Aan de orde is het onderzoek van de geloofsbrieven van twee benoemde leden en de beëdiging van deze twee benoemde leden.
De tijdelijke voorzitter:
Thans gaan wij over tot het onderzoek van de geloofsbrieven van de benoemde leden der Kamer, de heer M.J.L. Goossen en de heer N.K. Koffeman. Zoals vorige week aan de Kamer gemeld, kon van deze leden het geloofsbrievenonderzoek nog niet eerder worden verricht.
Ik deel aan de Kamer mee dat door mij zijn benoemd tot leden van de commissie tot onderzoek van de geloofsbrieven: mevrouw S.M. Kluit als voorzitter, en de heer D.J.H. van Dijk en de heer H.J.J. Talsma beiden als lid.
Ik deel aan de Kamer mede dat de reeds ingekomen missiven van de voorzitter van het centraal stembureau en de geloofsbrieven van de heer M.J.L. Goossen en de heer N.K. Koffeman inmiddels in handen zijn gesteld van de commissie tot onderzoek van de geloofsbrieven.
Dan schors ik de vergadering voor een kort ogenblik om de commissie tot onderzoek van de geloofsbrieven de gelegenheid te geven haar onderzoek af te ronden. Ik verzoek de leden op hun plaats te blijven.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De tijdelijke voorzitter:
Ik heropen de vergadering en geef het woord aan mevrouw Kluit, voorzitter van de commissie tot onderzoek van de geloofsbrieven, voor het uitbrengen van rapport.
Mevrouw Kluit:
Dank, voorzitter. De commissie die de geloofsbrieven van de benoemde leden van de Kamer heeft onderzocht, heeft de eer te rapporteren dat de geloofsbrieven en de daarbij ingevolge de Kieswet overgelegde bescheiden van de volgende personen in orde zijn bevonden: de heer M.J.L. Goossen te Melick en de heer N.K. Koffeman te Vierhouten.
Het rapport van de commissie is neergelegd ter Griffie ter inzage voor alle andere leden. Dit is namens de heer Talsma, de heer Van Dijk en mijzelf.
De tijdelijke voorzitter:
Ik dank mevrouw Kluit voor het uitbrengen van het rapport en de commissie voor het verrichten van haar taak.
Ik stel aan de Kamer voor het advies van de commissie te volgen en het rapport in de Handelingen te doen opnemen.
(Het rapport is opgenomen aan het eind van deze editie.)
De tijdelijke voorzitter:
Ik verzoek de Griffier de heer Goossen en de heer Koffeman binnen te leiden.
(De heren Goossen en Koffeman worden binnengeleid door de Griffier.)
De tijdelijke voorzitter:
Dan gaan we nu over tot het afleggen van de eed dan wel verklaring en belofte. Ik verzoek alle leden te gaan staan.
"Ik zweer / verklaar dat ik, om tot lid van de Staten-Generaal te worden benoemd, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.
Ik zweer / verklaar en beloof, dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.
Ik zweer / ik beloof trouw aan de Koning, aan het Statuut voor het Koninkrijk en aan de Grondwet.
Ik zweer / ik beloof dat ik de plichten die mijn ambt mij oplegt getrouw zal vervullen."
U zegt "zo waarlijk helpe mij God almachtig" dan wel "dat verklaar en beloof ik". Indien u de eed aflegt, steekt u de twee voorste vingers van uw rechterhand aaneengesloten op.
De heer Goossen legt in handen van de tijdelijk Voorzitter de bij de wet voorgeschreven eed af en de heer Koffeman de bij de wet voorgeschreven verklaring en belofte.
De tijdelijke voorzitter:
Ik wens ook u van harte geluk met uw benoeming en installatie en verzoek u de presentielijst te tekenen, waarna u kunt plaatsnemen in de bankjes.
Na afloop van deze openbare vergadering is er tot 15.30 uur gelegenheid voor persoonlijke gelukwensen in de binnentuin. Dank u wel.