is het kabinetsstandpunt in dezen en hoe beoordeelt de premier
deze uitspraak?
14
Hoe beoordeelt de premier de uitspraken van de minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport in het licht van de nationale en internationale discussie
over de door het parlement aangenomen Euthanasiewet?
15
Hoe beoordeelt de premier de uitspraken van de minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport in het licht van de eenheid van kabinetsbeleid?
16
Deelt de premier de mening dat daar waar «mensen zich te pletter
vervelen» en «kind nog kraai hebben» de politiek, en zeker
de minister van Volksgezondheid, de ambitie zouden moeten hebben de samenleving
zodanig te verbeteren dat er meer aandacht en genegenheid is voor mensen die
zorg behoeven, eenzaam, dan wel depressief zijn?
1 Handelingen II, Vergaderjaar 2000–2001, nr. 27, blz.
2254.
2 Kamerstuk 26 691, nr. 137b.