Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten c.a. 1998 (fiscale milieuversterking) (25689).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Giskes (D66):

Mijnheer de voorzitter! Het wetsvoorstel over fiscale milieuversterking klinkt veelbelovend en is natuurlijk een wetsvoorstel dat met groot gejuich in onze fractie is ontvangen, wetende dat er binnen het kabinet wordt nagedacht over wat wij in zijn totaliteit op het gebied van milieu en fiscaliteit kunnen doen. Wij kijken vol verwachting uit naar dit onderdeel van de vandaag al een paar keer gepasseerde verkenning van de 21ste eeuw.

Wij zijn er nog niet helemaal gerust op. Wij hebben echter geen reden om eraan te twijfelen dat er prachtige dingen in staan. Daarom is het waarschijnlijk verdedigbaar dat er nu een wetsvoorstel ligt waar wat ditjes en datjes worden geregeld onder het motto "alle beetjes helpen". Natuurlijk zijn wij in principe voor iedere maatregel die een goed doel dient. Daar kijken wij met welwillende belangstelling naar. Van onze kant zijn er geen opmerkingen die afbreuk doen aan dit wetsvoorstel. Wij hebben nog wel een aantal vragen.

Wij hadden gedacht dat de auto van de zaak in het onderhavige wetsvoorstel zou terugkomen. Het wordt vooruitgeschoven naar de verkenning 21ste eeuw. Verleden jaar heb ik er een flink verhaal over gehouden. Ik zal dat thans niet doen. Ik hoor graag bevestigd dat serieuze voorstellen zullen worden ingediend.

Voorzitter! Er wordt een op het oog ingewikkeld voorstel gedaan om in de belasting op personenauto's een milieuaspect in te brengen door flink te gaan variëren. Het streven ondersteunen wij zeer. Wij hebben ons afgevraagd of je niet op het extreme moet gaan zitten: heel zuinig of niet. Vertroebel je niet het beeld en daarmee ook de doelstellingen als je ook "relatief zuinig" erin gaat halen? De verschillen tussen de verschillende soorten zuinigheid worden steeds kleiner gemaakt, waardoor minder op dat soort verschillen wordt gelet. Wij stonden voor dat dilemma. Alles overziende en zeker wetend dat de heel zuinige auto's die aan de Europese normen voldoen nog niet aanwezig zijn, meen ik dat wij maar moeten doorgaan op deze weg, ook al wordt er door de autoverkopende branche wat moeilijk over gedaan. Ik heb van de staatssecretaris begrepen dat er een soort akkoord is bereikt op het punt van de afmetingen. Als dat werkbaar is, dan steunen wij dat. Wij zijn benieuwd naar de uitwerking en naar het effect van deze maatregelen. Wij dringen erop aan dat er wordt geëvalueerd.

Ik kom over de multimobiliteitskaart of ketenkaart te spreken. Het is op zichzelf een goed idee. Zou je niet de laatste beetjes bijtellingen eruit moeten halen? De staatssecretaris antwoordt dat er reden is om dat per 1 januari 1999 te heroverwegen. Kan hij nog eens uitleggen waaraan hij precies denkt? Waarom kan dan wel en nu niet tot een dergelijke conclusie worden gekomen? Het is onzes inziens zeer belangrijk dat dit soort gedachten die in de markt aan het ontstaan zijn worden gestimuleerd in plaats van afgeremd.

Voorzitter! Ik heb met grote steun van anderen in de Kamer een amendement ingediend, dat ertoe strekt dat het bodemtarief in de BPM (10%) niet geldt voor oldtimers, auto's die ouder zijn dan 25 jaar. Ik blijf trouw aan principes die ik ook op andere fronten op dit punt heb geuit. Ik hoor graag hoe de staatssecretaris erover denkt.

Voorzitter! Een ander deel van dit wetsvoorstel betreft de elektriciteit opgewekt door afvalverbrandingsinstallaties. Het is een onderwerp dat veel in de sfeer van VROM wordt besproken. Wij hebben het gevoel dat dit soort elektriciteit niet moet worden geschaard onder de duurzame elektriciteit. Wij begrijpen de overweging dat er biomassa wordt verbrand. Het kan slechter. Voorgesteld wordt om het 50% minder te belasten. Wij vinden dat bij nader inzien erg royaal. Wij zouden graag zien dat heel goed wordt vastgelegd dat die tegemoetkoming ten goede komt van de ontwikkeling van duurzame energie. Als dat niet goed kan worden gegarandeerd, dan menen wij dat het percentage van 50 naar beneden moet. Eigenlijk is 10% dan al gauw het maximum. Ik hoor graag van de staatssecretaris hoe ik daar tegenaan moet kijken.

Ook investeringen in het buitenland zouden in aanmerking moeten kunnen komen voor groen beleggen. Mijn fractie steunt dat idee op zichzelf zeker. Ik zou alleen iets preciezer willen weten hoe de controle op dat soort investeringen gaat plaatsvinden. Ons is gebleken dat je zo gauw je bananen in Ghana gaat kweken, al in aanmerking kunt komen voor groen beleggen of in ieder geval meent een aanvraag daarvoor te kunnen indienen. Dat lijkt mij niet de bedoeling.

Ik heb in de schriftelijke ronde een "ongewenste noviteit" voorgesteld, in de vorm van een negatieve energiebelasting. Het is altijd heel moeilijk aan mensen uit te leggen dat groene stroom duurder is dan gewone stroom, terwijl groene stroom toch zo goed is voor het milieu. De staatssecretaris stelt voor in de energiebelasting tot een nultarief voor dat soort stroom te komen. Al doordenkend vroegen wij ons af of je dan niet zelfs een negatief tarief kunt verzinnen, alles onder het motto "maak de prijsverschillen maar zo klein mogelijk". Ik heb inmiddels begrepen dat er allerlei haken en ogen aan zouden kunnen zitten. Om die reden heb ik het idee nog niet verwoord in een motie of wat dan ook. Heel graag hoor ik van de staatssecretaris een andere beschouwing over de wenselijkheid van zoiets. Ik vind het argument dat je iets nieuws introduceert in de principes van de belastingwetgeving niet zo heel overtuigend. Wij praten ook over de mogelijkheid van negatieve inkomstenbelasting als serieuze mogelijkheid. Ik kan mij voorstellen dat je voor een ander goed doel ook best eens zoiets kunt bedenken.

De heer Crone (PvdA):

Voorzitter! Ook ik betuig namens mijn fractie veel steun aan de wetsvoorstellen, omdat wij hierin een goede voortzetting zien van de discussie over milieu en economie en het stimuleren van schone technologie en dergelijke.

Wij zijn blij met de specifieke fiscale maatregelen, ook al zijn het vaak kleine prikkels. Wij willen in de mobiliteitsmarkt een schifting tot stand brengen tussen schoon gedrag en bijvoorbeeld het kopen van minder schone auto's. Het zijn vaak kleine prikkels, maar er wordt wel een schifting aangebracht die in de showrooms zichtbaar zal worden. De mensen krijgen een prikkel om in een bepaalde prijsklasse of een gewichts- of grootteklasse de zuinige variant te nemen. Daarmee kan een trend in het koopgedrag omgekeerd worden. Mensen zouden meer zware auto's, meer auto's met voorwiel- aandrijving en noem maar op kunnen kopen. Het zijn kleine stapjes, maar ik ben er zeer tevreden over.

Bij iedere regeling is er altijd kritiek van praktische aard. In dit geval vinden wij die niet overtuigend. Positief gezegd: het kabinet geeft terecht aan dat er vrij robuuste criteria zijn, met als resultaat vrij robuuste lijsten wanneer men wel of niet in de kortingsregeling valt. Auto's die later op de markt komen worden uiteraard daarin ingevoegd. Je hoeft niet, zoals Bovag en RAI hebben gesuggereerd, voor iedere nieuwe auto de lijst te veranderen.

De heer Hoogervorst (VVD):

Bestaan die lijsten al? Ik heb nog niets gezien.

De heer Crone (PvdA):

Die lijsten worden ontwikkeld. Ik heb mij erin verdiept hoe zij er bij RAI en Bovag uit zouden kunnen zien. Iedereen blijkt er wel vertrouwen in te hebben dat het kan.

De heer Hoogervorst (VVD):

U zegt dat er robuuste criteria zijn. Wij moeten nu iets goedkeuren zonder dat wij die criteria zien. Er wordt vaag op gepreludeerd door de staatssecretaris, maar wij hebben nog geen criterium gezien. Hoe kunnen wij nu vaststellen of het robuust is?

De heer Crone (PvdA):

Wij hebben de rapportage van de commissie-Van der Vaart gehad, maar dat is meer dan enige maanden geleden, ik geloof zelfs vorig jaar. Ik heb gesprekken gehad met mensen die in de commissie hebben gefunctioneerd en ook met de RAI-Bovag. Zij waren toen zeer enthousiast over dit soort regelingen. Ik heb er alle vertrouwen in dat wat zij toen mij verteld hebben heel eenvoudig te doen is.

De heer Hoogervorst (VVD):

Maar u bent het met mij eens dat er op dit moment nog niet zichtbaar voor ons een lijst met criteria is.

De heer Crone (PvdA):

De criteria zijn er: de omvang van de auto, het gewicht, noem maar op.

De heer Hoogervorst (VVD):

Volgens de begeleidende teksten speelt gewicht geen rol. U weet blijkbaar ook niet wat de criteria zijn.

De heer Crone (PvdA):

Nee, maar er komen natuurlijk ministeriële regelingen, die wij nog kunnen bekijken. Wij nemen nu echter de hoofdbeslissing dat wij het een goede route vinden. Dat is het punt waar ik zeer tevreden over ben.

Wel vind ik het jammer dat voorzieningen zoals airconditioning die niet aan de auto kunnen worden toegerekend omdat zij niet in de BPM zitten, erbuiten vallen. Dit zijn vaak energievretende voorzieningen. Ik moet mij erbij neerleggen, want dit probleem is al eerder ontstaan en niet bij deze regeling. Als airconditioning al bij de aankoop van de auto wordt meegeteld, valt die onder de BPM en is de auto dus toch al duurder. Kennelijk zit er een structuurfout in de BPM. Ik vraag de minister dit op korte termijn eens te bekijken omdat hierbij de hele structuur van de BPM in het geding is.

Ik vind het altijd prima als brancheorganisaties principiële en praktische kritiek hebben. Ik wil echter wel kwijt dat het een omkering is van wat ik had verwacht, dat Bovag en RAI zich sterk tegen deze regeling verzetten. Men schrijft letterlijk dat men niet afhankelijk wil zijn van het aanbod van een concurrent om wel of niet voor de BPM-korting te worden genomineerd. Natuurlijk gaat het er juist om dat de concurrentie die een schonere auto heeft, een prikkel geeft aan anderen om een schonere auto op de markt te brengen. De regeling is juist hiervoor bedoeld. Jarenlang hebben RAI en Bovag benadrukt dat wij geen autootje moeten pesten en het rijden niet moeten ontmoedigen, dat er geen milieuprobleem is omdat auto's schoner worden en dat de overheid een beleid moet ontwikkelen om de auto schoner te maken. Wat doen zij echter nu? Zij vluchten weg in algemeenheden zoals het feit dat Europa niet meedoet, en in praktische kritiek. Ik vind dit buitengewoon teleurstellend, maar ik laat het voor wat het is, want gelukkig hebben wij hier een beter afwegingskader.

Er is een ontwikkeling gaande van fietsen met elektrische ondersteuning, waarvan er in Japan overigens al 200.000 rijden. De heer Kamp van de VVD heeft in Kamervragen voorgesteld dat deze niet als motorrijtuigen worden beschouwd. Ik vraag de staatssecretaris of hiermee ook de weg kan worden geopend of misschien zelfs vanzelfsprekend is dat deze fiets onder de fiscale fietsbevorderingsregelingen valt. Dat zou buitengewoon effectief zijn, omdat hierdoor de fiets ook voor langere afstanden in het woon-werkverkeer zeer aantrekkelijk wordt, wat helpt voor de doelstellingen van milieu en congestiebestrijding. Daar zal de heer Hoogervorst het mee eens zijn.

De heer Hoogervorst (VVD):

Misschien kan de staatssecretaris dan ook de Solex erbij betrekken. Ik weet niet of die nog bestaat, maar dat lijkt mij wel aardig.

De heer Crone (PvdA):

Hieruit blijkt dat u niet serieus wilt nemen wat er aan de hand is. Ik zal er dan ook niet op ingaan.

Er wordt een vennootschapsbelastingplicht voor energiebedrijven ingevoerd. Wij staan hierachter, want deze bedrijven gaan in de markt opereren en moeten dan ook een gelijke behandeling krijgen als andere marktpartijen. Ik stel het kabinet nog wel een paar vragen hierover. Welke fasering heeft het kabinet hierbij voor ogen? Iedereen heeft het over fasering, ook het kabinet. Wanneer denkt het kabinet deze maatregel te effectueren? Komt daar een staffeling in, zoals vaker is gebeurd voor bedrijven die als nutsvoorziening naar de markt gaan? Dit betekent dat zij eerst een aantal jaren een laag tarief betalen en pas daarna een hoog tarief. Dit lijkt mij van belang omdat het ernaar uitziet dat de marktwerking in de sector zelf vertraagd wordt. Wij halen waarschijnlijk niet de oorspronkelijke datum van 1 april 1998.

Vanuit de sector wordt erover geklaagd dat zij ongelijk behandeld zal worden in verband met de goodwill en de precariorechten. Gelijke behandeling is een voorwaarde voor iedere vorm van fiscale wetgeving. Is de klacht juist? Het kabinet schrijft dat deze niet juist is, omdat het voor andere nutsbedrijven op dezelfde wijze is gegaan als het kabinet nu voorstelt. Kennelijk is de ene gelijke behandeling niet gelijk aan de andere gelijke behandeling. Kan de staatssecretaris dit toelichten?

De waterbedrijven worden in de wet niet uitgesloten van de vennootschapsbelastingplicht, terwijl dit wel de bedoeling was. Is de staatssecretaris van mening dat dit een technische correctie van de wet, in het bijzonder van artikel III, behoeft?

In samenhang met de opbrengst van de vennootschapsbelasting wordt het plafond van de energie-investeringsaftrekregeling verhoogd. Gelukkig haalt het kabinet dit bedrag naar voren; of de opbrengst er nu wel of niet is, dit mag al in aftrek komen. Welke bedrijven kunnen dit echter aftrekken als er nog geen vennootschapsbelastingplicht is? Wat is de feitelijke waarde van deze tegemoetkoming, die weer van groot belang is om de energiedoelstellingen te halen? Verder zou minister Wijers pogen het voordeel van deze energieaftrekregeling door te sluizen naar gezinnen die voordeel hebben van groene stroom of energiebesparing. Er wordt nu kortheidshalve gezegd dat het overleg op dit punt niet tot resultaat heeft geleid, maar het was toch wel onze bedoeling. Welke andere mogelijkheden zijn er dan en wil de staatssecretaris bevorderen dat dit toch nog op de een of andere manier gebeurt?

Net als D66 bevalt het ons ook niet dat we nu het afval uit afvalverbrandingsinstallaties – ook al is er een biomassafractie – met de schijn van duurzame energie zouden gaan bevoordelen. We zijn wel voor extra middelen in dit kader voor het efficiënter maken van de afvalverbranding. Maar daarmee is het nog geen duurzame energie en zou het wat ons betreft ook zeker niet mogen vallen in de categorie groene stroom, waar mensen nu vaak extra voor betalen om die te krijgen. Het kabinet heeft hier misschien onbewust rekening mee gehouden, want deze tegemoetkoming zit wel in de Wet regelende de energiebelasting maar niet in artikel 36, O, over duurzame energie. In artikel 36, R, van die wet komen de woorden "duurzame energie" gelukkig niet voor. Ook in de memorie van toelichting wordt daar geen melding van gemaakt. Is de staatssecretaris het met mij eens dat wij hier niet nu achteloos de beslissing hebben genomen dat deze biomassaverbranding duurzame energie als definitie heeft? Als wij het daarover eens zijn, is mijn probleem weg en kan men het ook niet als groene stroom gaan verkopen.

Voorzitter! In al het overleg in de Kamer is het altijd de bedoeling geweest dat ook de projecten van particulier en agrarisch natuurbeheer onder de groenfinanciering vallen. Maar ze worden hier niet expliciet zo genoemd. Ik mag toch aannemen dat de staatssecretaris de opvattingen van de Kamer – die ook vaak ter sprake zijn gekomen in het overleg met de Kamer – deelt, dat deze hier wel onder begrepen zijn. In het debat met minister Van Aartsen hebben wij er steeds over gesproken dat het in de bestaande regelingen niet alleen gaat om projecten van algemene aard maar ook om projecten van particulier en agrarisch natuurbeheer. Die zijn nu echter niet als zodanig opgenomen in de wetstekst en de onderliggende ministeriële uitvoeringsregelingen. Heeft het kabinet vergeten dat zo te vermelden of is het niet nodig, omdat het impliciet daarin is begrepen?

De heer Reitsma (CDA):

In het wetsvoorstel zit onder andere al het belastingvrij maken van subsidie die wordt gebeurd op agrarisch natuurbeheer. Ik vind dat een heel positieve maatregel. Maar wat wilt u daarnaast nog? Uw vraag is mij onduidelijk. Het zou alleen kunnen zijn als een agrariër grond of natuur aankoopt waar hij geen vergoeding van de Staat voor krijgt maar waarin hij toch gestimuleerd wordt. Ik weet echter niet of dit in de praktijk nog veel voorkomt.

De heer Crone (PvdA):

Ik begrijp uit artikel 2, dat de publiekrechtelijke rechtspersonen hierin een rol spelen. Het gaat mij dan om de particuliere en agrarische natuurbeheerders. Vallen zij nu wel of niet onder de regeling? Dan zijn we klaar, want dat willen we juist.

De voorzitter:

Hoever bent u met uw tekst? U had voor twaalf minuten ingeschreven en dat zijn er inmiddels twintig geworden!

De heer Crone (PvdA):

Voorzitter! Wanneer er bij particulier beheer financieringsondersteuning plaatsvindt door banken, moeten deze dan ook niet betrokken worden in de financieringsondersteuning voor langdurige projecten? Deze ondersteuning is vaak namelijk een logisch verlengde of zelfs een noodzaak om deze projecten particulier te kunnen opzetten. Een financieringsconstructie, zoals door Fagoed ontwikkeld, is een hulpmiddel, dat in de gelijke financiële voordelen moet kunnen delen.

De heer Schutte (GPV):

Voorzitter! Het voorstel om door middel van gerichte maatregelen een verdere vergroening in het belastingstelsel te brengen, wordt door mij positief ontvangen. De maatregelen zijn voor een belangrijk deel gericht op het stimuleren van het gebruik van het openbaar vervoer en de fiets en op inperking van de mobiliteit. Als gevolg van de uitbreiding van de regeling inzake groen beleggen kunnen voortaan ook fietsprojecten met behulp van groenfondsen worden gefinancierd. Op zichzelf is dat prima. Betekent dit dat alle fietsprojecten als groenproject kunnen worden aangemerkt, dus ook de aanleg van een fietspad door natuurgebied? Of moet het fietspad zijn bedoeld voor gebruik door woonwerkverkeer?

De fiscale stimulering van het thuiswerk blijft beperkt tot een faciliteit voor telewerken. Ik heb begrip voor het streven van de staatssecretaris om het gebruik van computers en dergelijke te stimuleren, maar ik vraag mij af waarom deze regeling tot telewerken moet worden beperkt. Vorig jaar is immers al een fiscale maatregel tot stand gekomen om de aanschaf van computers te stimuleren. Ongetwijfeld zal veel thuiswerk met behulp van de computer plaatsvinden, maar de primaire doelstelling van de voorliggende regeling is het beperken van het woon-werkverkeer door middel van thuiswerk. Werkgever en werknemer moeten overeenkomen dat het werk thuis kan worden verricht. Waarom wordt de wijze waarop het thuiswerk kan plaatsvinden dan niet aan de werkgever en werknemer overgelaten? Zal een ruimere regeling niet effectiever zijn?

In het voorstel wordt een faciliteit neergelegd om werknemers met een multimobiliteitskaart tegemoet te komen teneinde het gebruik van het openbaar vervoer te stimuleren. In de schriftelijke voorbereiding heb ik geconstateerd dat werknemers met een multimobiliteitskaart en een auto van de zaak nog steeds worden geconfronteerd met een dubbele bijtelling. Werknemers met alleen een auto van de zaak zijn financieel beter af, omdat hun bijtelling beperkt blijft tot de auto. Ik ben blij dat de staatssecretaris dit inziet en de intentie heeft om de bijtelling van het openbaarvervoerdeel te schrappen. Dit zal ook moeten gelden voor andere openbaarvervoergebruikers met een door de werknemer verstrekte openbaarvervoerkaart. Ongetwijfeld hangt hieraan een prijskaartje. Kan als mogelijke dekking van deze meerkosten worden bekeken of en, zo ja, in welke mate gebruikers van lease- en zakenauto's fiscaal kunnen worden afgerekend op het aantal privé-kilometers dat wordt gereden?

De verhoging van het openbaarvervoerforfait met ƒ 200 oogt sympathiek, maar is naar mijn inschatting niet meer dan kruimelwerk. Het hiervan te verwachten effect is niet zo hoog. Ik ben er niet van overtuigd dat hierdoor een substantieel aantal werknemers over de streep wordt getrokken om voortaan gebruik te maken van het openbaar vervoer. Deze maatregel is hooguit een aardig douceurtje voor de huidige openbaarvervoergebruiker. Dat is natuurlijk nooit weg, maar daarvoor is het niet primair bedoeld. Kan de staatssecretaris aangeven wat naar zijn inschatting het effect van deze maatregel kan zijn?

De gedachte om carpoolen te stimuleren door de werkgever de mogelijkheid te bieden aan carpoolende werknemers een onbelaste meerijbonus te verstrekken, kan op zichzelf worden ondersteund. Wel heb ik er moeite mee dat de werkgever volledig vrij wordt gelaten in de wijze waarop aan de fiscus moet worden aangetoond dat aan de voorwaarden wordt voldaan. Het is nog maar afwachten of de fiscus daarmee genoegen neemt. Uit het oogpunt van rechtszekerheid en om de fiscus een optimale controlemogelijkheid te bieden, lijkt het mij wenselijk dat de werkgever wordt verplicht de carpoolregeling in een overeenkomst vast te leggen. Ik krijg hierop graag een reactie van de staatssecretaris.

Voorzitter! U begrijpt dat mijn kritische vragen op onderdelen passen in het kader van een positieve grondhouding tegenover een groener belastingstelsel. Wat dat betreft ben ik kennelijk wat coöperatiever ingesteld dan de VVD-fractie, die via amendering de onderdelen met een vlekje uit het wetsvoorstel wil wippen. Maar ja, blauw en groen gaan nu eenmaal niet zo makkelijk samen.

De voorzitter:

Ik had bij het meten van de tijd die de heer Crone gebruikte een fout gemaakt, waarvoor mijn verontschuldigingen. Ik wil niet zeggen dat het nooit meer zal gebeuren, maar ik zal dat tot het uiterste beperken.

De heer Hoogervorst (VVD):

Voorzitter! Wij zijn verheugd dat het belastingplan na aandringen van de Raad van State is opgesplitst in drie min of meer samenhangende wetsvoorstellen, waarvan dit er eentje is. Dat geeft ons de gelegenheid een separaat politiek oordeel uit te spreken over het wetsvoorstel inzake fiscale milieuversterking. Dat oordeel zal niet onverdeeld positief zijn; dan druk ik mij mild uit.

Een oud spreekwoord zegt: de weg naar de hel is geplaveid moet goede voornemens. Dat zal de heer Schutte ook aanspreken. Enigszins gechargeerd, zou je dat spreekwoord van toepassing kunnen verklaren op dit wetsvoorstel, in die zin dat door nobele milieudoelstellingen de integriteit van het fiscale stelsel dreigt te worden aangetast. Laat ik vooropstellen dat ook de VVD van mening is dat het belastingstelsel benut mag worden om nevendoelstellingen als het milieu te dienen, zolang de fiscaliteit er zelf maar niet onder lijdt. Van het voorliggende wetsvoorstel is het daarnaast positief dat het merendeel van de maatregelen belonend is en niet bestraffend. En dat is al een hele vooruitgang. Er wordt ons zelfs een nettolastenverlichting van 125 mln. voorgeschoteld. Toch heb ik als VVD'er de neiging om bij deze belastingverlaging te zeggen: neen, dank u wel. Daar moeten dus wel heel goede redenen voor zijn.

Ik begin met een aantal maatregelen uit dit wetsvoorstel die wij wel ondersteunen. Ik noem onder andere de vrijstelling voor vergoedingen voor particulier natuurbeheer en de BPM-korting van ƒ 2500 voor zeer zuinige auto's. De laatste maatregel is eenvoudig en vooralsnog ook erg goedkoop, omdat geen enkele auto aan de voorwaarden voldoet. Ook de introductie van een bodemtarief in de BPM juichen wij toe, omdat hiermee de invoer van vervuilende auto's wordt afgeremd. De verhoging van de energie-investeringsaftrek spreekt ons ook aan in combinatie met de invoering van een vennootschapsbelastingplicht voor energiebedrijven. Kan de staatssecretaris aangeven in welke fasering de invoering hiervan zal plaatsvinden? Voor het overige sluit ik mij aan bij de vragen die de heer Crone over deze kwestie heeft gesteld in verband met de precariorechten en dergelijke. Ook kunnen wij instemmen met de voorgestelde veranderingen in de WBM. Er zijn dus nogal wat punten waar wij heel goed mee kunnen leven.

Nu kom ik echter op de negatieve punten. Het groen beleggen lijdt een beetje onder zijn eigen succes. Er schijnt meer vraag naar te zijn dan er producten kunnen worden aangeboden in de sfeer van groen beleggen. Dat is niet zo verwonderlijk, want dat groen beleggen past precies in de Nederlandse traditie van de dominee en de koopmansgeest. Wie wil er niet een extra centje verdienen en tegelijkertijd van binnen een warm milieugevoel krijgen? Het wordt echter steeds moeilijker om nieuwe groenprojecten te verzinnen. Daarom trekt het kabinet alle registers open. Wij gaan nu groen beleggen in Oost-Europa en ontwikkelingslanden. De ministers van Buitenlandse Zaken, van VROM en zelfs voor Ontwikkelingssamenwerking moeten eraan te pas komen om deze regelingen uit te voeren. Gaan wij niet een beetje te ver? Als je het dan toch doet – wij zijn daar dus tegen – zou de fiscale derving die daarmee gemoeid is dan niet gevoegd moeten onder het plafond van de HGIS, de homogene groep internationale samenwerking?

Ook de aanleg van fietsinfrastructuur door lokale overheden wordt onder groen beleggen gebracht. Het Rijk gaat via de fiscaliteit dus rentesubsidies verlenen aan de lokale overheden. Volgens het kabinet kan de gemiddelde Nederlander al niet meer zonder fiscale faciliëring een fiets kopen. Wij hebben immers de leasefiets. En nu kunnen de lokale overheden al niet meer zonder fiscale faciliëring een fietspaadje aanleggen. Waar zijn wij nou mee bezig?

Ik kom op de tweede maatregel waar wij problemen mee hebben. De belastingvrije vergoeding voor de inrichting van de telewerkplaats thuis is op zichzelf een sympathieke maatregel. Ik sluit ook niet uit dat fractieleden van de VVD zich daar wel eens positief over hebben uitgelaten. Uit het oogpunt van bestrijding van de mobiliteit is het op zichzelf lovenswaardig om het telewerken thuis te stimuleren. De vereiste dat ten minste één dag per week thuis moet worden gewerkt, lijkt echter niet te controleren. Een schriftelijk contract tussen werknemer en werkgever over het telewerken kan door de belastingdienst niet op naleving worden gecontroleerd. Naar onze mening begeeft de fiscus zich hiermee op een glijdend pad. Ik heb namens mijn fractie dan ook een amendement ingediend om dit te voorkomen.

Ook de vereenvoudiging en de verruiming van de carpoolregeling is op zichzelf een sympathieke maatregel. Ik heb begrepen dat minister Jorritsma hier ook een warm voorstander van is. Carpoolen is goed en carpoolen moet. Alle carpoolers behouden hun reiskostenforfait – daar zou de VVD natuurlijk hartstikke vóór moeten zijn – en komen bovendien in aanmerking voor een belastingvrije meerijbonus. Maar ook hier is de controle op de naleving een levensgroot probleem. Ik meen dat de staatssecretaris dat gewoon moet erkennen. De controle wordt volledig bij de werkgever gelegd. De RCO heeft al laten weten dat dit in de praktijk niet mogelijk is. Van geen enkele werkgever kan verlangd worden te controleren of drie of vier werknemers minimaal 120 dagen per jaar in één auto naar het werk gaan. De staatssecretaris zal toch niet willen voorstellen bij elke fabriekspoort een belastinginspecteur neer te zetten? Wat je niet kunt controleren, moet je niet invoeren. Zo simpel is het volgens ons. Ook hierover hebben wij een amendement ingediend.

Voorzitter! Ik kom toe aan de BPM-korting voor relatief zuinige auto's. Als relatief zuinig Kamerlid van een relatief zuinige partij zou ook dit punt mij aan moeten spreken. Maar ook hiermee hebben wij problemen. Auto's die binnen een bepaalde klasse zuiniger zijn dan andere, krijgen een BPM-korting van ƒ 1250. De staatssecretaris zegt dat het om een eenvoudige regeling gaat, evenals de heer Crone. Maar bij het uitleggen van de criteria die hiervoor gehanteerd zouden moeten worden, raakte de laatste in de war. Ik denk dat dat erg moeilijk zal worden. Ten eerste moet de classificatie van relatief zuinige auto's in ieder geval om de twee jaar worden aangepast. Omdat de automarkt zo snel verandert, sluit de staatssecretaris zelfs niet uit dat aanpassing frequenter zal moeten gebeuren. Voorzover het grote criterium dat men wil gaan gebruiken toch nog eenvoudig is, zal zij ertoe leiden dat op grond van beperkte verschillen grote concurrentieverstoringen kunnen optreden. Ik verwijs naar het voorbeeld van RAI-Bovag van de stationwagon. Omdat daar een verlengstuk aan zit, zal een stationwagon op grond van deze regeling snel voor subsidie in aanmerking komen, terwijl deze auto natuurlijk meer benzine gebruikt dan de compacte uitvoering van dezelfde auto. Graag hoor ik hierop het commentaar van de staatssecretaris. Wij hebben het gevoel dat hier sprake is van doorgeschoten instrumentalisme. Ook dit wijzen wij af.

De heer Crone (PvdA):

Ik ben door uw collega's en misschien ook wel door uzelf, voortdurend achtervolgd: er moest gezorgd worden voor zo'n zuinige auto's. Hoe meer financiële prikkels, hoe beter. Ik heb altijd gezegd dat dit niet de meest kosteneffectieve manier is. Integendeel, het CPB zegt ook steeds dat de duurste manier van milieubeleid het geven van subsidies is. De VVD wilde dat altijd. Nu komt puntje bij paaltje, en nu mag het weer niet. Dan kun je bij iedere fiscale regeling, van welke aard dan ook, zeggen dat er grensgevallen zijn en/of dat het te ingewikkeld is. Durft u nu te kiezen voor het milieubeleid? Zo niet, dan is er geen toekomst meer op dat punt.

De heer Hoogervorst (VVD):

Ik ben voor een schoon milieu en een schoon fiscaal stelsel. Ik wil niet het ene doen ten koste van het ander.

De heer Crone (PvdA):

Daarmee kan ik alle door vele woordvoerders in vele toonaarden gevoerde pleidooien van de VVD, gehouden in talrijke overleggen, bij de vuilnisbak zetten.

De heer Hoogervorst (VVD):

Ik zet niets bij de vuilnisbak. In de BPM zijn al heel wat maatregelen opgenomen die het bezit van een lichte auto bevorderen, maatregelen die wij wel hebben aanvaard. Dit is de eerste keer dat een poging wordt gedaan om de relatief zuinige auto's te bevoordelen. Dat kan volgens mij niet op een aanvaardbare manier gebeuren zonder dat je met een hoge mate van willekeur te maken krijgt. Daarom wijzen wij dit af. Op zichzelf ligt het natuurlijk niet in de aard van een VVD'er om een lastenverlichting, want dat is dit, af te wijzen. Maar een helder fiscaal stelsel is mij ook wat waard. Als ik al die maatregelen naast elkaar zie, vraag ik mij af waar we in hemelsnaam mee bezig zijn. Staatssecretaris, hou dat geld nu maar.

De heer Schutte (GPV):

De heer Hoogervorst begon zijn betoog met het uitspreken van zijn blijdschap over het feit dat er een apart wetsvoorstel lag over dit thema, zodat hij daarover een apart politiek oordeel kon uitspreken. Stel dat de door u hierover ingediende amendementen worden verworpen, betekent uw eerste zin dan dat daarmee ook het politiek-negatieve oordeel over het wetsvoorstel als geheel is gegeven?

De heer Hoogervorst (VVD):

Dan is onze neiging om tegen te stemmen zeer groot.

Voorzitter! Op zichzelf is ons er een hoop aan gelegen om hier op een fatsoenlijke manier uit te komen. Ik heb daarom geprobeerd alternatieve mogelijkheden in de milieuvriendelijke sfeer te vinden, zonder dat de fiscaliteit geweld wordt aangedaan. Dat is mij gewoon niet gelukt. Het is niet mogelijk ongeforceerd zelfs maar enkele tientallen miljoenen in de groene fiscaliteit weg te zetten. Toen begreep ik ook precies het probleem waarmee de staatssecretaris worstelt en waarmee hij door de ministerraad is opgezadeld. Hoe is het gegaan? Men had aan het eind van de rit nog wat geld over: 135 mln. voor fiscale structuurversterking en voor groene zaken. Staatssecretaris Vermeend moest voor dat geld een list verzinnen. Dat moet je natuurlijk nooit tegen staatssecretaris Vermeend zeggen, want die man houdt van werken; die gaat meteen aan de gang en verzint altijd wel wat. Ik heb toch het gevoel dat hij door zich in dit groene veld te bewegen, begonnen is aan een klus waar hij niet echt voor geschoold is. Het is net alsof je een elektricien het werk van een loodgieter laat doen. Dan krijg je op een gegeven moment de situatie dat wanneer je het licht probeert aan te doen, de verwarming gaat branden. Dat is niet goed voor het milieu. Daarom zijn wij niet enthousiast over dit wetsvoorstel.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Dat is waarschijnlijk wel zo, maar u wekt ook de indruk dat u het als VVD-boekhouder heel moeilijk vindt om als plantsoenbewaker te fungeren.

De heer Hoogervorst (VVD):

Daar heb ik geen moeite mee.

Mevrouw Giskes (D66):

Moet ik hieruit afleiden dat de heer Hoogervorst het eigenlijk niet zo heel erg vindt dat de staatssecretaris niet zoveel maatregelen weet te verzinnen? Ik zou hem nog een paar suggesties aan de hand kunnen doen. Zou hij daar dan wel voor zijn, bijvoorbeeld als wij voorstellen om de kwestie van de auto van de zaak meteen beter gaan regelen?

De heer Hoogervorst (VVD):

Nee. Ik heb de staatssecretaris ook opgebeld en gevraagd of het allemaal niet wat simpeler kon. Nadat ik er zelf naar gekeken heb, begrijp ik best dat het niet simpeler kan. Je moet je verschrikkelijk gaan forceren om dat geld weg te zetten. Waar ik bijvoorbeeld heel goed mee had kunnen leven, is als wij in de sfeer van de BTW een BTW-verlaging toe hadden kunnen passen voor milieuvriendelijke producten. Dat is eenvoudig en helder en het is ook nog goed voor de werkgelegenheid. Dat geldt onder andere voor de schoenmakers. Dat is goed voor de recycling van schoenen. Daar had ik graag aan meegewerkt, maar dat mag weer niet van Europa. Met dat probleem zitten wij nu eenmaal. Ik vind niet dat je dan op een geforceerde manier, omdat je nu eenmaal wat geld over hebt, dat moet gaan wegzetten. Ik zeg dan tegen de staatssecretaris: houd u dat geld dan maar op zak; u werkt aan een belastingherziening die alles veel eenvoudiger moet gaan maken en daar zult u veel geld voor nodig hebben, gebruik het daarvoor, maar ga niet op de valreep van de belastingvereenvoudiging die zaken nodeloos gecompliceerd maken.

Mevrouw Giskes (D66):

Dat laatste ben ik wel met u eens, maar je moet dan toch iedere maatregel op zijn merites bekijken.

De heer Hoogervorst (VVD):

Dat heb ik ook gedaan.

Mevrouw Giskes (D66):

Ik zou het toch gewaardeerd hebben, als u een poging had gedaan om het groene hart te tonen en met een alternatief voorstel was gekomen.

De heer Hoogervorst (VVD):

Ik kan u garanderen dat ik het heb geprobeerd, maar dat ik geen zinnige oplossing heb kunnen vinden.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Ik heb drie voorstellen betreffende producten die milieuvriendelijk zijn en die fiscaal gestimuleerd zouden moeten worden. Ik zie graag dat de heer Hoogervorst van de VVD deze drie voorstellen zou steunen en dat hij probeert de waarheid uit de VVD-kast te halen. Ik heb er waardering voor dat de staatssecretaris creatief probeert om de vergoeding van het fiscale systeem middels een aantal zetten te realiseren. Ik wil slechts drie dingen naar voren brengen.

Ten eerste een vraag in de richting van de staatssecretaris, die ook een fietser is. Is hij het met mijn fractie eens dat het een goede zaak zou zijn wanneer wij de fietser die het openbaar vervoer gebruikt om van huis naar werk en terug te gaan, fiscaal zouden stimuleren om de fiets te gebruiken in plaats van andere vervoermiddelen, bijvoorbeeld door een abonnement op een stalling te verschaffen?

Ten tweede vraag ik de staatssecretaris of hij het met mij eens is dat het een goede zaak is wanneer de milieuvriendelijke producten, zoals de biologische producten, in aanmerking zouden kunnen komen voor een lager BTW-tarief.

Ten derde stelt de staatssecretaris voor om de afvalverbranders niet in aanmerking te laten komen voor de energieheffing. Dat begrijp ik van zijn kant, maar dit beleid leidt er dan wel toe dat het accent meer gelegd wordt op het verbranden van afval in plaats van preventie en hergebruik. Kan hij zijn creativiteit niet loslaten op de twee andere elementen en bekijken of die beter zouden kunnen werken voor het preventief beleid ten aanzien van milieu? Ik krijg hier graag een reactie op.

De heer Reitsma (CDA):

Voorzitter! De CDA-fractie spreekt er haar waardering voor uit dat de bewindslieden een poging hebben gedaan om via de fiscaliteit milieuversterking te realiseren. Dat is positief. Het zou ook slecht zijn als wij elkaar hier te lijf zouden gaan op grond van de effectiviteitsbeoordeling van één onderdeel en er daarom een bepaalde partij van zouden beschuldigen dat zij geen oog heeft voor het milieu. Ik voel niets voor die discussie. Ik heb mij zojuist ook gestoord aan de discussie die werd aangezwengeld door de PvdA. Wij moeten namelijk altijd de moed hebben om de effectiviteit te beoordelen van elke maatregel die in het kader van milieuversterking in de fiscaliteit wordt geïntroduceerd. Daarnaast moet ook worden afgewogen of het wel het beste instrument is, want als wij dat uit het oog verliezen, gaat de fiscaliteit snel achteruit.

De heer Crone (PvdA):

De middelen worden nu wel erg grof. Ik heb niet gezegd dat het geen milieupartijen zijn. Ik had het overigens over de VVD, maar de heer Reitsma trekt het zich aan. Voor het CDA geldt precies hetzelfde, want tijdens overleg over milieu en economie hebben ook CDA-woordvoerders voortdurend aangegeven dat schone technologie een belangrijk antwoord is op milieuproblemen. En zij hebben gelijk. Alleen heb ik gevraagd of zij ook de knoop durfden doorhakken als puntje bij paaltje zou komen. Zij moeten zich dan niet verschuilen achter technische voorzieningen of problemen die kleiner zijn.

De heer Reitsma (CDA):

Dit bedoelde ik dus: niet willen luisteren naar argumenten, blind zijn voor alle praktische regelingen en effecten, maar wel iemand een etiket opdrukken. De discussie in dit huis is daar absoluut niet mee gediend. Ik verzoek de heer Crone dan ook vriendelijk om de discussie zakelijk te houden, maar als hij dat niet wil doen, is dat zijn goed recht. Wij moeten ons richten op milieuversterking via vier verschillende wegen: fiscaliteit, subsidiëring, wetgeving en normgeving. Daar wil ik graag een positieve bijdrage aan leveren. In deze zin waardeer ik het initiatief van het kabinet positief.

De discussie over de echte vergroening van het belastingstelsel moet plaatsvinden bij de verkenning van het belastingstelsel voor de 21ste eeuw. Het punt moet namelijk wel op de politieke agenda en wij zullen dan alle aspecten in brede zin onder ogen moeten zien. Daarom is het jammer dat, vooruitlopend daarop, een aantal kleine maatregelen per stuk beoordeeld moet worden. Dat kan namelijk wel eens een hypotheek zetten op de discussie om in een breder kader de discussie te voeren.

Mijn fractie constateert dat het kabinet nu niet het BTW-instrument heeft gebruikt. Dat kan ook haast niet omdat er Europese belemmeringen zijn. Daar heb je zo'n beperking: het is jammer, je wijst het af, maar je wilt wel. Toch moeten wij proberen dit dossier los te krijgen. Kan de staatssecretaris de laatste stand van zaken in Brussel geven naar aanleiding van hetgeen hij de afgelopen week in de pers liet weten? Daar zitten naar mijn mening echt de substantiële mogelijkheden om wijzigingen in de fiscaliteit te brengen, alhoewel wij dan tegelijkertijd weer rekening moeten houden met zaken als inkomenseffecten en de Europese benadering. Er moeten dus ook weer mitsen en maren bij geplaatst worden.

Voor dit wetsvoorstel trekt het kabinet 135 mln. uit en dat bedrag wordt gericht ingezet. Mijn fractie heeft in de schriftelijke voorbereiding al laten merken dat zij er ernstig over twijfelt of een aantal onderdelen wel te controleren is. Ik vind dat dit in alle eerlijkheid onder ogen gezien moet worden. Er zijn dingen die niet te controleren zijn. In het verleden wisten wij ook niet hoe het zou lopen met de kinderbijslag voor personen in Turkije. Nu komen wij erachter dat het toch anders moet en daarom moeten wij deze punten vanaf het begin serieus onder ogen zien.

Wij zijn groot voorstander van de Vamil-benadering. Waarom wordt dat instrument niet zwaarder ingezet in een aantal sectoren? Het is uiteindelijk ontstaan door het eigen initiatiefvoorstel van de minister dat wij van ganser harte hebben gesteund. Bovendien werkt het, zijn de organisatie en de structuur bekend en is de controle redelijk te doen. Het inzetten van dat instrument is toch beter dan de invoering in een aantal andere sectoren van het groenebeleggingsinstrument. Mijn vraag is of diezelfde guldens met het Vamil-instrument niet gemakkelijker in te zetten zijn voor versterking van het milieu, beter te controleren zijn en mogelijk een groter milieueffect hebben. Dat is mijn eerste vraag bij dit wetsvoorstel.

Ik vind het prima dat de subsidie op agrarisch natuurbeheer nu belastingvrij is. Dat is een heel goede zaak. De groene beleggingen die er al waren met de groene kassen en de groene stallen, werken ook redelijk. Ik heb er eerder voor gepleit om deze uit te breiden in plaats van nieuwe elementen te introduceren.

Mijn fractie heeft ernstige twijfel over de controle bij de groenebeleggingsregeling voor buitenlandse projecten. Wij hebben het angstige vermoeden dat wij er nu mee beginnen en dat wij over enkele jaren zullen zeggen dat zij nauwelijks te controleren is. Of de bureaucratie kost zoveel geld dat het rendement voor het milieu wel eens nul zou kunnen zijn. Dan stop ik die guldens liever in effectievere instrumenten, zodat er een grotere milieubijdrage is. Wij twijfelen over de groenregeling buitenlandse projecten en de Nederlandse Antillen. Waarom gaan wij deze weg op? Was het niet beter geweest om hier andere instrumenten voor te zoeken?

Hetzelfde geldt voor bodemsanering en fietsinfrastructuur. Ik laat duurzaam bouwen even buiten beschouwing, want dat is alleen maar aanvullen van de bestaande regeling. Met alle goede bedoelingen, ik zie nog niet de argumenten om de fiets met fiscale regelingen gedeeltelijk voor de consument te betalen, de fietspaden met rijkssubsidie aan te leggen, en er vervolgens een rentesubsidie via beleggingen op te gooien. Is dit niet een beetje te veel van het goede? Ik heb de indruk dat zonder deze regeling exact dezelfde investeringsimpulsen optreden.

Laten wij die guldens dan voor betere en belangrijkere milieudoelen inzetten, want die 135 mln. mag wat mij betreft best ingezet worden voor milieu. Daar heb ik geen enkele moeite mee. De verkiezingsprogramma's geven ook allemaal aan dat dit een hoge prioriteit heeft. Ik kijk vooral naar de effectiviteit en de controle en ik vraag mij ook af of het niet dubbel, dubbel en nog eens dubbel is.

Dan kom ik op de vennootschapsbelasting voor de energiebedrijven. Kan de staatssecretaris toezeggen dat de AMvB, waarin geregeld wordt wanneer en hoe deze wordt ingevoerd, met een zogenaamde voorhangbepaling naar het parlement gaat? Ik dacht dat er nu geen voorhangbepaling in zit. Is de staatssecretaris bereid om dat te regelen? Ik denk dat het beste is om dat met een kleine nota van wijziging te doen. Ik heb er alle vertrouwen in dat hij dat wil toezeggen, maar dan moeten wij het ook langs de koninklijke weg doen.

Ik sluit mij aan bij de vier vragen die mijn collega van de Partij van de Arbeid heeft gesteld over de activering van goodwill, de precarioheffingen en de problemen die zich bij de waterleidingbedrijven kunnen voordoen. Ik wacht dat antwoord af. Het is natuurlijk wel van belang dat de AMvB pas in het parlement wordt besproken, als wij de Elektriciteitswet hebben behandeld, omdat daarbij een vrij fundamentele discussie over de toekomst van de elektriciteitsbedrijven aan de orde is. Is de staatssecretaris het eens met deze benadering?

Dan kom ik op de faciliteiten voor het openbaar vervoer en alles wat met mobiliteit te maken heeft. Ook daar hebben wij op een paar onderdelen wat twijfel over de controle. Wij geven er de voorkeur aan om het hele pakket op korte termijn in een wat bredere context te behandelen, zodat de relatie tussen automobiliteit en openbaar vervoer sterker kan worden gelegd. Het reiskostenforfait wordt dan in een integrale benadering betrokken. Nu worden er een paar maatregeltjes uitgelicht waarbij je kunt twijfelen over de controle. Wij zullen niet zover gaan dat wij deze maatregelen tegen willen houden. Wel wijzen wij de staatssecretaris nu al op de zwakke stee die echt in deze voorstellen zit. Wij vragen hem daar zeer alert op te zijn. Mocht controle niet mogelijk zijn, dan gaan wij ervan uit dat hij direct maatregelen neemt om de regeling terug te draaien.

Voorzitter! Ik wil nog iets zeggen over de stille, schone, zuinige auto. Ik heb daar vanochtend bij het belastingplan uitgebreid over gesproken. De CDA-fractie is er een groot voorstander van om in de motorrijtuigenbelasting en de BPM differentiatie aan te brengen die aansluit bij het stimuleren van schoon, stil en zuinig. Ook die maatregelen moeten op hun effectiviteit worden beoordeeld. Daarom zijn wij het van ganser harte eens met de stimuleringsregeling in de BPM voor zeer zuinige auto's. Hij kan nog niet worden geïntroduceerd. Ik heb gevraagd naar de budgettaire derving. Het antwoord was: nul. Zodra hij komt, roepen wij de staatssecretaris op die regeling wel in te voeren, want het is een goede regeling die anticipeert op de normstelling in Europa. Het is het geëigende instrument om dat net als destijds bij de katalysator via de BPM te stimuleren.

Over relatief schone auto's heb ik vanmorgen al gesproken. Dat behoef ik niet te herhalen.

Waarom heeft de staatssecretaris er niet aan gedacht het aandeel van de LPG-auto te vergroten? Afgelopen week las ik in de krant dat dit aandeel op dit ogenblik weer fors daalt. Mijn fractie heeft hem er vorig jaar bij het belastingplan al op gewezen dat aangezien differentiatie in de motorrijtuigenbelasting mogelijk is, een grotere korting kan worden gegeven voor nieuwe installaties. De staatssecretaris zou nog eens moeten bekijken of een grotere korting niet mogelijk is, juist om de LPG-apparatuur die erg duur maar zeer schoon is, sterker te stimuleren. Dat kan een zeer positieve milieubijdrage opleveren. Ik hoor graag het oordeel van de staatssecretaris over deze suggestie.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mijnheer de voorzitter! Het wetsvoorstel fiscale milieuversterking bevat een groot aantal maatregelen op het gebied van natuur en milieu. De SGP-fractie wil zich positief opstellen tegenover de door de regering gekozen aanpak van de geleidelijke vergroening van het fiscale stelsel. De bijlage bij de nota naar aanleiding van het verslag laat nog eens zien dat de regering in deze kabinetsperiode serieus werk heeft gemaakt van de verdergaande vergroening van het fiscale stelsel. De SGP-fractie is met de regering van oordeel dat het fiscale spoor een zinvolle bijdrage kan leveren aan het natuur- en milieubeleid in bredere zin. Wij zijn overigens natuurlijk benieuwd naar de verkenningen voor het belastingstelsel voor de volgende eeuw dat ons in het vooruitzicht is gesteld, met name wat dat ons op dit terrein te bieden heeft. Dat stuk komt met een goede week naar de Kamer, aldus de minister vanmorgen.

In de schriftelijke voorbereiding hebben wij onze zorg echter wel uitgesproken over het mogelijke gevaar van een al te verbrokkelde aanpak. De regering wil wellicht op te veel terreinen tegelijk een inspanning in de fiscale sfeer leveren. Naar het oordeel van de SGP-fractie moet de komende jaren eerder voorrang worden gegeven aan een verdieping van het bestaande instrumentarium boven nog weer een uitbreiding ervan. De verhouding tussen de kosten van uitvoering van de inmiddels vele groene maatregelen en het daaruit verwachte milieurendement moet in het oog worden gehouden. Hoe staat de regering hier tegenover? Is een soort kosten-batenanalyse niet nodig? Als je het over een kosten-batenanalyse hebt, dan heb je het ook over de handhaafbaarheid van regels. Die handhaafbaarheid of controleerbaarheid dient ons toch een groot goed te zijn. De fraudegevoeligheid moeten wij tot een minimum zien te beperken. Zulke thema's moeten absoluut in de gaten worden gehouden.

In dat verband heeft collega Hoogervorst enkele amendementen aan de Kamer voorgelegd. Telewerken is volgens de SGP-fractie een goede manier van werken. Carpoolen moet zeker, waar mogelijk, gebeuren. Het is inderdaad ook bij ons wel opgekomen hoe dat straks in de praktijk precies gecontroleerd moet worden. Hoe fraudegevoelig is dit uiteindelijk? Is het ook dan, met erkenning van de goede doelen, wel een goed instrument? In deze feitelijke zin sluit ik mij bij de vraagstelling van de heer Hoogervorst aan.

De territoriale uitbreiding van de werkingssfeer van de groenregeling heeft bij mijn fractie de vraag naar een adequate controlestructuur opgeroepen. Zojuist is gebleken dat ik mij daarbij in het gezelschap bevind van enkele collega's. Met de groenfondsen vindt op dit moment overleg plaats over een pragmatische en controleerbare aanpak. Wanneer zal dat overleg zijn afgerond? Kan de Kamer over de uitkomsten van het overleg worden geïnformeerd? Ik sprak zo-even over de verhouding tussen de kosten van uitvoering van groenregelgeving en het verwachte milieurendement. Daarbij heb ik met name de territoriale uitbreiding van de groenregeling voor ogen.

Op het vlak van verkeer en mobiliteit zijn enkele maatregelen voorgesteld. Wat de SGP-fractie betreft is de fiscale behandeling van de ketenmobiliteit een stap in de goede richting. Wij hebben onze aarzelingen bij de daadwerkelijke stimulans die uitgaat van een ophoging van het openbaarvervoerforfait met ƒ 200. Daarmee wordt niet meer dan een relatief lage tegemoetkoming gegeven van de kosten die moeten worden gemaakt rond het gebruik maken van het openbaar vervoer, zoals de kosten voor het stallen van een fiets. De regering geeft zelf al aan dat het een eerste stap betreft. Hoe ziet de regering de uitbouw van deze regeling op termijn? Is de regering niet met ons van mening dat de eerste stap beter en substantiëler had moeten zijn? De bijtelling van de door de werkgever verstrekte multimobiliteitskaart zal door de regering nog eens nader worden bezien. Mijn fractie steunt dat. Kunnen de resultaten van de bespreking ons echter eerder worden aangereikt dan bij de begroting voor 1999?

Ik heb een enkele opmerking over de groene stroom. Met betrekking tot die groene stroom heeft de regering een creatieve oplossing gezocht voor de problemen die werden opgeroepen door Brussel. Hoewel de opvatting van de Commissie over de nu voorgestane aanpak nog niet helder is, heeft de regering goede moed op een positieve bejegening. Uit de nota naar aanleiding van het verslag heb ik bovendien begrepen dat de financiële effecten van de aanpak zoals die nu door de regering wordt gekozen, namelijk een nihiltarief in de regulerende energiebelasting, groter zijn dan het aanvankelijk ingezette BTW-spoor. Het milieurendement zal dientengevolge in ieder geval niet minder positief uitvallen. De regering heeft echter aangekondigd het BTW-spoor vooralsnog voor 1998 te verlaten. Moet ik daaruit concluderen dat in volgende jaren dit spoor toch nog bewandeld zal kunnen worden? Wat is de meerwaarde van dit spoor nu door middel van het nihiltarief in de REB een even groot rendement kan worden verkregen? Of moet het BTW-spoor als aanvullend op het REB-traject worden gezien? Kortom, bij mijn fractie heerst er enige onduidelijkheid of en hoe de regering de diverse sporen al dan niet zal bewandelen. Graag hoor ik hierop een reactie.

Ik sluit mij aan bij de vragen die gesteld zijn over de stand van zaken wat betreft de discussie op Europees niveau over de beoogde lage BTW-tarieven voor de schoenmakerijen en de kappersbranche. Naar aanleiding van een van de drie door collega Rabbae opgevoerde punten, te weten een laag BTW-tarief terzake van biologisch geteelde producten, verwijs ik hem, de staatssecretaris en de andere collega's naar de motie die ik daarover heb ingediend bij behandeling van de LNV-begroting. Een motie die ik overigens volgende week of daaromtrent bij de voorziene korte heropening zal wijzigen. Daarbij gaat het erom een laag BTW-tarief bevorderd te krijgen voor biologisch geteelde non-foodproducten. Dat is hier relevant. Dat is een nieuwe markt met nieuwe mogelijkheden. Ik denk dat wij daaraan een geweldige impuls kunnen geven. Ook ik erken dat dit op Europees niveau moet worden afgestemd. Hier is nog een veld te winnen. Ik was daarom wat teleurgesteld over de preadvisering van de minister van Landbouw, uiteraard namens het kabinet, om deze motie niet al te welwillend tegemoet te treden. Ik kan mij voorstellen dat de staatssecretaris daarover nog zijn licht laat schijnen.

Staatssecretaris Vermeend:

Voorzitter! Ik dank de leden voor hun inbreng. Ik ben vooral verheugd over de steun van het CDA als het gaat om het brede beleid om via de fiscaliteit het milieubeleid te stimuleren.

Ik kan begrip opbrengen voor een aantal kritische kanttekeningen over de controle en de effectiviteit. Ik vind het jammer dat wij in de schriftelijke ronde de fractie van de VVD niet hebben kunnen overtuigen van alle voorstellen die wij hebben gedaan. Toch is de heer Hoogervorst zo sportief – ik waardeer dat – om te zeggen dat hij er niet in is geslaagd om in een breder verband maatregelen te nemen die minder versnipperend zijn. Hij heeft ook gezegd dat zijn fractie een aantal maatregelen volgaarne overneemt. Het beeld is niet zo negatief als de heer Hoogervorst schetste. Hij heeft vier onderwerpen uitgezonderd, waarmee zijn fractie het niet eens is.

De heer Schutte (GPV):

Om te vermijden dat de situatie al te rooskleurig wordt voorgesteld, merk ik op dat de heer Hoogervorst wel heeft gezegd dat, als die amendementen zouden worden verworpen, de kans dat hij tegen het wetsvoorstel zal stemmen nogal groot is. Wat vindt de staatssecretaris daarvan?

Staatssecretaris Vermeend:

Ik heb er alle vertrouwen in dat de fractie van de VVD voor zal stemmen. Ik kan mij echt niet voorstellen dat die fractie tegen stemt, gezien het feit dat het maar om twee amendementen gaat.

De heer Hoogervorst (VVD):

De staatssecretaris gaf een goede genuanceerde weergave van mijn bijdrage. Ik heb problemen met vier voorstellen: groen beleggen, het aantal uitbreidingen ervan, telewerken, een relatief zuinige BPM en het carpoolen.

Staatssecretaris Vermeend:

Ik ga ervan uit dat ik de heer Hoogervorst overtuig. Overigens gaat het wel om een pakket van belonen. De fractie van de VVD is nooit een tegenstander geweest om in het kader van de fiscaliteit te komen met beloningsmaatregelen, ook op het gebied van het milieu.

Voorzitter! Mevrouw Giskes heeft aandacht gevraagd voor het negatieve REB-tarief. In de nota naar aanleiding van het verslag ben ik daarop uitgebreid ingegaan. Ik heb al aangegeven dat groene stroom in feite wordt gestimuleerd in de bestaande regeling. Wij hebben een nihiltarief voor groene stroom. Ik zie niet in wat de meerwaarde is van de introductie van een negatieve REB. Is het beter, effectiever, doelmatiger en doeltreffender? Als het doelmatig, effectief en goed controleerbaar is, dan ben ik er altijd voor in. Ik ben er niet van overtuigd dat een negatieve REB voldoet aan de criteria.

Mevrouw Giskes (D66):

Het gaat erom het prijsverschil tussen groene stroom en gewone stroom steeds kleiner te maken en liefst helemaal te laten verdwijnen. Het effect kan zijn dat de belangstelling voor groene stroom toeneemt. Ik begrijp dat er een grens is aan wat er geboden kan worden aan groene stroom. De druk op de producenten om dan maar wat harder te gaan lopen om groene stroom te maken, kan daarmee wel worden opgevoerd.

Staatssecretaris Vermeend:

Ik denk dat het niet zo zinvol is hierover een uitgebreide gedachtewisseling te starten. Ik ben er in de nota naar aanleiding van het verslag redelijk uitgebreid op ingegaan. Op zichzelf ben ik niet tegen noviteiten, maar bij deze noviteit zie ik, alles afwegende, de voordelen niet, vanuit het oogpunt van effectiviteit en doelmatigheid.

Mevrouw Giskes (D66):

Maar u bent het met mij eens dat er nog steeds een aanzienlijk prijsverschil is.

Staatssecretaris Vermeend:

Daarover verschillen wij niet van mening. Ik zeg alleen dat de keuze die wij doen, is of wij het meest doelmatige instrument hebben.

Mevrouw Giskes (D66):

U bent nu zover gegaan een nihiltarief door te voeren voor de energiebelasting, zodat die eigenlijk wordt afgeschaft, juist met hetzelfde doel. Voor u was dat kennelijk de ondergrens. Ik heb gesuggereerd niet zo bevreesd te zijn voor die ondergrens, maar nog maar wat dieper te gaan. Waarom niet?

Staatssecretaris Vermeend:

Dan kies je voor een negatieve regeling. Daarover verschillen wij van opvatting.

Mevrouw Giskes (D66):

Omdat u het idee niet aanvaardbaar vindt of omdat u het doel niet aanvaardbaar vindt?

Staatssecretaris Vermeend:

Als het effectief en doelmatig groener kan, ben ik ervoor. Ik voel echter weinig voor de technische vormgeving, de manier waarop u het wilt doen in de fiscaliteit. Je kunt toch van mening verschillen over de inzet van een fiscaal-technische vormgeving?

Mevrouw Giskes (D66):

Het blijft mij onduidelijk waarom je met een X-bedrag terug zou willen gaan, zodat je op nul uitkomt, en niet met een X+1-bedrag nog wat verdergaat.

Staatssecretaris Vermeend:

Dan ben je in feite toch bezig met subsidies? Of niet?

Mevrouw Giskes (D66):

Het is maar hoe je het wilt noemen. Je doet een belastinguitgave.

Staatssecretaris Vermeend:

Het is van tweeën één. Ons voorstel leidt tot de nul. Als ik verder ga, ben ik subsidies aan het uitdelen.

Mevrouw Giskes (D66):

Je geeft belasting terug. Het is een beetje een semantische discussie, maar wel heel principieel. In andere sferen kan ook wel eens over een negatieve belasting gedacht worden.

Staatssecretaris Vermeend:

Dat is waar, maar die hebben wij nog niet ingevoerd.

Mevrouw Giskes (D66):

Het lijkt mij een mooi moment om dat voor dit goede doel voor het eerst te doen.

Staatssecretaris Vermeend:

Die discussie hebben wij eerder gevoerd. Ik wijs mevrouw Giskes erop dat de negatieve belasting nog steeds niet is ingevoerd. De discussie gaat door; dat beloof ik.

Waarom vindt de bijtelling van OV-delen op nihil pas plaats per 1 januari 1999, zo vroegen de heren Schutte, Van der Vlies en anderen. Dit is een principiële discussie, want het gaat in feite om een beloning in natura. Je kunt die niet toespitsen op dit onderdeel, want zij is ruimer. Het is een van de redenen waarom ik heb gezegd dat ik er met een positieve grondhouding naar wil kijken, maar ik wil het wat breder trekken, omdat het gaat om een beloning in natura. Wij hebben in de wet een aantal regelingen, bijvoorbeeld voor de waardering. Je moet voorzichtig zijn met andere regelingen als je hier inbreuken gaat maken. Dat is de enige reden waarom ik nu niet met een voorstel kom, al sta ik er sympathiek tegenover. Ik wil het alleen breder zien. De vraag is wanneer het onderwerp aan de orde komt. Ik kan niet eerder met een voorstel komen dan bij de volgende begroting, maar wij gaan er wel eerder over nadenken welke haken en ogen er aan kleven. Als voordelen zie ik de vereenvoudiging en de bijdrage aan het milieubeleid. Ik zie dus positieve punten en wil daar heel serieus naar kijken. De enige achtergrond waarom ik er nu niet mee kom, is die van het heel principiële punt van de fiscaliteit. Waarom de ene regeling wel en de andere niet? Daarvoor moet je objectieve rechtvaardigingsgronden weten aan te voeren.

Mevrouw Giskes heeft gevraagd of wij weten of de regeling waarmee wij komen voor de fiscale versterking van het milieubeleid, de BPM en zuinig gedrag, werkt. Is het niet verstandig om een evaluatie toe te zeggen? Laten wij maar gewoon afspreken dat wij de regeling evalueren. Het is nuttig om de vinger aan de pols te houden. Als de regeling niet werkt, kan zij bijgesteld worden of moet zij weg. Het is mogelijk dat als je tot de conclusie komt dat een regeling niet goed werkt, je de consequentie moet durven trekken. De eerste herziening zou moeten plaatsvinden over twee jaar, dus medio 2000. Dat lijkt mij een goed tijdstip voor een evaluatie.

Ik ben het met alle sprekers eens dat je beleggen in groene projecten in het buitenland niet in de regeling moet opnemen als er geen adequate controle mogelijk is. Ik zeg dan ook toe dat het wat mij betreft niet doorgaat als ik ervan overtuigd ben dat een adequate controle niet mogelijk is. Wij moeten niet, zoals heer Reitsma suggereerde, achteraf tot de conclusie komen dat het een project was dat wij niet beoogden en dat niet strookt met de doelstellingen die aan de regeling ten grondslag liggen. Als er geen adequate controle mogelijk is, moeten wij gewoon de consequenties daaruit trekken, want het is uiteindelijk ook slecht voor de regeling zelf als je niet goed kunt controleren. De controle hoeft niet in de wetstekst te staan; dit is gewoon een kwestie van uitvoering. Mijn medewerkers zijn op dit ogenblik in overleg met de groenfondsen om na te gaan hoe adequate controle mogelijk is en hoe deze moet worden vormgegeven.

De heer Reitsma (CDA):

Als u goed naar mijn verhaal hebt geluisterd, hebt u kunnen horen dat wij er absoluut niet bij staan te juichen om de groene beleggingen uit te breiden buiten Nederland.

Staatssecretaris Vermeend:

Dat heb ik begrepen, maar ik heb gewezen op het controleaspect.

De heer Reitsma (CDA):

Nu zegt u toe dat u alle specifieke beleggingen zal bekijken op de controle. Kunt u voordat de regelingen in het buitenland ingaan, het parlement eens duidelijk maken hoe de controle plaatsvindt, zowel op de Nederlandse Antillen als in mogelijke ontwikkelingslanden die u op het oog hebt? Ik heb er grote zorgen over dat het niet goed komt.

Staatssecretaris Vermeend:

Laten wij met elkaar afspreken dat de aanpassing van de regeling voor groenprojecten in een zogenaamde voorhangprocedure aan de Kamer wordt voorgelegd. Dan kan de Kamer er met mij over van gedachten wisselen of de controle voldoende is.

De heer Reitsma (CDA):

Dat lijkt mij heel goed, maar ik hoor op dit moment al dat er problemen opgeworpen worden bij de controle op groenprojecten op de Nederlandse Antillen. Bepaalde controle wordt niet gewenst of is onmogelijk. Moeten wij dan niet de principiële vraag stellen of wij er wel aan moeten beginnen?

Staatssecretaris Vermeend:

Laat ik het heel simpel zeggen: als men niet aan de controlecriteria wil voldoen, gaat het niet door. Laten wij dit ook maar eens vastleggen. Ik ben het er met u over eens dat het gewoon niet doorgaat als wij niet mogen controleren of niet kunnen controleren. Ik heb iedere keer gezegd dat het onder de voorwaarde van strikte, adequate controle kan doorgaan. Ook mevrouw Giskes heeft hier trouwens naar gevraagd.

De heer Crone en mevrouw Giskes hebben een vraag gesteld die een beetje buiten mijn vakgebied ligt, namelijk of energie uit afval als duurzaam kan worden aangemerkt. Op gezag van mijn medewerkers ga ik ervan uit dat energie uit afval niet als duurzaam kan worden aangemerkt. Ik weet niet of ik hiermee in conflict kom met mijn collega van VROM, maar ik ga maar op mijn medewerkers af.

De heer Crone (PvdA):

Het zou niet goed zijn als hierover mist ontstaat. Gelukkig is in het wetsvoorstel de aftrek voor afvalverbrandingsinstallaties niet ondergebracht in het artikel over duurzame energie, dus energie uit wind, zon en echte biomassa. U hebt dit impliciet bevestigd en het is nu dus wel helder.

Staatssecretaris Vermeend:

Ik ben er verheugd over dat ik wat dit betreft goed zat.

Verscheidene sprekers hebben gevraagd wanneer de belastingplicht voor energiebedrijven ingaat en op welke wijze deze wordt geregeld. Ik heb in de stukken al aangegeven dat hiervoor een algemene maatregel van bestuur wordt ontworpen en dat deze in het kader van de voorhangprocedure hier kan worden besproken. De heer Reitsma stelde hierover een expliciete vraag. Het lijkt mij handiger om in dat kader al deze aspecten te bespreken.

De heer Reitsma (CDA):

Komt er dan nog een kleine nota van wijziging? Het moet wel formeel in de wet geregeld worden.

Staatssecretaris Vermeend:

Voorzitter! Ik neem aan dat mijn toezegging zo "hard" is, dat ik niet zou durven...! Ik heb er gewoon belang bij dat die procedure goed wordt gevolgd. Dus bij dezen!

Voorzitter! Ik heb er in de stukken al op gewezen dat het zogenaamde goodwillverbod op zichzelf niet zo bijzonder is. Het is veel vaker voorgekomen in het kader van dergelijke procedures. In zoverre is er dus geen sprake van een novum. Bovendien voorkomt het de mogelijkheid van oneigenlijk gebruik en als zodanig is er dus niets bijzonders aan de hand.

Ook bij de precariorechten zit een element om oneigenlijk gebruik te voorkomen. Hier is toch sprake van de energiesector, waarbij veelal een aandeelhoudersbelang aanwezig is binnen de gemeente die nota bene zelf de precariobelasting heft, terwijl het energiebedrijf de mogelijkheid heeft van aftrek in de vennootschapsbelasting. In andere sectoren is die band niet aanwezig en er kan dus niet over gelijke gevallen worden gesproken. Op deze wijze worden vormen van oneigenlijk gebruik voorkomen. Wij moeten dat ook voor zijn als je dergelijke mogelijkheden signaleert.

Voorzitter! Het is nu de vraag of de huidige wet in voldoende mate eraan tegemoetkomt dat de waterbedrijven erbuiten zouden vallen. Ik ben bereid om nog eens goed naar die wetstekst te gaan kijken en om een nota van wijziging in te dienen als daartoe aanleiding bestaat.

De voorzitter:

Ik wil nog even hierop terugkomen. U heeft gezegd...

Staatssecretaris Vermeend:

Ongeveer 25 minuten!

De voorzitter:

Nee, nee! Het gaat over iets anders. Die nota van wijziging zou dan heel snel moeten worden ingediend, want we hebben morgen om vijf uur stemmingen!

Staatssecretaris Vermeend:

Ja, dat is goed! De nota van wijziging ligt er vanavond.

De heer Hoogervorst en de heer Reitsma hebben gesproken over de groene belegger, in meer algemene zin. De heer Reitsma stelde terecht de vraag of de effectiviteit beter via de Vamil geregeld kan worden dan via groen beleggen. Ik ben natuurlijk een voorstander van de Vamil, ook omdat bij evaluatie is gebleken dat het een effectieve regeling is. Zij is alleen typisch gericht op de bedrijfssector in algemene zin, dat wil zeggen de marktsector waar het gaat om bedrijfsinvesteringen die op de lijst staan. Deze regeling leidt tot een fiscale tegemoetkoming in de vorm van een afschrijving van de fiscale winst. Groen beleggen is een regeling, waarbij commerciële bedrijven – de groenebeleggingsfondsen – projecten aanmelden, die vervolgens worden gecontroleerd en getoetst op de doelstelling van de regeling. Met andere woorden, er zijn doelstellingen, die ten grondslag liggen aan de regeling. Vervolgens vindt er een strenge toetsing plaats alvorens een dergelijk project de groenstatus krijgt. Dat wordt dan in de commerciële sector uitgevoerd.

De heer Hoogervorst zegt dat de regeling aan zijn eigen succes ten onder gaat. Neen, de regeling werkt echt perfect. Een groot aantal van de projecten die de afgelopen jaren zijn gerealiseerd via de groenebeleggingsregeling, zou niet tot stand zijn gekomen zonder deze regeling. Bovendien is het een buitengewoon effectieve regeling. In het voortraject vindt de controle door de overheid plaats. Wordt het project goedgekeurd, dan gaat vervolgens de marktsector aan de slag met het project. Ik heb zelf bij de opening van een aantal projecten mogen zijn, bijvoorbeeld bij het windproject. Daar heeft de overheid verder geen kosten aan, want het wordt door de marktsector uitgevoerd. De controle heeft van tevoren plaatsgevonden; eventueel kun je achteraf nog eens controleren. Kortom, er is een grote mate van zekerheid dat het project voldoet aan de beoogde doelstellingen.

Als er een echt effectieve maatregel is in de zin van het multipliereffect, is het deze regeling. Ik heb aangegeven dat het de overheid rond de 20 mln. kost aan belastingderving. Tegelijkertijd zie je dat het leidt tot een ingelegd vermogen bij de groenebeleggingsinstellingen van ruim 1 mld. Daar moet de heer Hoogervorst eigenlijk hartstikke voor zijn. Die relatief beperkte middelen die je inzet leiden uiteindelijk tot een geweldig multipliereffect in de marktsector. De heer Hoogervorst mag zelf eens de gesprekken voeren met de groenfondsen. Ik heb er natuurlijk ook contact mee gehad. Niet alleen uit eigen wetenschap, maar ook na contacten met het veld ben ik ervan overtuigd dat het overgrote deel van deze projecten niet gerealiseerd zou zijn zonder deze stimulans. Ik denk dat je het geld niet effectiever kunt inzetten dan juist via deze weg. De overheid staat in feite op afstand en bemoeit zich niet met de uitvoering. De marktsector selecteert, gaat aan de slag en meldt vervolgens projecten aan. Wat wilt u nog meer?

De heer Hoogervorst (VVD):

Voorzitter! Ik wil zeker niet beweren dat al die groene beleggingen onzin zijn. Wij hebben zelf meegewerkt aan de totstandkoming van de groenebeleggingsregeling. Maar als 20 mln. belastinggeld 1 mld. aan beleggingen kan uitlokken, is er sprake van een multipliereffect van 50.

Staatssecretaris Vermeend:

Fantastisch!

De heer Hoogervorst (VVD):

Dat ben ik in de economische wetenschap nog nooit tegenkomen, dus ik geloof er niet in.

Staatssecretaris Vermeend:

Hoeveel wilt u dan? Zegt u het, doet u een gooi. Wat vindt u wel een mooie multiplier? Dan maken wij het daarop af.

De heer Hoogervorst (VVD):

Wij staan hier niet op de markt, maar u weet zelf ook wel dat zo'n multiplier in werkelijkheid niet voorkomt.

Staatssecretaris Vermeend:

Laten wij ervan uitgaan dat er een grote multiplier zit in dit systeem, gelet op het bedrag dat ermee gemoeid is. U moet zich realiseren dat de overheid hier geen kosten heeft. Die kosten zitten vooral in de procedures voor de goedkeuring, etc., maar vervolgens worden de projecten keurig uitgevoerd door de markt zelf. Dat vind ik het mooie van deze regeling.

De heer Hoogervorst (VVD):

Heeft u zichzelf ook niet achter de oren gekrabd toen u voorstelde om het beleggen in fietspaden fiscaal te stimuleren?

Staatssecretaris Vermeend:

Over het algemeen gaan wij af op projecten die aangemeld worden vanuit de praktijk. U moet zich realiseren dat de bewindspersonen niet achter de tafel zitten te denken: hé, wij hebben een aardig idee voor een nieuw project. Neen, het wordt aangemeld vanuit de sector zelf. Het gaat niet om fietspaden, het gaat om fietsprojecten. Het geldt niet voor alle fietspaden, voor een fietspaadje of voor een paadje dat voor woon-werkverkeer is aangelegd. Neen, het gaat om veel meer. Het gaat om de aanpak van fietsprojecten in het belang van de milieuversterking. Hoe komen wij daaraan? Gemeenten kwamen met een compleet plan om de fietsinfrastructuur te versterken, ook in het belang van het fietsgebruik in de stad. De heer Reitsma heeft er natuurlijk gelijk in dat de gemeenten daar zelf middelen voor hebben. Hij komt zelf echter uit het lokale bestuur en weet dus hoe het werkt. In feite komt het neer op een rentesubsidie. Als een gemeente een prachtig project voor de fietsinfrastructuur heeft, maar dit wat lager in de prioriteitenstelling staat, dan kan zij het voorleggen aan het groenfonds. Als het project wordt goedgekeurd, kan het vervolgens gefinancierd en uitgevoerd worden. Op zichzelf kan dit voor bepaalde gemeenten wel degelijk een stimulans zijn om een dergelijk project versneld uit te voeren.

De heer Reitsma (CDA):

Voorzitter! Ik vind toch dat wij het hier dubbel, dubbel en dubbel doen. Ik geef een voorbeeld. Een jaar of zes à zeven geleden kregen alle gemeenten in Nederland 50 mln. subsidie van het Rijk voor fietsvoorzieningen. Dat geld is in het Gemeentefonds gegaan. Vervolgens is dat geld echter voor andere doelen dan het aanleggen van fietspaden aangewend. Een jaar of drie geleden hebben wij nog eens 70 mln. naar het Gemeentefonds overgeheveld. Dezelfde gemeenten komen nu echter weer klagen dat zij geen geld hebben voor fietsvoorzieningen. Wordt hier dus niet een spelletje gespeeld? Het aanleggen van fietsinfrastructuur moet gestimuleerd worden. Het is echter wel principieel een taak van de gemeenten en de provincies die er ook geld voor hebben en hebben gekregen. Moet daar nou nog eens een fiscale rentesubsidie overheen? Na dit hoofdstuk komt namelijk weer een hoofdstuk; dat kan ik de staatssecretaris voorspellen. Wij zijn dus een beetje raar bezig.

Staatssecretaris Vermeend:

Voorzitter! Het grote voordeel van deze regeling is dat zij niets kost, behalve als zij inderdaad wordt uitgevoerd.

De heer Reitsma (CDA):

Niets kost! Ik heb uw medewerkers gisteren gevraagd hoeveel het zou kosten als ik dit uit het voorstel zou amenderen. Het antwoord was 5 mln.

Staatssecretaris Vermeend:

Ik druk mij verkeerd uit. Ik bedoelde te zeggen dat de regeling alleen iets gaat kosten op het moment dat de fietsinfrastructuur werkelijk tot stand komt. Dat is het grote voordeel van deze regeling in vergelijking met andere regelingen. U klaagde over het feit dat er middelen zijn gegeven en dat vervolgens maar afgewacht moest worden wat daarmee gedaan werd. Hier is dat niet zo. Het project moet gerealiseerd worden, anders gaat het feest niet door. U hebt hier dus gelijk in. Ik drukte mij net verkeerd uit.

De heer Hoogervorst (VVD):

Als met de groenregeling een plantage voor onbespoten bananen in Kongo of een ander project in de Derde Wereld wordt gefinancierd, valt de fiscale derving die daardoor optreedt dan onder het OS-plafond?

Staatssecretaris Vermeend:

Neen, dat valt onder de groenregeling. Het is vrij simpel. De groenregeling geldt nu uitsluitend in Nederland. Gezien de achtergrond en de doelstelling van de regeling, kun je echter ook het milieubeleid over de grenzen bevorderen. Het zit echter wel in het budget van de groenregeling.

De heer Hoogervorst (VVD):

Ik vraag dit, omdat het potentieel voor groen beleggen in de Derde Wereld of waar dan ook ter wereld enorm is. Dit muisje zou dus kunnen uitgroeien tot een olifant.

Staatssecretaris Vermeend:

Voorzitter! Het is niet de bedoeling dat wij hier een regeling maken die de budgetten opslokt voor het beleid dat wij met groen beleggen hebben ingezet. Dat kan niet de bedoeling zijn en dat zou ook niet stroken met de achtergrond van de regeling.

Voorzitter! De heer Schutte heeft gesproken over de meerijregeling, de carpoolregeling. De heer Hoogervorst heeft dat ook gedaan, al leek het er meer op dat hij erop heeft geschoten. Ik begrijp de vraag of het allemaal wel nodig is, wel. Dezelfde vraag werd overigens gesteld over telewerken. Er moet wel een werkgever bereid zijn om het geld uit te geven. De werkgevers in dit land kennende, neem ik aan dat men dat serieus overweegt, en dat men wel degelijk een afweging maakt. Ik heb nog nooit een werkgever meegemaakt die zomaar een vergoeding geeft voor een bepaalde activiteit, terwijl niet vaststaat dat die activiteit ook wordt verricht. Ik mag er toch van uitgaan dat men op dat punt buitengewoon verantwoordelijk zal zijn, en dat men er niet op uit is een dergelijke regeling te ondergraven via oneigenlijk gebruik of misbruik. Overigens is al te goed buurmans gek: de overheid moet hier natuurlijk wel greep en zicht op krijgen.

Verder kennen we al een carpoolregeling. Er is niets bijzonders aan de hand. Wat doen we? Wij zijn bezig deze carpoolregeling te vereenvoudigen en effectiever te maken ten opzichte van de bestaande regeling. Wederom dus een positief punt voor deze regeling. Vanuit de praktijk is namelijk gezegd dat de huidige regeling ingewikkeld en onvoldoende effectief is. Als het forfait vervalt, doet men er niet aan mee. Ook in de huidige situatie zijn er inderdaad controleproblemen. Aangezien het bedrijfsleven in het verleden heeft gevraagd het carpoolen te stimuleren, ga ik ervan uit dat datzelfde bedrijfsleven hier belang bij heeft. Ik ga er daarom verder van uit dat het bedrijfsleven hiervan, zoals gezegd, geen oneigenlijk gebruik of misbruik zal maken.

Voorzitter! Ik ben bereid dit punt aan de orde te stellen in de permanente commissie-Van Lunteren, waarin met het bedrijfsleven wordt gesproken over fiscale regelingen en het voorkomen van het creëren van administratieve lasten. Op dit punt heb ik niet al te veel regulering willen voorstellen. Waarom niet? Omdat ik een vrije aannemelijksheidsregeling wilde creëren zonder al te stringente voorschriften, juist om de problematiek van de administratieve lasten te voorkomen.

Ik kan mij goed voorstellen dat de noodzaak bestaat om hierop stringenter toezicht te houden. Dat kan steekproefsgewijs gebeuren. Er kunnen afspraken worden gemaakt met het bedrijfsleven, zonder dat dit leidt tot bureaucratie. Dit is een afweging tussen enerzijds de vraag hoever wordt gegaan met stringente wettelijke voorschriften, die ertoe kunnen leiden dat belangstellenden afhaken, en anderzijds de wens om een dergelijke regeling goed controleerbaar te houden. Daarin moet naar evenwicht worden gezocht. Ik denk dat de nu voorgestelde carpoolregeling in de vereenvoudigde vorm beter kan werken dan de huidige carpoolregeling.

De heer Schutte (GPV):

Kan in het overleg met de commissie-Van Lunteren ook mijn suggestie worden meegenomen om hieraan een schriftelijke overeenkomst ten grondslag te leggen? Dat hoeft natuurlijk geen zware belasting te zijn, want in de praktijk zal het gaan om een modelovereenkomst, die moet worden getekend.

Staatssecretaris Vermeend:

Dit is een van de suggesties die wij bij het werk van de commissie kunnen betrekken. Je moet echter wel zorgen voor een redelijk evenwicht tussen wat wordt gevraagd aan administratieve rompslomp – daar zijn wij niet voor – en de controleerbaarheid. Tegen de heer Hoogervorst zeg ik dat het mogelijk moet zijn om daarin een redelijk evenwicht te vinden dat tegemoetkomt aan zijn kritiek. Ik begrijp, zoals gezegd, best dat hij vraagt of het echt nodig is om carpoolen te bevorderen.

De heer Crone heeft gesproken over particulier natuurbeheer. Voor de vergoeding hebben wij een adequate regeling getroffen. Ik heb veel waardering voor de complimenten die wij hebben gekregen van de CDA-fractie. Wij moeten ons echter wel realiseren dat het bij groen beleggen niet zozeer gaat om natuurprojecten van particulieren. Het zou ook buitengewoon moeilijk zijn om een dergelijke regeling te introduceren voor natuurprojecten van puur particuliere omvang. Ik kan mij niet voorstellen op welke wijze je dat zou moeten controleren. Dat is ook niet de achtergrond van de regeling. Ik denk dan ook niet dat wij daaraan zouden moeten beginnen.

Verder heeft de heer Crone gevraagd of er een structuurfout zit in de BPM, omdat de waarde van de airco buiten beschouwing blijft. Ik denk dat hier sprake is van een misverstand, want hier zit volgens mijn medewerkers geen structuurfout in.

De heer Rabbae heeft gesproken over de stallingskosten. Wij hebben het OV-forfait verhoogd met ƒ 200. In feite zit daar ook een tegemoetkoming van de kosten voor de stalling in. Het is echter wel een generieke maatregel die wij hebben getroffen.

Over een verlaagd BTW voor biologische landbouw het volgende. Ook hier zitten wij met de Brusselse problematiek, waar de heer Reitsma over sprak. Wij zitten met het probleem dat de BTW vooral een Brusselse regeling is. Je hebt bepaalde regels waar je je als lidstaat aan moet houden. Je mag niet zonder meer uitzonderingen maken. Dat betekent dat wij gebonden zijn aan de wettelijke regelingen en de richtlijnen die daarvoor gelden en dat wij, als wij een uitzondering willen maken, daarvoor toestemming van Brussel moeten krijgen. Ik heb zojuist al aangegeven dat de geneigdheid binnen Europa om uitzonderingen toe te staan, bijvoorbeeld voor milieuvriendelijke producten, niet groot is. De laatste stand van zaken is dat de hele discussie daarover terugkomt in de Ecofin-raad, die binnenkort plaats gaat vinden. Daar staat het opnieuw op de agenda.

De heer Hoogervorst (VVD):

De staatssecretaris heeft nog niet gesproken over de relatief zuinige auto.

Staatssecretaris Vermeend:

Ik heb daar niet specifiek over gesproken. Het ging u om de criteria. Een van de criteria is de grootte. Wij zijn nu in overleg om daar op een adequate wijze vorm aan te geven, in goed overleg met de branche. Dat overleg moet ik afwachten, maar ik ga ervan uit dat wij er op dat punt in slagen om daar een adequate regeling voor te treffen.

De voorzitter:

Ik zie dat er behoefte is aan een tweede termijn. Ik wil voorstellen om die heel erg kort te houden, want wij lopen al twee uur achter op ons schema. Wij hebben niet alleen verplichtingen tegenover onszelf, maar ook tegenover de Eerste Kamer.

Mevrouw Giskes (D66):

Voorzitter! Wat betreft het groen beleggen en de discussie die dat opriep, viel het mij op dat de heer Reitsma opeens zeer wantrouwend richting de gemeenten wordt. Hij heeft namelijk een motie ingediend, waarbij het vooral aan de gemeenten moet worden overgelaten hoe zij een bepaald bedrag aanwenden, al dan niet voor lastenverlichting. Ik zeg dit op het gevaar af dat ik een discussie oproep.

De voorzitter:

Dat doet u kennelijk.

De heer Reitsma (CDA):

Ik heb geen enkel wantrouwen tegenover de gemeenten. De vraag is alleen of het dubbel moet.

De voorzitter:

Einde discussie.

Mevrouw Giskes (D66):

Dit is wel een wat ruime uitleg.

Wat betreft de negatieve energiebelasting ben ik blij met het antwoord van de staatssecretaris. Wij zullen daar intern nog over doordenken en wellicht komen wij daar te zijner tijd op terug.

Terzake van de ketenkaart ben ik blij met de toezegging dat er heel serieus wordt gekeken naar het weglaten van de bijtelling. De staatssecretaris zei dat wij er binnenkort meer over zouden horen en ik neem aan dat dit ergens in het eerste kwartaal zal zijn.

Het lijkt mij redelijk dat de eerste evaluatie van de BPM-maatregelen over twee jaar plaatsvindt, omdat dit een termijn is waarbinnen bekeken kan worden hoe het werkt.

Wij zijn het er nu kennelijk over eens dat wij de afvalverbrandingsinstallaties niet als duurzame energie moeten zien. Blijft de vraag of wij met deze regeling voldoende hebben geregeld dat het geld dat daardoor niet wordt aangewend, wordt gebruikt voor de ontwikkeling van duurzame energie en de bevordering van een nog efficiëntere verbranding. Als dit niet het geval is, moeten wij het nog eens hebben over het percentage van 50.

Voorzitter! Ik ben blij dat de collega's de energiebedrijven aan de orde hebben gesteld. Kan de staatssecretaris zijn reactie op de vier amendementen schriftelijke vóór morgen aan de Kamer doen toekomen? Ik heb zijn reactie namelijk niet zo gauw kunnen noteren.

De heer Crone (PvdA):

Voorzitter! Ik sluit mij aan bij de dank en waardering voor de antwoorden van de staatssecretaris. Voor de teruggave van energiebelasting hebben wij de definities voor duurzame energie nu niet in een fiscale wet bepaald. De desbetreffende discussie vindt plaats met de minister van Economische Zaken op de plaatsen die daarvoor gebruikelijk zijn en dat hoort ook zo.

Ik ben het met mevrouw Giskes eens dat 10% of 50% mede zal afhangen van het komende convenant over efficiency. Voorts geldt dat de gehele teruggaaf valt onder het beslag dat er een goed convenant moet zijn. Dit was ik in mijn eerste termijn vergeten, dus dat wil ik nu benadrukken.

Ik ben blij dat wij de gang van zaken, ook in de fasering, rond de vennootschapsbelastingplicht nog eens zullen bespreken via een voorhangprocedure. Dit blijft ingewikkeld. Ik denk dat ik per saldo wel moet accepteren dat het kabinet terzake van de goodwill- en precariorechten de lijn volgt die het vaker heeft gevolgd bij de gang van nut naar markt. Op één punt zijn de vragen over de gelijkenis met de telecombedrijven nog niet beantwoord, maar kennelijk komt hier een schriftelijke toelichting op.

Ik heb gevraagd of het particuliere en agrarische natuurbeheer onder de regeling voor groen beleggen valt. Het antwoord van de staatssecretaris was wat onduidelijk. Het gaat om projecten waarbij bijvoorbeeld een agrariër landbouwgrond omzet in grond voor natuurbeheer. Hij moet daar leningen voor kunnen aangaan, waarvoor Kamerbreed steun was tijdens de behandeling van de begroting en het Programma beheer met minister Van Aartsen. Ik mag dan ook aannemen dat er in de ministeriële regeling een nader antwoord van het kabinet komt, maar misschien moet daarover overleg volgen met minister Van Aartsen.

De staatssecretaris heeft geen antwoord gegeven op vragen over de fiets die elektrische ondersteuning heeft, waarschijnlijk omdat hij zelf een fiets heeft die alleen maar op spierkracht werkt. In het woon-werkverkeer zal er voor veel mensen iets meer kunnen gebeuren en ik heb al gezegd hoe succesvol dit in Japan is. Kortheidshalve ga ik hierop in door het indienen van een motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

gelet op de verwachting dat de fiets met elektrische trapondersteuning ("Elobike") het bereik van de fiets aanzienlijk kan verbeteren, met name op iets grotere afstanden woon-werkverkeer;

gelet op het onderzoek dat het kabinet verricht naar het niet laten vallen van de "Elobike" onder de Wet aansprakelijkheid motorrijtuigen (WAM);

verzoekt het kabinet de "Elobike" te laten vallen onder de fiscale regelingen ter bevordering van het fietsgebruik in het woon-werkverkeer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Crone, Giskes, Schutte, Van der Vlies, Van Dijke en Rabbae.

Zij krijgt nr. 12 (25689).

De heer Hoogervorst (VVD):

Voorzitter! Ik vrees dat de staatssecretaris mijn twijfels over de vier punten die ik heb genoemd, niet heeft kunnen wegnemen. Het ging onder meer over de uitbreiding van de groenregeling. Het verhaal over de fietspaden vond ik niet zo heel erg sterk. Er zijn heel veel fietspaden in Nederland en er worden er steeds meer aangelegd, dus het gaat erom welke gemeente er het eerst bij is en wie ervoor in aanmerking komt. Ik vind dat geen goede zaak.

Dat geldt ook voor het groen beleggen in het buitenland. Ik denk dat je alleen al in het Amazonegebied gemakkelijk 100 mld. aan groene projecten kunt wegzetten. Ook daar zal een sterk element van willekeur een rol gaan spelen. Ik vind dat geen goede zaak.

Bij de relatief zuinige BPM dreigt de Kamer akkoord te gaan met iets waarvan wij niet precies weten hoe het eruit gaat zien. Wij blijven daar twijfel over houden. Wij vragen de staatssecretaris of dit bij AMvB kan worden geregeld, zodat de Kamer er nog over kan spreken en het niet bij ministeriële regeling gaat.

Wat betreft de carpoolregeling en het telewerken ben ik de staatssecretaris erkentelijk dat hij ziet dat er grote uitvoeringsproblemen liggen. Hij zegt dat je wel een werkgever moet hebben die bereid is dat geld ervoor uit te trekken. Bij de carpoolregeling is dat niet noodzakelijk het geval, want alle meerijders behouden hun reiskostenforfait en daar hoeft geen werkgever aan te pas te komen. Het is wel mogelijk dat een werkgever die het niet zo nauw neemt, het op een akkoordje gooit met zijn werknemers en het als een onbelaste vergoeding in de secundaire sfeer ziet, zeker als hij het niet goed kan controleren. Om meteen al iets wat je nog moet invoeren, in de commissie-Van Lunteren te gooien, dat vind ik niet zo verschrikkelijk sterk. Ook hiermee hebben wij problemen.

De heer Reitsma (CDA):

Voorzitter! Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording. Ik vind het winst van dit debat dat iedereen zegt dat je met verschillende instrumenten het milieu kunt versterken. Wij moeten daar niet te dogmatisch over denken. Er is ook heel helder naar voren gekomen dat wij bij alle instrumenten, of zij nu fiscaal zijn of anders, de effectiviteit, doelmatigheid en controle onder ogen moeten nemen. Wij moeten ook de moed hebben om "nee" te zeggen, als zij niet voldoen aan die criteria, want anders varen wij blind achter iets wat misschien "in" is, maar waar wij later spijt van krijgen. Dat vind ik winst. Ik vind dat wij die discussie in alle rust en openheid moeten kunnen voeren.

In eerste termijn heb ik al gezegd dat onze fractie heel grote aarzelingen heeft over groen beleggen in het buitenland. Wij vragen de staatssecretaris om er nog eens in te duiken en een rapportage over controle te maken, vermoedelijk komt hij er dan zelf ook achter dat dit niet de verstandigste invalshoek is. Het geld hoeft niet beslist uitgegeven te worden. Als wij ermee instemmen, wil dat nog niet zeggen dat het wordt uitgevoerd. Ik heb er behoefte aan om dit in bredere zin eerst nader in kaart te brengen, misschien ook aan de hand van een paar concrete projecten. Na de discussie over de controle kunnen wij dan nog een ja-neediscussie voeren. Voorlopig blijft het even op de plank liggen, heb ik begrepen, en dat lijkt mij verstandig.

Wij gaan echt de verkeerde kant op door de fiets driedubbel te financieren. Ik roep de staatssecretaris op om dat onder ogen te zien. Er is ergens een grens. Ik vind het opnieuw indienen van de motie van collega Crone over de fiets een mooi symbool hiervan. Er is niets natuurvriendelijker dan dat er geen motor aan een fiets zit. Hij wil nu met een fiscale regeling stimuleren dat er een schoon motortje onder komt. Ik begrijp best dat een bepaalde categorie mensen daar behoefte aan heeft, maar voor die fietsen moeten wij straks een helm hebben. Moeten die helmen ook gesubsidieerd worden? Wij moeten de moed hebben om een grens te trekken, want als wij doorgaan met deze futiliteiten, verkwanselen wij op langere termijn belangrijke fiscale instrumenten om het milieubeleid te stimuleren.

De heer Crone (PvdA):

Voorzitter! Ik zal de laatste zijn die durft te zeggen dat de heer Reitsma het niet wil begrijpen. Die fiets met elektrische ondersteuning is een zeer effectief middel op de langere afstanden waarbij mensen niet op de fiets gaan omdat het te lang duurt. Deze fiets gaat veel sneller. Dat is het voordeel. Hij moet dan ook fiscaal net zo behandeld worden als een gewone fiets. Uit het oogpunt van gelijke fiscale behandeling wil ik een gelijke behandeling van deze fiets in plaats van het omgekeerde. Dat is beter dan de auto. Daarmee moet hij hem vergelijken. Hij weet toch dat de meeste autoritten plaatsvinden tussen 5 en 10 kilometer?

De heer Reitsma (CDA):

Over dat laatste zijn wij het natuurlijk heel snel eens. Alles wat je op de fiets kunt krijgen in plaats van in de auto, is gewoon winst.

De heer Crone (PvdA):

Dan ben ik blij dat de heer Reitsma mijn motie nu steunt.

De heer Reitsma (CDA):

Ik wil nog kort iets zeggen over de evaluatie van carpoolen en telewerken. Kan de staatssecretaris na een halfjaar of een jaar, maar het liefst zo snel mogelijk de Kamer daarover een rapportage toesturen om de zorgen van de VVD-fractie in beeld te brengen?

Staatssecretaris Vermeend:

Voorzitter! Ik vind het jammer dat ik de heer Hoogervorst niet heb kunnen overtuigen. Het wetsvoorstel is veel breder. Hij heeft er enkele kleine elementen uitgehaald. Ik wil niets droppen in de commissie-Van Lunteren. Daarover ben ik het met hem eens. Wij voeren overleg over regelgeving en uitvoeringskwesties. Ik dacht hem tegemoet te komen om met het veld ervoor te zorgen dat de betreffende regelingen goed worden uitgevoerd, in de eerste plaats om administratieve rompslomp te voorkomen en tegelijkertijd zorg te dragen voor een adequate controle zodat voorkomen kan worden wat in de suggestie van de heer Hoogervorst zich zoal in de praktijk kan voordoen: het op een akkoordje gooien. Ik moet overigens nog zien dat dit op grote schaal zal plaatsvinden. Telewerken moet iets meer inhouden dan een vergoeding uitkeren aan je werknemer. Wij moeten dus niet overdrijven.

De heer Reitsma vroeg om een evaluatie teneinde de heer Hoogervorst over de streep te trekken. Ik bedank hem voor die poging en zeg hem die evaluatie graag toe. Wij moeten natuurlijk wel eerst een jaar afwachten. Ik ben bereid, als wij na een jaar voldoende gegevens hebben, een evaluatierapport op te stellen om te zien hoe de regeling werkt. Als zij niet werkt, dan kappen wij ermee, zoals de heer Reitsma al zei. Dat zeg ik hierbij toe.

De heer Hoogervorst heeft gevraagd of de criteria voor de zuinige auto bij AMvB kunnen worden opgesteld. Het voorstel was om dat bij ministeriële regeling te doen. Om een nota van wijziging in te dienen is ook weer zo vervelend. Daarom ben ik bereid, de concept-ministeriële regeling aan de Kamer aan te bieden. Als de Kamer de behoefte heeft daarover van gedachten te wisselen, zullen wij dat eerst doen. Een ruimere toezegging kan ik op dat punt niet doen.

De heer Crone heeft een vraag gesteld over de fiets. Wij hebben al een fietsregeling. De vraag is of de Elobike onder het begrip fiets valt. De heer Kamp heeft daarover vragen gesteld. Wij hebben dus al een fiscaal fietsbeleid. Daarvoor gelden bepaalde criteria, zoals een bepaalde prijs. Ik weet niet wat die Elobike kost, maar als hij als fiets kan worden beschouwd en hij voldoet aan de betreffende criteria, kan hij in het kader van de gelijkheid onder de regeling vallen.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, morgen te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven