Aan de orde is de beëdiging van de heer J. Walsma.

De voorzitter:

Ik deel aan de Kamer mede, dat door mij zijn benoemd tot leden van de commissie tot onderzoek van de geloofsbrief van het benoemde lid der Kamer de heer J. Walsma: de heren De Beer (voorzitter), Van den Berg en Van Eekelen.

Ik deel aan de Kamer mede, dat de ingekomen missives van de voorzitter van het Centraal Stembureau en de geloofsbrief van de heer Walsma inmiddels in handen zijn gesteld van de commissie tot onderzoek van de geloofsbrief.

Het is mij gebleken, dat de commissie haar taak reeds heeft verricht. Ik geef derhalve het woord aan de heer De Beer, voorzitter van de commissie tot onderzoek van de geloofsbrief van de heer Walsma, tot het uitbrengen van het rapport.

De heer De Beer (voorzitter der commissie):

De commissie, welke de geloofsbrieven van het benoemde lid van de Kamer de heer J. Walsma heeft onderzocht, heeft de eer te rapporteren, dat de geloofsbrieven en de daarbij, ingevolge de Kieswet, overgelegde bescheiden in orde zijn bevonden.

Het rapport van de commissie is neergelegd ter griffie, ter inzage voor de leden.

De commissie adviseert de Kamer om de heer Walsma als lid van de Kamer toe te laten.

De voorzitter:

Ik dank de heer De Beer voor het uitbrengen van het rapport en de commissie voor het verrichten van haar taak. Ik stel aan de Kamer voor het advies van de commissie te volgen en het rapport in de Handelingen te doen opnemen.

Daartoe wordt besloten.

(Het rapport is opgenomen aan het eind van deze editie.)1

De voorzitter:

De heer Walsma is in het gebouw der Kamer aanwezig.

Ik verzoek de griffier, hem binnen te leiden.

Nadat de heer Walsma door de griffier is binnengeleid, legt hij in handen van de voorzitter de bij de wet voorgeschreven eden af.

De voorzitter:

Ik wens u geluk met uw benoeming en verzoek u, in ons midden plaats te nemen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

De ingekomen stukken staan op een lijst, die in de zaal ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan, dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

(Deze lijst is, met de lijst van besluiten, opgenomen aan het eind van deze editie.)

De voorzitter:

Aangezien voor het voornemen tot het sluiten van verdragen, de verschillende verdragen die ter stilzwijgende goedkeuring zijn voorgelegd en de algemene maatregelen van bestuur die zijn voorgehangen en gedrukt onder de nrs. 23908 (R1519), nr. 47, 27268, 27270, 27271, 27272, 27277, 27279 (R1661), 27280, 27281 (R1662), 27284, 27288 (R1663), 27294, 27296, 27421, 27434, 27438 (R1664), 27439 (R1665), 27440 (R1666), 27446, 27447, 27452 en 27463 de termijn is verstreken, stel ik vast dat wat deze Kamer betreft aan uitdrukkelijke goedkeuring van dit voornemen, deze verdragen en algemene maatregelen van bestuur geen behoefte bestaat.

Naar boven